naar homepage


De strijd aan de Hindenburglinie bij Bullecourt in april-mei 1917

Australiërs vochten als leeuwen maar werden geleid door Britse ezels

d
oor Eric R.J. Wils

Bullecourt is een dorp ten zuidoosten van de stad Arras. In 1917 was het dorp ingebouwd in de Duitse Hindenburglinie en werd deze stelling daar aangevallen door Australische troepen in het Britse leger als onderdeel van het geallieerde voorjaarsoffensief. Bullecourt is niet het bekendste strijdtoneel van de Eerste Wereldoorlog, maar wel een die diepe sporen heeft nagelaten in de Australische belevenis van die oorlog door het geblunder van de Britse legerleiding. Een voorbeeld bij uitstek van het later bedachte gezegde dat de Britten vochten als leeuwen maar geleid werden door ezels. 1) Of specifieker geformuleerd: de Australiërs vochten hier als leeuwen maar werden geleid door Britse ezels.

Inhoudsopgave
De Australian Imperial Force (AIF)
Australiërs aan het Westelijk Front
Het drama van Fromelles in 1916
De strijd bij Bullecourt in 1917
De aanval op Bullecourt van 11 april 1917
De Duitse tegenaanval op 15 april 1917
De tweede slag om Bullecourt van 3-17 mei 1917
Monumenten in Bullecourt
De begraafplaatsen rond Bullecourt
De AIF na Bullecourt
Geraadpleegde literatuur
Noten

De Australian Imperial Force (AIF)2)  
Op 25 april 1915 nam de Australian Imperial Force (AIF) voor het eerst deel aan de strijd in de Eerste Wereldoorlog door te landen op de kust van Gallipoli als onderdeel van een geallieerde troepenmacht. Samen met een divisie uit Nieuw-Zeeland vormden de Australische troepen het Australian and New Zealand Army Corps (ANZAC) binnen het Britse leger. En met de afkorting Anzacs zouden ze geschiedenis schrijven.

De reputatie van de Australische soldaten werd in Gallipoli gevestigd als stoere kerels en onverschrokken vechters, maar zonder enige vorm van militaire discipline. De Anzac-mythe was geboren die tot de dag van vandaag wordt gekoesterd.3)
Het dragen van die slappe vilten hoed (‘slough hat’) droeg daar ook al toe bij.

De Anzacs, Aussies of Diggers hebben duidelijk sympathie verworven. Zeker in landen als Nederland, die wars zijn van militaire tradities, vindt anti-autoritair gedrag een gewillig oor. Ze hebben dan ook onevenredig veel aandacht gekregen, meer dan de Nieuw-Zeelanders en het Canadese Korps of laat staan vijf willekeurige divisies gerekruteerd van de Britse eilanden. Canada was net als Australië een belangrijke dominion in het Britse Rijk en leverde een nog grotere bijdrage aan het Britse leger.
 
Een vrolijke groep Australiërs van de 2e divisie in Frankrijk in 1916

Maar de zwakte van de AIF was dat het in de eerste fase van de oorlog nauwelijks een goed kader aan officieren en onderofficieren had. Zonder bekwame leiding zijn goede vechters nog geen efficiënte soldaten. De hoogste officieren van de AIF waaronder de commandant, generaal William Birdwood, waren Britten.4)

Dit leidde tot spanningen die wellicht voorkomen hadden kunnen worden als Australië voor de oorlog beschikt had over een eigen beroepsleger met een officierskorps. Daar kwam nog bij dat de wel beschikbare Australische officieren veelal het product waren van een Britse opleiding.

Dit legde de kiem voor de nog altijd geuite bewering dat veel Australische soldaten gesneuveld zijn door onbekwaamheid van hun Britse officieren. Dat is zeker waar, maar dat is ook vele Britse soldaten overkomen. Het Britse beroepsleger was in 1914 relatief klein. Het officierskorps was hiërarchisch ingesteld en hield er bovendien verouderde opvattingen op na. De uitbreiding naar het benodigde miljoenenleger betekende dat nogal eens onbekwame officieren naar de top doorstroomden.

Na het debacle van Gallipoli werd de AIF in maart-april 1916 naar Frankrijk gestuurd. Op 25 april 1916 defileerden een kleine 2.000 Australiërs en Nieuw-Zeelanders door de straten van Londen ter herinnering aan hun deelname aan de oorlog. De jaarlijkse traditie van Anzac Day was geboren en zou uitgroeien tot een Australische nationale herdenkingsdag. Daar werd later allerlei symboliek aan toegevoegd als de geboortedag van de eigen natie los van het Britse moederland.

Grote groepen Australiërs leerden door contacten met de Britten tijdens de oorlog dat ze toch wel wat van hen verschilden en dat de Britten geen superwezens waren. En die ervaringen hebben zeker bijgedragen aan het streven naar een grotere onafhankelijkheid.

Door nieuwe rekrutering in Australië werd de sterkte van de AIF in 1916 opgevoerd tot vijf divisies. Allemaal vrijwilligers, want aan dienstplicht wilden de Australiërs niet meedoen. Maar de Australische politici bleven de Britse oorlogspolitiek krachtig ondersteunen indachtig de uitspraak van de Australische premier Andrew Fisher in september 1914: ‘To the last man and the last shilling’.

Drie divisies vormden het Anzac I Corps en de twee andere met de Nieuw-Zeelandse divisie het Anzac II Corps. Tot het einde van de oorlog zouden die aan het Westelijk Front vechten. En een eigen soldatenblad uitbrengen want humor en zelfspot hielp ook de Aussies de frontellende te ondergaan.
 
Titelblad van The Australian Soldiers’ Magazine

Op een bevolking van 4.7 miljoen mensen (in 1914) zouden er in totaal 416.000 Australiërs vrijwillig dienst nemen in de Eerste Wereldoorlog. Daarvan dienden er 324.000 buiten het land aan het Westelijk Front en in het middenoosten. In totaal zijn er 60.000 Australiërs gesneuveld, waarvan 45.000 aan het Westelijk Front.5 Procentueel gezien liggen de Australische verliezen van de ingezette manschappen hoger dan die van Groot-Brittannië of Canada.6)

Australiërs aan het Westelijk Front
Als onderdeel van het Britse leger namen de Australiërs deel aan de grote veldslagen van het Britse leger aan het Westelijk Front zoals de slag aan de Somme in 1916 en de derde slag om Ieper in 1917. Hun grootste successen boekten ze in de zomer van 1918 tijdens de zogenoemde tweede slag aan de Somme met name bij Le Hamel en Villers-Bretonneux. Vlakbij die laatste plaats staat dan ook hun nationale monument aan het Westelijk Front. Maar aan die successen waren magere jaren voorafgegaan.
 
Plaatsen waar de Australiërs vochten aan het Westelijk Front

De bitterste nederlagen leden ze in twee Franse dorpen namelijk bij Fromelles in juli 1916 en bij Bullecourt in de periode april/mei 1917. Bullecourt moet daarbij gezien worden als het absolute dieptepunt, omdat het eigenlijk een herhaling was van wat een jaar daarvoor bij Fromelles was gebeurd.

In beide dorpen zijn er tastbare herinneringen aan de Australische strijd te zien, maar discussies over die gevechten roepen nog altijd sterke emoties op. ‘Killed by British incompetence’ is daarbij niet van de lucht wijzend naar de falende Britse legerleiding. In de officiële toespraak die de Australische premier hield tijdens de begrafenisdienst voor de Australische onbekende soldaat te Canberra in 1993 is het woord ‘British’ beleefdheids-halve maar weggelaten in de zinsnede ‘more often than not by military and political incompetence’.7)


De Australische militair-historicus John Laffin vatte al zijn bezwaren tegen die Britse slagers en knoeiers samen in een vlammende aanklacht gepubliceerd in een boek onder de titel ‘British butchers and bunglers of World War One’. Zijn pijlen richtten zich vooral op veldmaarschalk Douglas Haig maar ook de legercommandanten zoals generaal Hubert Gough van het Britse reserveleger (later het Vijfde Leger) krijgen er van langs.

Het drama van Fromelles in 1916
Op 19 juli 1916 werd de Australische 5e divisie bij Fromelles bevolen de versterkte Duitse positie genaamd Sugar Loaf in te nemen. De bedoeling van de aanval was Duitse troepen te binden zodat die niet naar het Sommefront werden gestuurd. De actie was onnodig, slecht voorbereid en werd een complete ramp.

De Australiërs moesten zich de volgende dag terugtrekken en hadden 5533 doden en gewonden te betreuren.8)
Het eerste trauma was geboren, dat nog verstrekt werd doordat in de ogen van de Australiërs de Britse 61ste divisie hen in de steek had gelaten.

Het slagveld van Fromelles kwam in het jaar 2008 uitgebreid in het nieuws omdat er een nieuw massagraf was gevonden en getracht wordt de opgegraven stoffelijke resten van de soldaten te identificeren. In het Australian Memorial Park te Fromelles staat een van de Australische iconen van de oorlog: het Cobbers Statue van de Australische beeldhouwer Peter Corlett.9)
Een soldaat draagt zijn gewonde medesoldaat (‘cobber’) op zijn schouder van het slagveld weg. Het sterke gevoel van kameraadschap (‘mateship’) is ook een deel van de Anzac-mythe.
 
Het Cobbers Statue in het Australian Memorial Park te Fromelles

Na Fromelles was het de buurt aan de Australische 1e, 2e en 4e divisies bij Pozières in juli/augustus 1916 als onderdeel van de slag aan de Somme. Ze opereerden in het Britse reserveleger van generaal Hubert Gough en moesten de Britse frontlijn verder uit bouwen. Het kostte de divisies 23.000 man aan doden en gewonden in de zes weken vechten om voorbij Pozières te komen. De totale Britse verliezen in de slag van de Somme zouden oplopen tot een ‘Butchers’ bill’ van ongeveer 420.000 man.

De Australiërs konden de rest van het jaar hun wonden likken en weer op sterkte worden gebracht. De rampen van 1916 zouden zich echter in 1917 herhalen te beginnen bij Bullecourt.

De strijd bij Bullecourt in 1917
Tijdens het Brits-Franse regeringsoverleg aan het einde van 1916 was een gezamenlijk voorjaarsoffensief afgesproken. De Franse troepen zouden aanvallen bij de Chemin des Dames en de Britten bij Arras. De Britten startten hun offensief op 9 april 1917 en het Canadese korps, behorend tot het Britse Eerste Leger, veroverde de strategisch belangrijke heuvelrug Vimy Ridge. Het Britse Derde Leger trok op ten noorden en ten zuiden van de rivier de Scarpe en had in de eerste dagen van het offensief eveneens succes.

In het aanvalsplan was ook een rol ingeruimd voor het Britse Vijfde Leger van generaal Hubert Gough dat ten zuiden van de weg Arras-Cambrai stond. Een aanval op de zuidkant van de Hindenburglinie zou de hoofdaanval van het Derde Leger langs de Scarpe ondersteunen. De verwachting was dat de linie bij Bullecourt minder sterk was. Bovendien zouden tanks door de prikkeldraadversperringen breken en hoefde, in de optimistische plannenmakerij, de infanterie slechts te volgen.

Dat de Australiërs geen ervaring hadden in een operatie met tanks, noch er ooit mee hadden geoefend, speelde kennelijk geen rol. Generaal William Birdwood, de commandant van de Anzacs, had zo zijn bedenkingen bij het plan maar die werden door Gough weggewuifd. Birdwood kon een bevel niet weigeren maar durfde gewoon niet genoeg tegengas te geven, ondanks het gebeuren bij Fromelles een jaar daarvoor. Hij bleef als Brit afhankelijk van de Britse legerleiding voor eventuele promoties.
 
Kaart van Bullecourt met de situatie op 10 april 1917

De strijd bij Bullecourt werd uitgevochten in drie periodes. Op 11 april 1917 werd door de Australische 4de divisie een aanval geplaatst. Op 15 april 1917 voerden de Duitsers een tegenaanval uit. Van 3-17 mei 1917 werd langdurig gevochten en die periode staat bekend als de tweede slag om Bullecourt.

De aanval op Bullecourt van 11 april 1917
De voorbereidingen voor de aanval verliepen verre van optimaal. De wegen naar Bullecourt waren vernield tijdens de Duitse terugtrekking op de Hindenburglinie. Artillerie en voorraden konden met moeite naar voren worden gebracht. Langdurende inleidende bombardementen om de prikkeldraadversperringen kapot te schieten konden daardoor niet plaatsvinden. De tanks moesten daar maar voor zorgen. De aanval werd vastgesteld voor 10 april.

In de nacht van 10 april werd Bullecourt gebombardeerd en tevens beschoten met gasgranaten met behulp van de Livens-projectoren. De geplande aanval om 04.30 uur in de ochtend van 10 april kon echter niet doorgaan. De beschikbare 12 Mark II tanks waren niet op tijd gearriveerd door het slechte weer met onder meer sneeuwval. De aanval werd daarom uitgesteld tot de volgende ochtend van 11 april.

Eén tank had het inmiddels begeven en de rest bleek tijdens de aanval op 11 april uiterst kwetsbaar. Ze waren nog niet allemaal goed gepositioneerd toen de aanval om 04.45 uur begon, werden vervolgens uitgeschakeld door Duits geschut of kwamen vast te zitten in het terrein. De rapporten over wat er precies met de tanks gebeurde zijn niet eensluidend, maar slechts een tank slaagde er in door de prikkeldraadversperring te komen.
 
Duitsers bij een vernielde Britse tank op het slagveld van Bullecourt

Zonder een beschermende artilleriebarrage kregen twee brigades (de 4e en de 12e) van de Australische 4e divisie om 04.45 uur in de donkere, ijskoude ochtend het bevel aan te vallen. Ze slaagden er in een deel van de Hindenburglinie aan de oostkant van Bullecourt te veroveren. Maar daar bleef het bij.

Door geconcentreerd Duits machinegeweergeschut over het niemandsland konden geen versterkingen aangevoerd worden. Een Duitse tegenaanval van de 27ste (Württemberg) divisie heroverde de linie en om 12.30 uur was het gevecht over.

De Australiërs kregen bij de aanval geen artilleriesteun. Er waren onjuiste berichten dat een deel van hen doorgebroken was en dat zou vuur op eigen troepen hebben betekend. Het grote probleem van de slechte communicatie op het slagveld werd weer pijnlijk duidelijk.

De Australische verliezen waren hoog en bedroegen ruim 3000 man (dood, gewond of vermist). De 4e brigade werd vrijwel vernietigd. De Duitsers namen 28 officieren en 1142 mannen gevangen, die omsingeld en zonder munitie, zich hadden moeten overgeven. De Duitse verliezen waren met ongeveer 750 man relatief licht.

De Britse 62e (West Riding) divisie die ten westen van Bullecourt op 11 april zou optrekken kwam nauwelijks in actie. Zij zouden volgens het plan pas aanvallen als de Australiërs in Bullecourt waren.

De Australiërs hadden dus wel gegronde redenen om te klagen: een veel te haastig in elkaar gezet plan om in de pas te lopen met de aanval van het Derde Leger bij Arras op 9 april, tanks die niet functioneerden en hun belofte niet waarmaakten, geen artilleriesteun bij de aanval en tenslotte het gevoel dat ze het weer alleen hadden moeten opknappen.

De eerste slag om Bullecourt werd opnieuw een voorbeeld van hoe een aanval niet moest worden uitgevoerd. De totaal mislukte aanval bij Fromelles op 19 juli 1916 had zich min of meer herhaald. ‘Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen’ luidt een Nederlands spreekwoord, Britse ezels deden dat kennelijk wel.

De Duitse tegenaanval op 15 april 1917
De Duitse aanval richting Noreuil en Lagnicourt op 15 april 1917 kan als een preventieve aanval beschouwd worden. De Duitsers verrasten de Australiërs van de 2e divisie, die op 13 april de Australische 4e divisie - of beter wat daar nog van over was - hadden afgelost. Het was meer een raid om de Britten duidelijk te maken dat ze nog lang niet verslagen waren. Op het einde van de dag trokken de Duitsers weer terug in hun veilige stellingen van de Hindenburglinie.

De tweede slag om Bullecourt van 3-17 mei 1917
Generaal Gough gaf het echter niet op om te proberen Bullecourt te veroveren. De slag veranderde in een typisch loopgravengevecht zoals er zovele werden uitgevochten. Aanval en tegenaanval werden uitgevoerd en gevechten om iedere meter grond vonden plaats.

Zware artillerie werd aangevoerd en Bullecourt en de omringende dorpen werden vanaf 20 april 1917 systematisch platgebombardeerd. De Duitsers doorstonden dit bombardement in de diepe bunkers van hun Hindenburglinie.
 
Australische artilleriewaarnemers bij Bullecourt in april 1917

Op 3 mei begon een nieuwe aanval uitgevoerd door de Australische 2e divisie en de Britse 62e (West Riding) divisie onder een beschermende artilleriebarrage. De 62e divisie kreeg de steun van acht tanks. Gezien de ervaring op 11 april zagen de Australiërs daar vanaf, maar ook de samenwerking van de 62e divisie met de tanks was geen succes. Wel slaagden zes tanks er in terug te komen naar de eigen linie. Bullecourt was echter nog steeds niet ingenomen.

Nieuwe divisies werden naar voren gebracht, de Britse 7e divisie en de Australische 1e en 5e divisies, en tenslotte werd op 17 mei het dorp Bullecourt veroverd. De Australiërs en de Britten hadden uiteindelijk een deel van de eerste twee loopgravengordels van de Hindenburglinie in handen gekregen. Zonder enig tactisch of strategisch voordeel.

De verliezen van de vier Australische divisies (de 1e, 2e, 4e en 5e) die bij Bullecourt werden ingezet bedroegen ongeveer 10.000 man (dood, gewond of vermist). Daarbij moet echter worden aangetekend dat er tevens drie Britse divisies (de 7e, 58e en 62e) in de strijd geworpen werden die een verlies van ongeveer 4.000 man (dood, gewond of vermist) leden.

De Britse krant The Times van 18 mei 1917 kopte in een kolom: ‘All Bullecourt British. Won after 15 days’ fighting. Stubbornly defended village.'10)
In een rapport van de Britse 58e (London) divisie, die de ruïnes van Bullecourt na de strijd uiteindelijk bezette, werd de situatie beschreven als: ‘By this time Bullecourt and its surroundings had become a veritable charnel house; dead bodies and dead mules lying around in hunderds, and the place so offensive that it was a question whether it could be retained.'11)  
 
Kaart van een deel van de Hindenburglinie rond Bullecourt met loopgraafgordels

De veroverde Bovis Trench boven Bullecourt (zie kaart hierboven) werd de nieuwe frontlijn tot maart 1918 toen het Britse leger zich moest terugtrekken tijdens het Duitse voorjaarsoffensief. Die voorspelling dat de positie moeilijk houdbaar was, kwam derhalve uit.

Monumenten in Bullecourt
In en rond Bullecourt staat een aantal monumenten die herinneren aan de strijd rond het dorp. Wat opvalt is dat ze pas in de laatste decennia van de 20e eeuw zijn opgericht. De oude spoorlijn aan de zuidkant van het dorp, waar de Australiërs op 11 april 1917 hun aanval begonnen, is opgeheven. Het tracé is nu een wandelpad ‘Sentier des Australiens’ geworden.

Midden in het dorp voor de kerk staat het Slouch Hat Memorial opgericht in 1981 door de Franse organisatie Souvenir Français. Behalve de karakteristieke Australische vilthoed worden de emblemen getoond van de vier Australische (1e, 2e, 4e en 5e) en de drie Britse divisies (7e, 58e en 62e) die hier gevochten hebben. Ernaast ligt een stuk rupsband van een tank.
 
Het Slouch Hat Memorial bij de kerk van Bullecourt

Niet ver van de kerk in de Rue d’Arras is het kleine privé-museum (Musée 14-18) van Jean Letaille, oud-burgemeester van het dorp, gevestigd. Er zijn diverse vondsten van het slagveld te zien waaronder onderdelen van de ingezette tanks. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de Australiërs in de vorm van allerlei informatie die aan de muren hangt.12)
 
Jean Letaille en een Anzac in zijn museum in Bullecourt

De loopgravengordels van de Hindenburglinie liepen ten noorden en zuiden van het dorp. Aan de oostkant van het dorp, in de Rue des Australiens, werd op 25 april 1992 ter gelegenheid van de 75e herdenking van de strijd bij Bullecourt een nieuw herinneringspark ingewijd door het Australian Department of Veteran Affairs. Het is een van de plaatsen waar jaarlijks Anzac Day wordt herdacht in Frankrijk.

Centraal in het kleine park is een beeld van een stoere Digger die tussen de twee voormalige loopgraafgordels staat. Het beeld werd vervaardigd door de beeldhouwer Peter Corlett die ook het Cobbers Statue in Fromelles maakte. Hij had een sterke persoonlijke band omdat zijn vader Kenneth Corlett had deelgenomen aan de strijd bij Bullecourt.
 
De Digger van Bullecourt

Buiten het dorp richting het oostelijk gelegen kruispunt Six Cross Roads staat langs een holle weg, die parallel liep aan een loopgraafgordel van de Hindenburglinie, het Cross Memorial. Dit gedenkteken werd eveneens opgericht door de Souvenir Français. Het herdenkt de 2.423 Australische officieren en andere rangen die bij Bullecourt sneuvelden en die geen bekend graf hebben. Aan dit uit 1982 daterende kleine monument zijn ook persoonlijke plaquettes bevestigd.
 
Het Cross Memorial buiten Bullecourt

De begraafplaatsen rond Bullecourt
Ondanks het feit dat Bullecourt het centrum van de strijd was werd er geen Britse militaire begraafplaats ingericht. De Australiërs en Britten die sneuvelden tijdens de gevechten bij Bullecourt in april-mei 1917 liggen op begraafplaatsen rond Bullecourt. Twee daarvan zijn Noreuil Australian Cemetery en Quéant Road Cemetery.

Noreuil Australian Cemetery is een relatief kleine begraafplaats die begin april 1917 werd begonnen en waar 244 gesneuvelden liggen. De meeste daarvan zijn Australiërs.
Noreuil was de plaats van hevige gevechten tussen de Australiërs en de Duitsers tijdens de Duitse tegenaanval vanuit Bullecourt op 15 april 1917. Australische gesneuvelden van die gevechten liggen hier begraven.

Quéant Road Cemetery is de grootste begraafplaats in dit gebied gelegen buiten het dorp Quéant. Er lagen oorspronkelijk slechts 71 graven, maar na het einde van de oorlog werd de Quéant Road Cemetery een verzamelbegraafplaats. Er liggen nu 2.377 gesneuvelden, waarvan 1.441 onbekenden. Van de 2.377 zouden er 995 Australiërs zijn. Daaronder de gesneuvelden van de Australische 4e divisie uit de eerste slag bij Bullecourt op 11 april 1917.
 
Het graf van sergeant J.J. White

In 1994 werd het stoffelijk overschot gevonden van sergeant John (‘Jack’) James White van het 22e bataljon van de Australische 2e divisie. In het Musée 14-18 is het verhaal over hem te lezen. Het lichaam werd teruggevonden door een ploegende boer op een akker vlakbij het Digger monument in Bullecourt. Zijn identiteitsplaatje was nog leesbaar.

Jack White nam dienst in februari 1916 en sneuvelde op 29-jarige leeftijd op 3 mei 1917 tijdens de eerste dag van de tweede slag om Bullecourt. In 1917 opgegeven als vermist werd zijn naam gegraveerd op het Australische monument voor de vermisten in Villers-Bretonneux.

Op 11 oktober 1995 werd Jack White op Quéant Road Cemetery met militaire eer begraven. Zijn dochter Myrle, geboren in 1915, woonde op 80-jarige leeftijd de begrafenis bij.
Op de grafsteen staat de inscriptie: “Deep peace of the quiet earth so far from the land that gave your birth.”

‘Zover van huis gesneuveld’ was ook een persoonlijk trauma voor de families van de Australische soldaten, die zelden de overtocht konden betalen om het graf van hun man, broer of zoon te bezoeken.

De Australian Imperial Force na Bullecourt
Na het beëindigen van het geallieerde voorjaarsoffensief in mei 1917 wendde Douglas Haig zijn steven naar Vlaanderen. Troepen van het gehele Britse Rijk werden hier in de tweede helft van 1917 tijdens de derde slag bij Ieper in de strijd geworpen om een doorbraak te forceren. Het kostte weer minstens 250.000 Britse slachtoffers voor nog geen tien kilometer terreinwinst. Wat niet gelukt was tijdens de maandenlange slag aan de Somme in 1916, mislukte ook bij Ieper.

De enige van de vijf Australische divisies die niet bij Bullecourt was ingezet was de 3e divisie onder leiding van de Australische generaal-majoor John Monash, wiens ster in 1918 zou rijzen. De Australische 3e divisie vocht mee in de mijnenslag van Mesen in juni 1917 die als voorbereiding gold voor het grote Britse offensief in Vlaanderen.

De andere Australische divisies zouden pas in september 1917 aan de Meenseweg en bij Polygon Wood in het strijdperk treden. Maar aan het Canadese korps werd de twijfelachtige eer gegund in de laatste fase de opmars naar Passendale te bevechten.

Na het Duitse voorjaarsoffensief in 1918, waarbij het Britse Vijfde Leger de grootste klappen kreeg, werd generaal Hubert Gough van zijn commando ontheven. Haig had een zondebok nodig en de wellicht grootste Britse ezel moest vertrekken.

De trouwe generaal Birdwood kreeg zijn positie en Monash werd in mei 1918 gepromoveerd tot luitenant-generaal en tot commandant van alle Australiërs. In navolging van de Canadezen werd besloten tot de vorming van een apart Australisch korps, dat als een eenheid zou gaan vechten.

Er wordt in de Britse literatuur regelmatig gesproken van de ‘learning curve’, het leerproces dat het Britse leger moest ondergaan om de Duitsers uiteindelijk te overwinnen. De aanstelling van Monash kan zeker gezien worden als exponent van die leercurve. Hij was iemand die veldslagen zorgvuldig voorbereidde en de beschikbare legeronderdelen – infanterie, artillerie, tanks en vliegtuigen – goed wist te coördineren. Geen haastig in elkaar gezette plannen meer zoals bij Bullecourt, maar een gedegen voorbereiding.

Het maakte dat de Australische vechters nu ook een efficiënte strijdmacht vormden. Het Australische korps zou tijdens het geallieerde eindoffensief vanaf augustus 1918 tot de beste Britse troepen gaan behoren. Daar zijn de Australiërs nog altijd behoorlijk trots op en verzacht de opgelopen trauma’s van de strijd bij Fromelles en Bullecourt. ‘The Aussies have done it, mate!’

Geraadpleegde literatuur
  E.M. Andrews, The Anzac illusion, Anglo-Australian relations during Word War I, Cambridge, 1993.
Graham Keech, Bullecourt, Battleground Europe Series on Arras, London, 1999.
  John Laffin, British butchers and bunglers of World War One, Godalming, Surrey, 1998.
Mat McLachlan, Walking with the Anzacs, A guide to Australian battlefields on the Western Front, Sydney, 2007. Part IV: Hindenburg Line.

Noten
[1] Volgens James Hayward is die uitspraak bedacht door de Britse historicus Alan Clark. Zie: James Hayward, Mythen en legenden van de Eerste Wereldoorlog, Soesterberg, 2008, p. 185.
[2] De Official History of Australia in the War of 1914–1918, geschreven door de oorlogscorrespondent en historicus Charles Bean, omvat 12 delen met meer dan 1000 pagina’s. De tekst is gedigitaliseerd door het Australian War Memorial, http://www.awm.gov.au/histories/first_world_war/.
[3] Martin Kraaijestein en Paul Schulten, Het epos van Gallipoli, Soesterberg, 2009. Hoofdstuk 2. De Anzacmythe: Australiërs en Nieuw-Zeelanders.
[4] Australië was ten tijde van de Eerste Wereldoorlog een onderdeel van het Britse Rijk, dus Australiërs waren ook Britten. Voor de duidelijkheid van dit verhaal wordt uitgegaan van de huidige staatskundige situatie met een zelfstandige staat Australië. Met Britten worden de bewoners van de Britse eilanden bedoeld.
[5] De getallen variëren nog wel eens per bron. De hier gepresenteerde getallen komen uit: Speech by the Prime Minister, The Hon. P. J. Keating MP, at the funeral service of the Unknown Australian Soldier, 11 November 1993, http://www.awm.gov.au/commemoration/keating.asp.
[6] Niall Ferguson, The Pity of War, 1914-1918, London, 1998, p. 298.
[7]  Zie noot 5. De toespraak hangt ook aan de muur van het Australische nationale monument bij Villers-Bretonneux.
[8] Zie voor een uitgebreide beschrijving: Lyn Macdonald, Somme 1916, Amsterdam, 2003, p. 178-183.
[9] Zie voor een beschrijving en overzicht van zijn werk: http://www.petercorlett.com/index.html.
[10] Graham Keech, p. 121.
[11] Graham Keech, p. 120.
[12] Het museum kent geen vaste openingstijden. Bezoekers wordt aangeraden vooraf contact op te nemen met Jean Letaille, 1 Rue d'Arras, 62128 Bullecourt, France, Tel: 0033 3.21.48.92.46.


© 2009 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.

naar homepage


eXTReMe Tracker