|
Frans Bosmans, voor altijd in Dokkum
Hoe
een Belgisch soldaat uit de Eerste Wereldoorlog zijn
laatste rustplaats in Dokkum vindt
door Kees Bangma |
|
Hoe komt het dat een
Belgisch soldaat uit de Eerste Wereldoorlog zijn laatste
rustplaats vindt in Dokkum? Het verhaal over het
oorlogsgraf van M.F. Bosmans, Belgisch soldaat, gelegen op
de oude begraafplaats aan het Damwaldsterreedje bij
Dokkum. Een graf dat getooid is met de vlag van het
Koninkrijk België. |
|
Inhoudsopgave
Inleiding De oorlog breekt uit
Belgische vluchtelingen
Interneringskampen voor Belgische militairen
Belgische militairen gaan werken buiten de
kampen Na de vrede in 1918
Voetnoten |
|
Inleiding
Het is nauwelijks te vinden, het Belgisch oorlogsgraf
van M.F. Bosmans, soldaat, gelegen op de oude
begraafplaats aan het Damwaldsterreedje[1]
bij Dokkum. Weggestopt tussen de struiken op een
schijnbaar niet onderhouden terrein, onzichtbaar voor wie
er niet echt naar op zoek is. Het van oorsprong wit-stenen
graf, getooid met de vlag van het Koninkrijk Belgie is
daardoor symbolisch voor de Nederlandse geschiedenis
tussen 1914 en 1918.
|
Grafsteen Frans Bosmans (1890
- 1919). |
Want
Martinus Franciscus Bosmans, 20-12-1890 / 12-1-1919, is een
Belgisch soldaat uit de Eerste Wereldoorlog. Een periode
die nauwelijks sporen heeft achtergelaten in onze
geschiedschrijving. Immers, Nederland is neutraal. Wij
doen niet mee in wat andere landen “The Great War” of “la
Grande Guerre” noemen en daarmee een veel nadrukkelijker
plaats heeft gekregen in de collectieve herinnering dan
bij ons. Nee, de enige strijd die wij voeren is om er
niet in betrokken te raken. Geen trauma’s van
loopgraven en gifgas, geen heldendom, geen miljoenen
oorlogsdoden. Maar ook in Nederland is het geen “business
as usual”. Het graf van Frans Bosmans is zo’n spoor wat
daarvan getuigt. Want hoe komt het dat een Belgisch
soldaat uit de Eerste Wereldoorlog zijn laatste rustplaats
vindt op de begraafplaats van Dokkum – ver weg van de
verschrikkingen van het front?[2]
Op 28 juni 1914 worden
de troonopvolger van het grote Oostenrijk-Hongarije,
aartshertog Frans Ferdinand en zijn vrouw Sofie door
Servische nationalisten vermoord in Sarajevo. De moord
blijkt de lont te zijn in het kruitvat van in de
voorafgaande jaren opgelopen spanningen tussen de Europese
grootmachten. De moord is de legitimatie voor
Oostenrijk-Hongarije om begin augustus Servië binnen te
vallen. Rusland, bondgenoot van Servië en bevreesd voor de
expansie van Oostenrijk-Hongarije op de Balkan, verklaart
de oorlog aan Oostenrijk-Hongarije. Het gevolg hiervan is
dat ook hun wederzijdse bondgenoten Frankrijk en Duitsland
mobiliseren. En mobiliseren staat gelijk met ten strijde
trekken.
De
oorlog breekt uit
Op 4 augustus 1914 trekken de Duitse legers, geheel
volgens de al jaren klaarliggende plannen, België binnen
in hun opmars naar Noord Frankrijk met Parijs als
einddoel. Allereerst moet worden afgerekend met de door 12
forten omgeven vesting Luik. Deze vesting is het
belangrijkste obstakel voor de doortocht van de Duitse
hoofdmacht en de verovering ervan daarmee een cruciaal
onderdeel van het Duitse strijdplan.
Eén van de
Belgische oorlogsgewonden van de eerste dagen is Jozef
Bosmans, oudste zoon uit het gezin van de broodbakker
Petrus Jozef Bosmans en Dorothea van Hove, wonende aan de
Molenstraat 2 in Herenthout. Als dienstplichtig militair
is hij kort daarvoor in verband met de oplopende
spanningen gemobiliseerd.
In de oorlogseuforie die
veel landen de eerste oorlogsmaanden kenmerkt melden zich
duizenden als vrijwilliger bij het leger. Immers, de
oorlog zal kort zijn, vol avontuur en voor velen een
alternatief voor de sleur waarin ze, vooral in de
geindustrialiseerde landen, leven. De euforie in het
kleine, nagenoeg weerloze Belgie duurt geen maanden, maar
slechts dagen. Maar lang genoeg voor de 23-jarige
meubelmaker Frans Bosmans om zich, mede als reactie op het
gewond raken van zijn broer, op 5 augustus te melden als
oorlogsvrijwilliger. Onder stamnummer 4504 wordt hij
ingedeeld bij de 18de reservebatterij van de
vestingartillerie van de versterkte stelling Luik.
Gevochten heeft hij niet bij Luik. De meeste batterijen
waren gelegerd in de forten rondom Luik. De forten worden
in de 12 dagen na de Duitse inval één voor één
uitgeschakeld, de in de forten aanwezige militairen
gevangen genomen, gewond of gedood. De reserve-batterijen
zijn gelegerd tussen de forten, samen met onderdelen van
de Belgische 3de legerdivisie. Na felle gevechten op 5 en
6 augustus moet, onder de druk van de Duitse overmacht,
het Belgische leger zich terugtrekken. De forten en hun
bemanning worden aan hun lot overgelaten.
Het
Belgische leger, waaronder de reservebatterijen van de
Luikse vestingartillerie trekt zich in de weken die volgen
terug op de onneembaar geachte versterkte stelling van
Antwerpen. Onder hen Frans Bosmans, die op 14 september is
overgeplaatst naar de 15de reserve-batterij. Terwijl de
Duitse hoofdmacht in Zuid-Belgie en later in
Noord-Frankrijk een strijd op leven en dood levert met
Franse en Britse troepen, richt een deel van het Duitse
leger zich op Antwerpen.
Eind september staan de
Duitsers voor Antwerpen. Op 28 september beginnen ze, net
als bij Luik, systematisch met zwaar geschut de forten
rond Antwerpen te bestoken. Ze maken daarbij ondermeer
gebruik van de Dikke Bertha, het reuzenkanon dat ook een
aantal forten bij Luik had verpulverd. Ook hier worden de
forten één voor één in puin geschoten. Op 6 oktober
krijgen de burgers het advies de stad te ontvluchten. Op
10 oktober 1914 geeft Antwerpen zich over.
Belgische vluchtelingen
Honderdduizenden burgers vluchten naar het vlakbij gelegen
neutrale Nederland. Onder hen dertigduizend Belgische
militairen. Zo komt Frans Bosmans op diezelfde 10 oktober
bij het Zeeuwse dorpje Klinge de Belgisch-Nederlandse
grens over. Zoals in veel Brabantse en Zeeuwse gemeenten
langs de grens is ook hier de chaos compleet. Er spelen
zich hartverscheurende taferelen af. Uitgeputte
vluchtelingen, alleen nog in bezit van wat ze kunnen
dragen. Kinderen die hun ouders zijn kwijtgeraakt.
Belgische militairen die, na eerst aan Duitse
krijgsgevangenschap te zijn ontsnapt, nu proberen, in
burgerkleren gehuld, aan internering in Nederland te
ontkomen.
|
Oranje Nassaukazerne Harderwijk. |
Want de Nederlandse regering doet
intussen haar uiterste best om buiten de oorlog te
blijven. Handhaving van de neutraliteit vereist dat
militairen van de oorlogvoerende landen die de grens
overkomen, geinterneerd worden. In allerijl worden daarom
voorzieningen getroffen voor de internering van
buitenlandse militairen. Ondermeer de garnizoensstad
Harderwijk wordt aangewezen voor de opvang van Belgische
militairen. Tussen 11 en 15 oktober wordt de bevolking van
7.500 inwoners overspoeld door 13.000 Belgen. De eerste
5.000 worden ondergebracht in diverse kazernes, de overige
8.000 in een provisorisch tentenkamp, opgetrokken buiten
de stad.
|
Links Frans Bosmans als Belgisch militair. |
Frans Bosmans
komt, na zijn eerste opvang in Zeeland, op 12 oktober aan
in Harderwijk, waar hij wordt ondergebracht in de Oranje
Nassau (of oude) Kazerne aan de Smeepoortstraat. De lange
jaren van internering zijn begonnen.
Interneringskampen voor Belgische
militairen Het is een
onhoudbare situatie. De kazernes moeten weer beschikbaar
komen voor nieuwe lichtingen Nederlandse miliciens,
terwijl de tentenkampen onvoldoende bescherming zullen
bieden voor de naderende winter. Daarom besluit de
minister van Oorlog om een viertal vaste
interneringsdepots te bouwen voor Belgische militairen in
Gaasterland, Oldebroek, Zeist en Harderwijk.
Zo
begint eind oktober de bouw van het kamp Harderwijk. Er
verrijst een compleet dorp met alle bijkomende
voorzieningen: ziekenverblijven, werkplaatsen, een school,
kantine, bibliotheek en kerk. Het kamp krijgt een
drinkwater- en electriciteitsnet en is voor bevoorrading
bereikbaar via een smalspoorlijntje. Eind december is het
kamp Harderwijk gereeed en verhuist Frans Bosmans van zijn
eerste opvang in de Oranje Nassaukazerne naar het
interneringskamp Harderwijk.
|
|
|
De twee
bovenste foto's tonen Kamp Harderwijk
Op onderste foto staat 'De
Kempische club' afgebeeld.
Frans
Bosmans staat links op de foto. |
Het verdrijven van sleur en
verveling was de belangrijkste bezigheid voor de
geinterneerde militairen. Voor Frans was muziek één van de
manieren waarmee hij door de tijd kon komen. Samen met
tientallen andere muzikale Belgen vormt hij de fanfare van
het kamp Harderwijk.
|
|
|
Bovenste
foto: Frans Bosmans met zijn muziekinstrument.
Middelste foto: de fanfare
van Kamp Harderwijk in 1915.
Onderste foto: de
Hoofdstraat van het kamp met rechts de fanfare.
|
Zeker
tijdens de beginperiode van de internering trachten velen,
waaronder Frans, te ontsnappen uit de slechte
omstandigheden en ledigheid binnen het kamp. Voor de
meesten is het doel van de vlucht om via Engeland en
Frankrijk weer aansluiting te zoeken bij het Belgische
leger, dat standhoudt in het laatste stukje Belgie dat
niet door de Duitsers is bezet. Dat is, als onderdeel van
het westelijk front, gelegerd achter het onder water
gezette gebied van de IJzer tussen Nieuwpoort en Yper.
|
Briefkaart, door Frans verzonden aan zijn familie.
Frans leest een brief die hem verbindt met
zijn in de rookwolk van zijn sigaar gemonteerde
familieleden in Belgie. |
De Nederlandse overheid doet er alles aan
om ontvluchtingen te voorkomen omdat dit de broze relatie
met Duitsland op het spel kan zetten. Ook Frans slaagt er
niet in Nederland te verlaten en komt na zijn mislukte
ontsnappingspoging terug in Harderwijk.
Belgische militairen gaan werken
buiten de kampen
Langzaam breekt het besef door dat het enkel achter
prikkeldraad houden van de geinterneerde militairen ook
niet bevorderlijk is voor hun gezondheid en welzijn.
Bovendien, op veel plaatsen in Nederland hebben werkgevers
behoefte aan arbeidskrachten, omdat veel Nederlandse
mannen gemobiliseerd zijn.
Op basis van
vrijwilligheid mogen Belgische militairen de
interneringskampen verlaten om te werken bij Nederlandse
bedrijven voor zover die niet betrokken zijn bij de
oorlogsindustrie. De geïnterneerden ontvangen hiervoor een
normaal loon waarvan ze een gedeelte zelf mogen houden als
aanvulling op hun traktement van 10 cent per dag dat ze
van de Nederlandse overheid ontvingen; hetzelfde bedrag
dat Nederlandse militairen ontvingen. Dit was geregeld in
internationale wetgeving omtrent geïnterneerde militairen.
Het grootste deel van hun loon werd ingehouden en gestort
in een spaarfonds dat zou worden uitgekeerd als de
geïnterneerden na afloop van de oorlog weer naar huis
konden terugkeren.
Op 13 maart 1917 vindt ook
Frans Bosmans werk in Dokkum. Hij wordt ondergebracht bij
de weduwe Edema en gaat aan het werk bij de manden- en
meubelmaker Jan Hoekstra. Deze woont en werkt in de
“royale winkelhuizinge” aan de Waagstraat B93.[3]
Hij is niet de enige Belg die in Dokkum werkt. Zo werken
Joseph Smet en Cesar de Witte al sinds het najaar van 1915
bij de firma B.Wüst, Alphons Vergelen, Francois Allonsius
en Alphonse Lens bij de fabriek van Bouma en van der Werf.
In totaal werken er in de zomer van 1917 acht Belgische
militairen uit Harderwijk in Dokkum. En ook in het
nabijgelegen Oostrum (gemeente Oostdongeradeel) zijn de
Belgen geen onbekende verschijning: er werken er 14,
ondermeer in de NV Machinale steenfabiek J. Helder en aan
het afgraven van de terp van Oostrum.
|
De linker rode
deur vormt de toegang tot de toenmalige woning van
het gezin Bosmans aan de Parksteeg in Dokkum
(foto maart 2010). |
Al snel
ontmoet Frans de 22-jarige werkster Jeltje Kramer uit
Dokkum. Op 28 oktober treden zij in het huwelijk. Medio
1918 krijgen ze een dochtertje, Emmy. Jan Hoekstra, Frans’
werkgever, laat zich kennen als een sociaal mens. Hij
koopt begin 1918 van Sipke Ronner een voormalge
diakoniewoning van de Nederlands-Hervormde kerk aan de
Parksteeg nummer C258.[4]
Hierin huisvest hij het gezin Bosmans.
|
Frans, Jeltje en
de kleine Emmy, eind 1918 |
Na de
vrede in 1918
Op 11 november 1918 komt aan het Westelijk Front de
oorlogsmachine tot stilstand. Groot-Brittannie, Frankrijk
en Duitsland sluiten een wapenstilstand in afwachting van
de uitkomst van nadere onderhandelingen. In december
onderneemt Frans de reis terug naar Herenthout om zijn
familie te bezoeken en zijn terugkeer voor te bereiden.
Daar is de vreugde groot, omdat alle leden van het gezin
de oorlog hebben overleefd.
De terugtocht naar
Dokkum is een tocht vol ontberingen door een gebied vol op
drift geraakte mensen, honger, gebrek en Spaanse griep.
Frans komt terug bij zijn jonge gezin in Dokkum en blijkt
besmet te zijn met de gevreesde ziekte. Hij overleeft het
niet, net als miljoenen anderen: op 12 januari 1919 sterft
hij in zijn huisje in Dokkum. Vlak voor zijn overlijden
blijken ook Jeltje en de kleine Emmy symptomen te hebben
van de Spaanse griep. Frans wil dat zij, mochten ook zij
komen te overlijden, bij hem begraven worden.
Jeltje is echter Nederlands Hervormd, Emmy gedoopt in de
Hervormde kerk. Dat betekent dat zij niet begraven mogen
worden op de Rooms Katholieke begraafplaats. Voor Frans is
het duidelijk: dan ook ik niet. En zo krijgt de Katholieke
Belgische soldaat Frans Bosmans zijn laatste rustplaats op
de algemene begraafplaats in Dokkum.
Jeltje en Emmy
overleven de Spaanse griep. Op 20 februari 1919 verlaten
zij Dokkum om naar België te gaan. Een land dat, in
tegenstelling tot de nabestaanden van tijdens de
mobilisatie omgekomen Nederlandse militairen – wel een
redelijke zorg heeft voor haar oorlogsweduwen. Emmy wordt
opgevoed door de ouders van Frans in Herenthout.
Jeltje maakt na een opleiding in Antwerpen carriere als
vroedvrouw in Belgie, Afrika en Amerika. In 1939 trouwt
Emmy in Friesland met Sake Woudstra die zij tijdens een
vakantie bij familie in Dokkum heeft leren kennen.
Jarenlang zijn zij de uitbaters van het cafe in Aldtsjerk.
Emmy overlijdt in 2012.[5]
Om
tijdens haar vakanties in de buurt te zijn van haar kind
en kleinkinderen koopt Jeltje een woning aan de Lyceumweg
in Dokkum. Hier sterft ze op 16 maart 1958 onverwachts,
waarna ze, zoals hij dat vlak voor zijn dood heeft
gewenst, voor altijd wordt verenigd met haar Frans op de
Dokkumer begraafplaats.[6]
Voetnoten
[1]
Het graf is gelegen op de oude begraafplaats aan het
Damwaldsterreedje bij Dokkum en dus niet op de nieuwe
begraafplaats Lindenhof aan de Metslawiersterweg zoals in
het uitstekende overzicht “Tastbare Herinneringen
1914-1918” van Alfred Staarman (www.alfredstaarman.nl )
wordt vermeld.
[2]
Bij het schrijven van dit artikel is gebruik gemaakt van
informatie, verkregen uit het gemeente-archief Dokkum uit
het historisch centrum Noord-oost Friesland het
gemeente-archief Harderwijk de archiefdienst van het
Belgisch leger.
[3]
Thans Waagstraat 18. Tussen 1879 en 1920 is deze straat
kadastraal bekend onder de naam Wargastraat
[4]
Thans Parksteeg 5
[5]
In onze gesprekken kon mevrouw Emmy Woudstra - Bosmans op
verschillende punten de in de archieven gevonden
informatie aanvullen. De foto’s van Frans Bosmans zijn
door haar ter beschikking gesteld.
[6]
Om die reden weigert de familie het overbrengen van het
graf van Frans naar de Belgische erebegraafplaats te
Harderwijk. |
|
▬
© 2011 - Kees Bangma. De
auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de
auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook
uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist
van de
auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit
emailadres aan de auteur worden voorgelegd.
|
|
|