naar homepage


De dood van Isaac Rosenberg bij Arras
en zijn gedicht Dead Man’s Dump


door Eric R.J. Wils

In en rond Arras liggen talrijke grote en kleine begraafplaatsen die getuigen van de jarenlange bloedige strijd in dit deel van het Westelijk Front. Een van die begraaf-plaatsen is Bailleul Road East Cemetery waar een grafsteen staat voor Isaac Rosenberg de bekende Britse warpoet. Hij schreef Dead Man’s Dump, een van de gruwelijkste oorlogsgedichten die ooit geschreven is.

Inhoudsopgave
De strijd om Arras
Bailleul Road East Cemetery
Isaac Rosenberg
Het gedicht Dead Man’s Dump
Geraadpleegde literatuur
Noten
Bijlage: de volledige tekst van het gedicht Dead Man’s Dump

De strijd om Arras
De Noord-Franse stad Arras kon in oktober 1914 na felle gevechten in Franse handen blijven. Net als Ieper zou de stad vier jaar lang een frontstad blijven. Vanaf december 1914 voerden de Fransen drie grote offensieven uit in Artois om de heuvels boven Arras te veroveren.

Er werd enig gebied op de Duitsers veroverd, maar een grote doorbraak bleef uit. In 1916 werd dit deel van het front overgedragen aan het Britse leger en kwam Arras onder Brits militair bestuur. In 1916 werden er in Artois geen grote offensieven uitgevoerd.

Tijdens Brits-Frans regeringsoverleg eind 1916 was een gezamenlijk voorjaarsoffensief afgesproken. De Fransen zouden aanvallen bij de Chemin des Dames – het beruchte offensief van generaal Robert Nivelle – en de Britten bij Arras.

De Britten startten hun offensief op 9 april 1917. Het Canadese korps van generaal Julian Byng, behorend tot het Britse Eerste Leger, veroverde Vimy Ridge. Het Derde Leger onder leiding van generaal Edmund Allenby trok op ten noorden en ten zuiden van de rivier de Scarpe.

De opmars langs de noordkant van de Scarpe verliep ruwweg volgens de lijn Saint-Laurent-Blangy / Bailleul via Point-du-Jour / Athies naar Fampoux / Gavrelle. De Britse terreinwinst bedroeg ruim 10 kilometer toen de strijd in mei 1917 werd gestaakt.

Eind maart 1918 ging het veroverde gebied weer vrijwel geheel verloren tijdens het eerste voorjaarsoffensief van de Duitsers, waarbij de eerste linies van het Britse leger onder de voet werden gelopen. Later in dat jaar zou vanaf augustus tijdens het geallieerde slotoffensief het front weer naar het oosten opschuiven.
 
Kaart van het slagveld ten noorden van Arras
(
Klik op de afbeelding of hier voor een vergroting)

In en rond Arras liggen talrijke grote en kleine begraafplaatsen die getuigen van de jarenlange bloedige strijd in dit deel van het Westelijk Front, soms wel eens het ‘vergeten’ front genoemd. Een van die begraafplaatsen is de Britse Bailleul Road East Cemetery, een middelgrote begraafplaats zoals er zovele zijn.

Bailleul Road East Cemetery
Bailleul Road East Cemetery is gelegen vlak ten noorden van Saint-Laurent-Blangy langs de regionale weg D919 naar Bailleul. In 1914 was Saint-Laurent-Blangy nog een dorp ten noordoosten van Arras, nu maakt het deel uit van groter Arras. Het was het eerste aanvalsdoel van het XVIIste Korps van het Britse Derde Leger op 9 april 1917. De strategisch belangrijke spoorlijn van Lens naar Arras liep er vlak langs.

Bailleul Road East Cemetery

Op de begraafplaats liggen ruim 1.200 gesneuvelden uit 1917 en 1918 waarvan meer dan de helft onbekend is gebleven. Na de oorlog werden verschillende geïsoleerde graven en twee kleine begraafplaatsen uit de nabijheid hier naar toe gebracht. Er staat ook een grafsteen voor de Engelse dichter Isaac Rosenberg.

De grafsteen staat op plot VII C.12 vlak achter het Cross of Sacrifice bij de ingang van de begraafplaats. Of onder de grafsteen ook zijn stoffelijke resten liggen is maar zeer de vraag. Op de grafsteen staat dan ook vermeld: Buried near this spot. De grafsteen is gemakkelijk te vinden door de gebeitelde davidsster en de joodse tekst. Ook liggen er meestal naar joods gebruik kleine steentjes op de grafsteen en is er wel een portretje van Rosenberg en/of een poppy te zien.

Vermeende graf van Isaac Rosenberg

Rosenberg was een soldaat in een New Army Battalion van The King’s Own Royal Lancaster Regiment, dat weer een onderdeel vormde van de Britse 40ste Divisie. Het Royal Lancaster Regiment, met de koninklijke leeuw als embleem, bestond al sinds 1680. In april 1917 vocht de 40ste Divisie mee in de slag bij Arras, hoewel Rosenberg zelf niet aan de daadwerkelijke strijd deelnam.

Rosenberg is een jaar later gesneuveld op 1 april 1918, in Engeland bekend als April Fool’s Day. En het is verleidelijk om gezien Rosenbergs leven dit als toepasselijk te beschouwen.

Tijdens de Duitse voorjaarsoffensieven van eind maart 1918 vocht de 40ste Divisie bij Fampoux om de Duitsers tegen te houden in het in april 1917 veroverde gebied boven de rivier de Scarpe. Gedurende die gevechten werd Rosenberg samen met negen anderen in de nacht van 31 maart op een patrouille gestuurd. In de vroege uren van 1 april werd allen gedood en daarna haastig begraven in een massagraf. Er werd wel een lijst opgesteld met hun namen.

In 1926 werd dit massagraf gevonden bij het verplaatsen van de graven van de Northumberland Cemetery in Fampoux naar de Bailleul Road East Cemetery. Een paar soldaten, maar niet Rosenberg, kon geïdentificeerd worden als behorend tot de opgestelde lijst uit 1917.

Hoewel er geen individuele identificatie had plaatsgevonden, besloot de Imperial War Graves Commission toch tot het plaatsen van afzonderlijke grafstenen. Op verzoek van Rosenbergs familie werd er op de grafsteen ook de inscriptie Artist and Poet aangebracht.

Isaac Rosenberg
Isaac Rosenberg werd in 1890 geboren uit Russisch-joodse ouders, die naar Engeland waren geëmigreerd, en bracht zijn jeugd door in een arme wijk van Londen. In 1911 kon hij met steun van andere joodse families naar de Slade School of Art gaan om zich te bekwamen in de schilderkunst. Rosenberg was schilder, maar daarnaast ook dichter.

Hij schreef meer dan 200 gedichten. In 1912 gaf hij in eigen beheer zijn eerste gedichten uit, maar dat leidde niet tot grote bekendheid. Dat zou pas komen na de oorlog door zijn oorlogsgedichten. In 1913 kwam hij, zoals zo veel Engelse dichters, in contact met Edward Marsh die als zijn weldoener optrad. Marsh zou later de privé secretaris van Winston Churchill worden. Rosenbergs laatste brief van 28 maart 1918 was aan Marsh gericht.

Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 bevond Rosenberg zich in Zuid-Afrika waar zijn zuster woonde. Ondanks zijn zwakke gezondheid, slechte longen, zijn weerzin tegen oorlog en tegen de zin van zijn ouders, nam hij in oktober 1915 toch dienst in het Britse leger.

Gezien zijn geringe lengte werd hij ingedeeld bij een van de bantambataljons en na zijn opleiding arriveerde hij in juni 1916 in Frankrijk. Eerst naar de Somme en later dat jaar naar Arras.

In tegenstelling tot de andere bekende oorlogsdichters en schrijvers zoals Wilfred Owen, Robert Graves, Siegfried Sassoon en Edmund Blunden was Rosenberg slechts soldaat. Hij kwam uit een arm, joods milieu en was niet naar een kostschool of beroemde middelbare school geweest, wat voor de anderen de basis legde voor het officierschap.

Bovendien zou hij door zijn afschuw van het leger en zijn vergeetachtigheid vermoedelijk volledig ongeschikt als officier zijn geweest. Anderzijds paste hij totaal niet bij de gewone soldaten met hun ongepolijste manieren.

Tijdens de oorlog schreef Rosenberg een aantal gedichten welke later grote bekendheid hebben gekregen.1] Het veel in bloemlezingen opgenomen gedicht Break of Day in the Trenches vertelt het verhaal van een soldaat die vanuit zijn loopgraaf een papaver wil plukken, maar per ongeluk een rat grijpt.

Het even vaak geciteerde gedicht Returning, we hear the larks gaat over soldaten die het er levend afgebracht hebben en de leeuweriken horen zingen. In het minder bekende The Immortals verwoordt Rosenberg de bloeddorst van de soldaat: I killed and killed with slaughter mad; I killed till all my strength was gone.

Isaac Rosenberg (1890 - 1918) in 1917

Het veel langere Dead Man’s Dump is een van de gruwelijkste oorlogsgedichten die ooit geschreven is. Het is Rosenbergs poging de onvoorstelbare ervaring van de loopgravenoorlog in woorden te gieten.

Het gedicht Dead Man’s Dump
De vele kleine en grote begraafplaatsen langs het voormalige Westelijke Front vormen de belangrijkste getuigen van de dramatische gebeurtenissen die zich daar hebben afgespeeld.

De eindeloze rijen kruisen of platte stenen op de grote begraafplaatsen rond Arras, zoals op de Notre Dame de Lorette of in Neuville-Saint-Vaast, met meer dan 40 duizend doden verbeelden de massaliteit van het doden.

Op die grote begraafplaatsen liggen meestal ook wel een of meerdere massagraven: Kameradengräber of ossuaires. Een vierkanten betonnen bak met de inscriptie dat daarin duizenden stoffelijke resten liggen. Anoniemer kan het bijna niet. Een Dead Man’s Dump zoals Rosenberg dat noemde. De Belgische schrijver Tom Lanoye vertaalde dit als een ‘Dode mannen mesthoop’.2] Door hem werd in 2002 een vertaling of eigenlijk meer een bewerking van Rosenbergs gedicht uitgebracht.

Naast de Bailleul Road East Cemetery ligt de Duitse begraafplaats Saint-Laurent-Blangy waarop 31.939 Duitsers zijn bijgezet. Het is een verzamelbegraafplaats met een massagraf voorzien van de tekst: Dem Gedachtnis der hier ruhenden 22.000 unbekannten Deutsche Kameraden aus allen teilen des Reiches.

Is het niet bizar dat er een enorme Dead Man’s Dump op een steenworp van Rosenbergs eigen vermeende grafsteen ligt? Hij die tot 1926 ook in een anoniem massagraf heeft gelegen. Juist staande voor zo’n ‘Dode mannen mesthoop’ komt de betekenis van het gedicht tot volle uiting. Het had eigenlijk in de muur van de begraafplaats gebeiteld moeten worden.

Het massagraf op de Duitse begraafplaats Saint-Laurent-Blangy

Rosenbergs gedicht laat zien dat er geen enkele glorie is op de slagvelden alleen maar de tragische, zinloze dood van de Europese jeugd. In het voorjaar van 1917 toen Rosenberg het gedicht schreef, maakte hij deel uit van een werkploeg die ’s nachts in het niemandsland de prikkeldraadversperringen moest versterken.

Bij die werkzaamheden zal hij ongetwijfeld op de lichamen van nog niet begraven soldaten zijn gestuit. De rollen met prikkeldraad werden op een kar, getrokken door muilezels, naar de voorste loopgraven gebracht. Die ‘quivering-bellied mules’ komen voor in het gedicht.

Het gedicht Dead Man’s Dump handelt over brancardiers die op zoek zijn naar nog overlevenden van een bloedige aanval, maar overwegend doden – friend and foeman - tegen komen. Doden die naamloos in moeder aarde zullen verdwijnen. De wielen van de wagen van de brancardiers slingeren zich rond en over de lijken:

  The wheels lurched over sprawled dead
But pained them not, through their bones crunched

tot ze nog een overlevende denken te vinden:

  Here is one not long dead;
His dark hearing caught our far wheels

De laatste strofe begint met: Will they come? Will they ever come?

Zou Rosenberg op 1 april 1918 ook hebben liggen wachten of er toch nog hulp zou komen opdragen? Maar net als in het gedicht kwam er geen hulp op tijd.
Het gedicht eindigt met:

  We heard his weak scream,
We heard his very last sound,
And our wheels grazed his dead face.

Geraadpleegde literatuur
Joseph Cohen, Journey to the Trenches, The life of Isaac Rosenberg 1890-1918,
    London, 1975.
Tonie and Valmai Holt, Poets of the Great War, London, 2004. Chapter: Private
    Isaac Rosenberg.
Alain Jacques, Pascal Mores, Laurence Mortier, Jean-Marie Prestaux et Christophe
    Serieys, Sur les traces de la bataille d’Arras, Arras, 2007.
Rosalind Pelletier-Wilkins, The forgotten Front!, Le Front oublié!, Artois 1914-1918,
    Saint-Laurent-Blangny, 2007.
Paul Reed, Battleground Europe, Walking Arras, A Guide to the 1917 Arras
    Battlefields, London, 2007.

  Noten
[1] De volledige tekst van de genoemde gedichten is te vinden op
    http://www.poemhunter.com/isaac-rosenberg/poems/
[2] Tom Lanoye, Niemandsland, Gedichten uit de Groote Oorlog, Amsterdam,
    2002, p. 66.

Bijlage: de volledige tekst van het gedicht Dead Man’s Dump

The plunging limbers over the shattered track
Racketed with their rusty freight,
Stuck out like many crowns of thorns,
And the rusty stakes like sceptres old
To stay the flood of brutish men
Upon our brothers dear.

The wheels lurched over sprawled dead
But pained them not, though their bones crunched,
Their shut mouths made no moan.
They lie there huddled, friend and foeman,
Man born of man, and born of woman,
And shells go crying over them
From night till night and now.

Earth has waited for them,
All the time of their growth
Fretting for their decay:
Now she has them at last!
In the strength of their strength
Suspended - stopped and held.

What fierce imaginings their dark souls lit?
Earth! have they gone into you!
Somewhere they must have gone,
And flung on your hard back
Is their soul’s sack
Emptied of God-ancestralled essences.
Who hurled them out? Who hurled?

None saw their spirits' shadow shake the grass,
Or stood aside for the half used life to pass
Out of those doomed nostrils and the doomed mouth,
When the swift iron burning bee
Drained the wild honey of their youth.

What of us who, flung on the shrieking pyre,
Walk, our usual thoughts untouched,
Our lucky limbs as on ichor fed,
Immortal seeming ever?
Perhaps when the flames beat loud on us,
A fear may choke in our veins
And the startled blood may stop.

The air is loud with death,
The dark air spurts with fire,
The explosions ceaseless are.
Timelessly now, some minutes past,
Those dead strode time with vigorous life,
Till the shrapnel called “An end!”
But not to all. In bleeding pangs
Some borne on stretchers dreamed of home,
Dear things, war-blotted from their hearts.

Maniac Earth! howling and flying, your bowel
Seared by the jagged fire, the iron love,
The impetuous storm of savage love.
Dark Earth! dark Heavens! swinging in chemic smoke,
What dead are born when you kiss each soundless soul
With lightning and thunder from your mined heart,
Which man's self dug, and his blind fingers loosed?

A man’s brains splattered on
A stretcher-bearer's face;
His shook shoulders slipped their load,
But when they bent to look again
The drowning soul was sunk too deep
For human tenderness.

They left this dead with the older dead,
Stretched at the cross roads.

Burnt black by strange decay
Their sinister faces lie,
The lid over each eye,
The grass and coloured clay
More motion have than they,
Joined to the great sunk silences.

Here is one not long dead;
His dark hearing caught our far wheels,
And the choked soul stretched weak hands
To reach the living word the far wheels said,
The blood-dazed intelligence beating for light,
Crying through the suspense of the far torturing wheels
Swift for the end to break
Or the wheels to break,
Cried as the tide of the world broke over his sight.

Will they come? Will they ever come?
Even as the mixed hoofs of the mules,
The quivering-bellied mules,
And the rushing wheels all mixed
With his tortured upturned sight.
So we crashed round the bend,
We heard his weak scream,
We heard his very last sound,
And our wheels grazed his dead face.


© 2008 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.

naar homepage


eXTReMe Tracker