naar homepage


Bois Français in het slagveld van de Somme
In de voetsporen van de Britse dichters/schrijvers Siegfried Sassoon en Robert Graves door Eric R.J. Wils


Inhoudsoverzicht
Bois Français
Bois Français in 1916
Siegfried Sassoon (1886-1967)
Robert Graves (1895-1985)
Point 110 New Military Cemetery
Referenties

Bois Français
Het voormalige slagveld van de Somme behoort tot de drukst bezochte gebieden van het westelijk front. Hoe langer de oorlog geleden is des te meer bezoekers er komen. Was het in de jaren zeventig van de vorige eeuw nog een redelijk stil gebied, nu brengen busladingen vol oorlogstoeristen er een bezoek daarbij meestal een vast circuit volgend langs de hoogtepunten van het slagveld zoals het Thiepval Memorial en de nabijgelegen Ulster Tower, de Lochnagar krater in La Boisselle en het Newfoundland Memorial Park bij Beaumont-Hamel.

Moest men daar rond 1970 zijn auto nog parkeren langs de kant van de weg, nu is er een grote parkeerplaats en mag er in het park alleen nog maar netjes over de uitgezette paden gelopen worden. De stilte van die plaats uit de jaren zeventig is ooit goed beschreven door de in 1992 te vroeg overleden auteur Bob den Uyl in zijn verhalenbundel ‘Een zwervend bestaan’.

Het Bois Français ligt buiten het vaste circuit van het slagveldtoerisme en er verwijst (nog) geen bord naar toe, hoewel het gebied wel is opgenomen in gidsen over het slagveld waaronder die van de bekende Major & Mrs. Holt.

Tegenover het dorp Fricourt, langs de weg D938 van Péronne naar Albert, loopt een smalle weg omhoog (zie kaart). Bij het kruispunt met de D938 staan borden voor de Britse begraafplaatsen in het gebied en voor ball trap, aangezien een deel van het Bois Français verpacht is aan een schietvereniging. Dit zorgt ervoor dat in de weekenden het Bois Français wel stil is qua aantal bezoekers, maar niet qua geluid door het geknal van de schutters.

Het gebied rond Fricourt en Mametz is door Paul Reed in zijn gids over de Somme de Poets’ Walk of in het Nederlands de poëtenwandeling genoemd, omdat de Britse dichters/schrijvers Robert Graves en Siegfried Sassoon hier dienst deden in het voorjaar en zomer van 1916. Beiden hebben daar uitvoerig over geschreven in hun boeken over de oorlog en een bezoek aan het Bois Français is dan ook een vereiste om in de voetsporen te treden van twee van de bekendste war poets. Het ooggetuige verslag van Sassoon over de aanval op 1 juli 1916 wordt bovendien in veel boeken over de slag aan de Somme geciteerd.

Schematische kaart van het gebied ten zuiden van Fricourt en Mametz.
De dikke zwarte lijn geeft de D938 weer.

Bois Français in 1916
Het kruispunt met de D938 werd op Britse stafkaarten uit 1916 Wing corner genoemd en de huidige weg omhoog was de Sunken Road Trench waarlangs de Britse troepen op 1 juli 1916 oprukten vanuit het Bois Français naar Fricourt (zie stafkaart).

Klik op de kaart voor een vergroting
Deel van een Britse stafkaart rond Fricourt met rechtsonder de Bois Français Trench.
De zwarte lijnen geven de Duitse en Britse loopgraven weer. De rode pijl geeft de Britse
opmars richting Fricourt op 1 juli 1916 weer.  (Klik op de kaart voor een vergroting.)

Op de heuvel met het Bois Français lagen in het begin van 1916 de Britse en Duitse loopgraven dicht tegen elkaar; op sommige plaatsen zelfs minder dan 100 meter. Het Bois Français was onderdeel van een loopgravensysteem dat op 1 februari 1916 door de Britten was overgenomen van de Fransen. De Britten brachten na overname van het gebied de nodige verbeteringen aan in de loopgraven.

Als teken van de Franse aanwezigheid hier ligt in het Bois Français nog de graftombe van een Franse soldaat die in 1916 is gestorven. De graftombe draagt de inscriptie H. Tomassin – 26ème R.I. – Classe 1900 – Mort en 1916. Hij moet dus midden dertig jaar zijn geweest, maar meer is er niet van hem bekend. Merkwaardig genoeg komt zijn naam niet voor in de Franse database Mémoire des hommes op internet. Zijn familie heeft na de oorlog het graf laten oprichten. Tussen de bomen achter het graf van Tomassin zijn de resten van loopgraven, mijnkraters en granaatinslagen te zien.

Graftombe van de Franse soldaat H. Tomassin in het Bois Français

De Bois Français sector van het front werd verdedigd door de 22ste brigade van de 7de Britse divisie. Het eerste bataljon van de Royal Welch Fusiliers (RWF) was een van de vier bataljons van deze 22ste brigade. De RWF behoorde tot de oudste regimenten uit de Britse militaire geschiedenis en had een grote traditie. Het regiment werd in 1689 gevormd als het 23rd Regiment of Foot en kende twee reguliere bataljons. Robert Graves heeft in zijn autobiografisch boek ‘Dat hebben we gehad’ uitvoerig over het eerste en tweede bataljon van de RWF geschreven. Graves en Sassoon hebben ieder in beide bataljons gediend.

De RWF huldigde het principe dat zij het niemandsland diende te overheersen door het regelmatig uitsturen van nachtelijke patrouilles. Ook streefde zij naar een vuuroverwicht over de Duitsers. De Duitsers op hun beurt groeven regelmatig mijngangen naar de Britse loopgraven. Het gebied was in 1916 bezaaid met mijnkraters, waarvan nog vandaag de sporen te zien zijn. Die liggen helaas voor een deel op het afgezette terrein van de schietvereniging.

Hier aan de zuidelijke kant van het front werd bij de aanval op 1 juli 1916 succes geboekt door de Britten. De Britse troepen rukten op vanuit het Bois Français naar Fricourt. Op 3 juli waren Fricourt en Mametz ingenomen en was het Bois Français geen frontlijn meer.

Resten van loopgraven in het Bois Français in oktober 2006

Siegfried Sassoon (1886-1967)
Siegfried Sassoon nam op 3 augustus 1914 dienst in de Sussex Yeomanry. Hij was toen 28 jaar en leidde tot augustus 1914 het leven van een gentleman-dichter die zich bezig hield met het jagen op vossen en andere typisch Britse activiteiten als golfen en cricket. In mei 1915 kwam hij in dienst bij de RWF en op 24 november 1915 werd hij gestationeerd als tweede luitenant bij het eerste bataljon van de RWF in Frankrijk. Zijn twee jaar jongere broer Hamo werd eind oktober 1915 in de slag om Gallipoli ernstig gewond. Hij werd overgebracht naar een hospitaalschip waar hij stierf op 1 november 1915 en op zee werd begraven.

Tijdens zijn opleiding raakte Sassoon bevriend met tweede luitenant David Thomas. In zijn boek ‘Memoires van een man die op vossen jaagde’ veranderde Sassoon de naam van zijn vriend David Thomas in Dick Tiltwood met een behoud van de initialen. De homoseksuele Sassoon was duidelijk verliefd op hem. Dit wordt weliswaar niet expliciet beschreven in de boeken van Sassoon, maar is tussen de regels door wel duidelijk te lezen. De tijd was er nog niet rijp voor om à la Gerard Reve de herenliefde openlijk te beschrijven. Thomas stierf op 18 maart 1916 door een schot in zijn keel.

De verliezen van broer en vriend troffen Sassoon zo hard dat hij besloot persoonlijk wraak te nemen op de Duitsers. Hij ging zelfs ‘s nachts het niemandsland in wanneer er geen patrouilles afgesproken waren. Hij werd een verwoed vechter wat hem de bijnaam Mad Jack opleverde. In zijn dagboek vermeldde hij op 11 april 1916: They say I am trying to get myself killed.

Door hem op 23 april vier weken naar de legerschool in Flixécourt te sturen bleef hij vermoedelijk in leven en koelde zijn wraaklust enigszins. Terug in het Bois Français leidde hij in de nacht van 25-26 mei een reddingspatrouille naar Kiel Trench (zie kaarten) en zorgde er voor dat de gedode en gewonde mannen terugkwamen in de Britse stellingen. De dag voor het begin van de slag van de Somme werd hij hiervoor onderscheiden met het Military Cross.

Sassoons C compagnie had een ondersteunde rol bij het offensief op 1 juli 1916. Vanaf het Bois Français vielen de Manchester Pals van de 7de divisie aan. Op 3 juli werd Sassoons compagnie ingezet om Mametz Wood ten noorden van Mametz aan te vallen. Na nog enkele bravouredaden te hebben verricht zoals het innemen van een Duitse loopgraaf werd hij op 2 augustus 1916 met loopgravenkoorts naar een ziekenhuis in Oxford gestuurd.

Op 11 maart 1917 keerde hij terug aan de Somme bij het tweede bataljon van de RWF en werd in april gewond aan zijn schouder in de slag om Arras. Terug in Engeland begon hij te protesteren tegen de oorlog, werd opgenomen in het Craiglockhart ziekenhuis voor officieren met psychische problemen, maar zou eind 1917 terugkeren naar het slagveld en uiteindelijk de oorlog overleven.

Siegfried Sassoon David Thomas

Robert Graves (1895-1985)
Hoewel pas 19 jaar nam Robert Graves kort na het uitbreken van de oorlog dienst bij het RWF. Zijn eerste oorlogservaringen als tweede luitenant deed hij echter op bij het Welsh Regiment en werd pas eind juni 1915 ingedeeld bij het tweede bataljon van de RWF in Noord-Frankrijk. In september 1915 maakte hij de slag bij Loos mee. Een maand later werd hij, amper 20 jaar, gepromoveerd tot kapitein en in november 1915 volgde de overplaatsing naar het eerste bataljon van de RWF. Daar raakte hij bevriend met Siegfried Sassoon en David Thomas.

Nadat het eerste bataljon van de RWF in februari 1916 in het Bois Français aan de Somme was gestationeerd, ging hij in april 1916 met verlof, liet zich aan zijn gebroken neus opereren en verbleef tot juli 1916 in Engeland.

Na het begin van het Somme offensief werd hij teruggestuurd naar Frankrijk, maar nu weer naar het tweede bataljon van de RWF dat op 15 juli 1916 in het bos van Mametz aankwam. Het bataljon vormde een onderdeel van de 19de brigade van de 33e Britse divisie. Bij een aanval rond Bazentin-le-Petit richting High Wood werd Graves op 20 juli zwaargewond en zelfs doodverklaard. De condoleancebrief aan zijn moeder was al verstuurd.

Hij herstelde echter en werd begin 1917 weer naar de Somme gestuurd. Maar hij was echter over zijn top heen en zou met bronchitis opnieuw teruggestuurd worden naar Engeland voor opname in een ziekenhuis. In zijn boek ‘Dat hebben we gehad’ ging hij uitgebreid in op de problemen die een officier kreeg wanneer die te lang aan het front verbleef: apathie, neurasthenie, drankproblemen e.d. Graves zou de rest van de oorlog geen dienst meer doen aan het front.

Klik op de kaart voor een vergroting
Robert Graves Kaart van het Somme slagveld. De stippellijn laat de linie zien die
werd bereikt op 18 september 1916; het einde van de Slag aan de Somme
.
(Klik op de kaart voor een vergroting.)

Point 110 New Military Cemetery
De kleine begraafplaats, gelegen ten zuiden van het Bois Français, was begonnen door de Fransen, maar de Franse gesneuvelden zijn later overgebracht naar een andere plek. De begraafplaats werd vanaf februari 1916 door de Britten gebruikt en omvat 64 graven. Het zijn voornamelijk mannen van de Manchester Pals bataljons behorende tot de 7de divisie.

De drie slachtoffers uit het eerste bataljon van de RWF werden door Graves en Sassoon in hun boeken beschreven en liggen als brothers in arms naast elkaar: tweede luitenant David Thomas, tweede luitenant David Pritchard en kapitein Mervyn Richardson, bijgenaamd Tracker Richardson (zie foto).

Ze stierven kort na elkaar nadat een officier in het bataljon had opgemerkt dat er sinds maanden geen slachtoffers onder de officieren meer waren gevallen. Een duidelijk geval van het noodlot tarten dus. Zowel Sassoon als Graves was goed bevriend met de jonge David Thomas die stierf op 18 maart 1916, pas 20 jaar oud. Pritchard, nog jonger en slechts 19 jaar, stierf de volgende dag samen met de 21-jarige Richardson, die dodelijk verwond werd door een granaat in de frontlinie. Richardson was de commandant van de A-compagnie, waarvan Graves plaatsvervangend commandant was.

Sassoon heeft drie gedichten gewijd aan de dood van zijn vriend David Thomas.
Uit A Letter Home (to Robert Graves) geschreven in mei 1916 komt het volgende fragment:

  You and I have walked together
In the starving winter weather.
We‘ve been glad because we knew
Time’s too short and friends are few.
We‘ve been sad because we missed
One whose yellow head was kissed
By the gods, who thought about him
Till they couldn’t do without him.
Now he’s here again; I’ve seen
Soldier David dressed in green,
Standing in a wood that swings
To the madrigal he sings.
He’s come back, all mirth and glory,
Like the prince in fairy story.
Winter called him far away;
Blossoms bring him home with May.

Het gedicht heeft nog niet de felheid en de mate van aanklacht tegen de oorlog die Sassoons latere gedichten zouden kenmerken.

Point 110 New Military Cemetery met de graven van de subalterne officieren David Thomas, Mervyn Richardson en David Pritchard, alle drie behorend tot de Royal Welch Fusiliers.

Referenties
• Robert Graves, Dat hebben we gehad, Amsterdam, 1980.
• Major & Mrs Holt’s Battlefield Guide to the Somme, London, 1996, p. 117-118.
• Helen McPhail and Philip Guest, Robert Graves & Siegfried Sassoon, On the trails of the poets of the Great War, London, 2001.
• Paul Reed, Chapter The Poets’ Walk in Walking the Somme, A Walker’s Guide to the 1916 Somme Battlefields, London, 1997.
• Siegfried Sassoon, The War Poems, London, 1983.
• Siegfried Sassoon, Diaries 1915-1918, London, 1983.
• Siegfried Sassoon, Memoires van een man die op vossen jaagde, Utrecht, 2002.
• Siegfried Sassoon, Memoires van een infanterieofficier, Utrecht, 2003.
• Michael Stedman, Somme, Fricourt-Mametz, London, 1997.
• Bob den Uyl, Een zwervend bestaan, Amsterdam, 1977, Hoofdstuk 10, p. 57-70.

  naar homepage