De kapel op de Notre-Dame de Lorette
De geschiedenis van de kapel van Notre-Dame de Lorette
gaat terug tot 1727 en begon met de bouw van een klein
kapelletje om de maagd Maria te bedanken voor de
genezing van Nicolas Guilbert, een inwoner van het dorp
Ablain-Saint-Nazaire.
Na een pelgrimstocht naar Loretto in Italië kwam hij
gezond en wel weer terug in zijn woonplaats. In het
kapelletje plaatste hij een uit Italië meegenomen
beeldje van Maria. Dit oorspronkelijke kapelletje werd
vernietigd en herbouwd als een grotere kapel in 1880.
|
De kapel van Notre-Dame de Lorette voor de oorlog |
Toen de strijd zich van de Marne naar het noorden van
Frankrijk verplaatste namen de Duitsers begin oktober
1914 de Lorette heuvel in hun bezit. Vanaf december
lanceerden de Fransen drie grote aanvallen in Artois en
werd er om en op de heuvel zwaar gevochten.
De frontlijn liep over de heuvel heen. Uiteindelijk
slaagde het 21ste Korps van het Franse 10de leger, onder
leiding van generaal Paul Maistre, er in de Duitsers van
de hellingen van de heuvel te verdrijven tijdens de
derde slag om Artois van 25-30 september 1915. Tijdens
de gevechten om de Lorette heuvel werd de kapel volledig
verwoest. Maistre zou later geëerd worden met een
standbeeld op de heuvel.
Op initiatief van de bisschop van Arras, monseigneur
Eugène Julien, werd de kapel na de oorlog herbouwd. In
zijn visie moest de heuvel een heilige plaats voor de
Franse strijders worden en daartoe richtte hij de
Association de Notre-Dame de Lorette op.
Naast de kapel werd op de heuvel een nationaal mausoleum
ingericht. Daarvan kent Frankrijk er vier. Behalve op de
Lorette heuvel bevinden die zich in Douaumont (bij
Verdun), Dormans (aan de Marne) en Hartmannswillerkopf
(in de Vogezen). De monumenten werden opgericht op
particulier initiatief en gefinancierd door publieke
giften. Ze combineren de katholieke religieuze belevenis
met een Frans patriottisme.
|
De begraafplaats, kapel en toren op de
Notre-Dame de Lorette in het interbellum |
De huidige kapel van Notre-Dame de Lorette heeft een
Romaans-Byzantijnse bouwstijl. Monseigneur Julien legde
de eerste steen in 1921 en de inwijding van kapel vond
plaats in 1927 in aanwezigheid van maarschalk Pétain. In
het koor is een groot mozaïek met een Christusfiguur
aangebracht. Behalve een beeld van Maria staat er
slechts een ander standbeeld in de kapel en wel van
monseigneur Julien.
De kapel hangt vol met plaquettes ter herdenking van
militaire eenheden of van individuele personen. Daarbij
krijgt die van de
wielrenner François Faber (1887-1915) speciale
aandacht in reisgidsen zoals ‘Velden van weleer’ van
Chrisje en Kees Brants. Faber was soldaat in het
Vreemdelingenlegioen (het 1er Régiment Etrangère) en
winnaar van de Tour de France in 1909. De vitrine gewijd
aan de Franse heldin Louise de Bettignies langs de
rechterwand van de kapel wordt helaas niet genoemd in
‘Velden van weleer’.
|
|
Vitrine gewijd aan Louise de Bettignies |
In die vitrine hangen een schilderij van haar met drie
opgespelde ordetekens, een Citation à l’Orde de l’Armée
voor de toekenning van La Croix des Guerre avec Palmes
ondertekend door maarschalk Joffre op 20 april 1916 en
een houten kruis.
De tekst onder de vitrine geeft aan dit houten kruis
door de Duitsers op haar graf in Keulen werd geplaatst.
Wie was nu die Mademoiselle de Bettignies en waarom zijn
die hoge onderscheidingen aan haar uitgereikt?
Louise de
Bettignies
Louise de Bettignies werd geboren op 15 juli 1880 in
Saint-Amand les Eaux in de buurt van Lille. Zij was van
aristocratische afkomst, hoewel de familie verarmd was,
ongetrouwd en had Duits en Engels gestudeerd. Gevlucht
voor de Duitsers werd ze in februari 1915 in Saint Omer
door de Britse inlichtingendienst gerekruteerd en
gevraagd naar Lille terug te keren voor het verzamelen
van informatie over troepenconcentraties,
munitietransporten en dies meer.
|
Louise de Bettignies (1880-1918)
|
Ze opereerde in Lille onder de schuilnaam Alice Dubois
en vormde een spionagenetwerk, waarvan ook Marie-Léonie
Vanhoutte onder de schuilnaam Charlotte Lameron deel uit
maakte. Samen ondernamen ze geregeld de tocht door het
bezette Frankrijk en België naar Nederland en via
Middelburg zelfs naar Engeland om verslag uit te brengen
bij de Britse inlichtingendienst.
Onder de schuilnaam Pauline werkte Louise de Bettignies
ook voor de Franse inlichtingendienst. Het
spionagenetwerk omvatte op zijn hoogtepunt zo’n 80
personen. Maar dit kon natuurlijk niet goed gaan en de
Duitse contraspionage kwam haar en het netwerk op het
spoor. In september 1915 werd Marie-Léonie Vanhoutte in
Brussel gearresteerd.
Op 20 oktober 1915 werd Louise de Bettignies bij een
Duitse controlepost in het dorp Froyennes, vlakbij
Tournai (Doornik), in België aangehouden samen met haar
chauffeur Georges de Saever. Vanuit Doornik werd ze
overgebracht naar de gevangenis van Sint-Gilles te
Brussel. Tijdens de verhoren bleef ze zwijgen over haar
spionageactiviteiten.
Op 16 maart 1916 werd ze voor geleid voor een Duitse
militaire rechtbank in Brussel en in eerste instantie
ter dood veroordeeld. De rechtbank zette dit een week
later om in levenslang, vermoedelijk omdat de Duitsers
wilden voorkomen dat de internationale gemeenschap niet
opnieuw vol verontwaardiging zou reageren zoals op de
executie van de verpleegster Edith Cavell. Ook
veranderden de Duitsers de doodvonnissen voor Georges de
Saever en Marie-Léonie Vanhoutte in gevangenisstraffen.
In april 1916 werd Louise de Bettignies gevangen gezet
in een vrouwengevangenis in Siegburg in de buurt van
Keulen. Omdat ze weigerde mee te werken aan de productie
van munitie en haar medegevangenen aanzette om dit ook
niet te doen, stopte de bewaking haar voor straf in de
winter van 1916-1917 in een ijskoude isoleercel.
Haar gezondheid ging zienderogen achteruit, ze kreeg
tyfus en liep een longontsteking op. De Duitsers
brachten haar uiteindelijk nog naar een ziekenhuis in
Keulen, waar ze op 27 september 1918 stierf na
complicaties na een operatie.
De Duitsers begroeven haar op een begraafplaats in
Keulen en plaatsen een houten kruis met haar naam en
sterfdatum op het graf. Haar lotgenoot Marie-Léonie
Vanhoutte overleefde de gevangenis wel en werd op 8
oktober 1918 vrijgelaten.
In februari 1920 werd het lichaam van Louise de
Bettignies met militaire eer gerepatrieerd naar
Frankrijk en herbegraven in haar geboorteplaats
Saint-Amand les Eaux. Het houten kruis kreeg later een
plaats in de herbouwde kapel van de Notre-Dame de
Lorette.
Behalve het Croix de Guerre werd aan haar ook het Légion
d’Honneur toegekend en werd ze tot Officer of the Order
the British Empire benoemd. Ander eerbetoon volgde en
haar naam leeft voort in monumenten en in namen van
straten en pleinen. Maar misschien is de eretitel van
Jeanne d’Arc du Nord wel de allerbelangrijkste.
Geraadpleegde literatuur
▬
Rosalind Pelletier-Wilkins, The forgotten Front!, Le
Front oublié!, Artois 1914-1918, Saint-Laurent-Blangny,
2007.
▬
Zie artikel over Notre-Dame de Lorette op de website:
www.webmatters.net/france/ww1_lorette.htm.
▬
Artikel over Louise de Bettignies op de website Chemins
de mémoire:
www.cheminsdememoire.gouv.fr/page/affichegh.php?idGH=341&idLang=fr.
▬
Een serie artikelen van René van Diermen over Louise de
Bettignies verschenen in het WFA-blad De Groote Oorlog,
september 2005, maart 2006 en maart 2007. |