naar homepage


De Amerikanen aan de Marne in de zomer van 1918

“Retreat? Hell, we just got here!”

door Eric R.J. Wils

In het voorjaar van 1918 namen Amerikaanse troepen daadwerkelijk deel aan de strijd aan het Westelijk Front. Het begon met relatief kleine acties, maar in juni-juli 1918 waren Amerikaanse divisies volop betrokken bij de gevechten om de Duitse opmars richting Parijs tegen te houden. Een strijd die de geschiedenis is ingegaan als de Tweede Slag van de Marne en als een keerpunt in de Eerste Wereldoorlog kan worden beschouwd.

Door de na de oorlog opgerichte Amerikaanse monumenten wordt vandaag de dag de indruk gewekt, dat voornamelijk de Amerikanen hier de Duitsers hebben gestopt in hun offensief. Zo kleuren de tastbare herinneringen uiteindelijk de geschiedenis. De Amerikaanse acties worden nagegaan en in een groter geheel geplaatst.

Inhoudsopgave
Het Aisne-Marne monument bij Château-Thierry
Het derde Duitse voorjaarsoffensief van 27 mei 1918
De Tweede Slag van de Marne
Tastbare herinneringen aan de strijd tussen de Marne en de Aisne
Tot slot
Geraadpleegde bronnen

 Het Aisne-Marne monument bij Château-Thierry
Bij een bezoek aan Château-Thierry valt niet te omkomen aan het Aisne-Marne monument dat op een heuvel, Côte 204, een paar kilometer ten westen van de stad staat. Het is wellicht het grootste van alle oorlogsmonumenten die de Amerikanen na de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk hebben neergezet. Een groot land houdt nu eenmaal van megalomane bouwwerken.
   
Het Aisne-Marne monument op Côte 204 bij Château-Thierry.

Het in 1930 onthulde monument bestaat uit een dubbele colonnade voorzien van beelden. Aan de westkant, bij de parkeerplaats, staan twee vrouwelijke beelden hand in hand die Amerika en Frankrijk voorstellen. De tekst ernaast, in het Engels en Frans, drukt uit dat dit monument toch ook een beetje ter ere van de Franse troepen is getuige de woorden:

  This monument has been erected by the United States of America to commemorate the services of her troops and those of France who fought in this region during the Word War. It stands as a lasting symbol of the friendship and cooperation between the French and American Armies.

Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw is de in de laatste zin genoemde samenwerking wellicht niet helemaal meer het geval, maar het is opmerkelijk dat er staat ‘French and American Armies’ en niet andersom. Aan de andere kant van het monument maakt het beeld van de grote Amerikaanse adelaar, uitkijkend op Château-Thierry, wel duidelijk dat alleen de Amerikaanse bijdrage aan de strijd hier geëerd wordt. Onder de adelaar staan de woorden: ‘Time will not dim the glory of their deeds.’

Daaronder een stenen kaart van de Aisne-Marne saillant en het gebied dat de Amerikaanse troepen op de Duitsers hebben veroverd na 18 juli 1918, toen het geallieerde tegenoffensief startte. Het is op de kaart aangegeven in stippellijnen en vormt eilandjes in de streek tussen de rivieren de Marne en de Aisne. Acht Amerikaanse divisies, met hun veel grotere sterkte van 27.000 man dan de uitgedunde Britse of Franse divisies, namen aan het offensief van 18 juli deel dat duurde tot 6 augustus 1918.

Op een plaquette, aangebracht tussen de dubbele colonnade, staat dat er 310.000 Amerikaanse soldaten betrokken waren bij de gevechten, waarbij 67.000 slachtoffers vielen. Op de plaquette wordt tevens vermeld dat de Amerikaanse 2de en 3de divisies al anderhalve maand eerder werden ingezet om de Duitse opmars aan de Marne te stoppen.

Maar de strijd bij het nabijgelegen dorp Belleau wordt niet met name genoemd. Een plaats die door de Amerikaanse mariniers, in 1918 slechts een brigade behorend tot de Amerikaanse 2de divisie, toch als een heilig oord wordt beschouwd. Een kort overzicht van de strijd tussen de Aisne en de Marne in mei-augustus 1918 en de Amerikaanse rol daarin, is derhalve op zijn plaats.

Het derde Duitse voorjaarsoffensief van 27 mei 1918
Het Duitse leger opende op 21 maart 1918 zijn grote offensieven om de oorlog aan het Westelijk Front daadwerkelijk te gaan winnen. Althans volgens de plannen van kwartiermeester-generaal Ludendorff, niet in naam maar wel in de praktijk de belangrijkste man in de Oberste Heeresleitung (OHL). De oorlog aan het oostfront was gewonnen, troepen werden naar het westen verplaatst en de Amerikanen waren nog bezig met de opbouw van hun leger.

Twee offensieven gericht tegen de Britten in maart en april 1918, met de respectievelijke codenamen Michael en Georgette, hadden grote uitstulpingen gecreëerd in het Britse front richting Amiens en rond Armentières. Maar de Britten hadden ondanks grote verliezen en weliswaar met de rug tegen de muur toch stand weten te houden. Als gevolg van de Duitse offensieven hadden de Britten en Fransen nu eindelijk eens besloten tot een gezamenlijk commando met de Franse generaal Foch als opperbevelhebber.

Op 27 mei 1918 lanceerde Ludendorff zijn derde offensief, met de codenaam Blücher, gericht tegen de Fransen aan de Chemin des Dames tussen de steden Reims en Soissons. In het gebied was bovendien een aantal Britse divisies aan het recupereren. Het offensief was oorspronkelijk bedoeld als een schijnaanval om meer reservetroepen uit het noorden weg te lokken.
   
De Duitse aanval van 27 mei 1918 aan de Chemin des Dames richting de Marne.

Het derde offensief startte met een zwaar bombardement uit 4000 kanonnen georkestreerd door de Duitse artilleriespecialist kolonel Bruchmüller. Granaten met gifgas en hoogexplosieven werden in grote hoeveelheden op de Franse frontlijn afgevuurd.

Het Duitse 1ste leger van generaal Von Below en het Duitse 7de leger van generaal Von Böhn openden vervolgens de infanterieaanval met 15 divisies. Het Franse 6de leger van generaal Duchêne, gevormd uit 10 infanteriedivisies en een cavaleriekorps, werd verrast en compleet overlopen. Bovendien had Duchêne niet het geldende concept van de verdediging in de diepte toegepast en zijn manschappen overwegend in de voorste loopgraven gepositioneerd. Het falen van de Franse verdediging zou Duchêne aangerekend worden en hem zijn commando kosten.

De eerste dag resulteerde in een ongekende Duitse opmars van circa 20 km. Doordat de bruggen niet opgeblazen waren, werd de rivier de Aisne snel overgestoken. De volgende dagen verliep de opmars trager, maar begin juni 1918 stond het Duitse leger na bijna vier jaar weer aan de Marne en was blijkbaar nu wel onafwendbaar op weg Nach Paris. Op 2 juni had het Franse leger de noordkant van Château-Thierry opgegeven en had zich teruggetrokken op de zuidelijke oever van de Marne. Ook Côte 204 was in Duitse handen gevallen.
   
De geallieerde opperbevelhebber generaal Foch met generaal Pershing.

In mei 1918 beschouwde de Amerikaanse bevelhebber generaal Pershing dat nog slechts enkele van zijn divisies klaar waren voor de strijd. Overeenkomstig zijn opdracht van de Amerikaanse regering diende de American Expeditionary Force (AEF) als autonome legermacht te gaan functioneren. Maar na topoverleg o.l.v. generaal Foch, in zijn functie als geallieerde opperbevelhebber, werd na dringend verzoek van de Franse bevelhebber Pétain toch besloten twee Amerikaanse divisies - de 2de en 3de divisie - naar het bedreigde gebied te sturen om de Fransen te helpen de gaten te dichten.

Eerder was de Amerikaanse 1ste divisie (The Big Red One) al uitbesteed om op 28 mei een actie bij Cantigny, in de buurt van de stad Montdidier, te ondernemen. Deze divisie was de eerste van de Amerikaanse divisies die overzee werd gestuurd. De Amerikaanse 3de divisie werd naar de Marne tussen Château-Thierry en Dormans gestuurd om de Duitsers te beletten de rivier over te steken. De Amerikaanse 2de divisie diende de zuidwestkant van de ontstane saillant te verdedigen inclusief de weg naar Parijs. Beiden werden onder het commando van het Franse 6de leger geplaatst. Winston Churchill heeft in zijn boek The World Crisis 1911-1918 een paar treffende zinnen gewijd aan de komst van de Doughboys:

  ‘Plotseling begonnen de wegen zich te vullen met eindeloze stromen Amerikanen. De indruk die deze schijnbaar onuitputtelijke vloedgolf van glanzende jeugd in zijn eerste volwassenheid en kracht op de in het nauw gebrachte Fransen maakte was overweldigend. Geen van hen was onder de twintig, en weinigen de dertig gepasseerd. Toen zij opeengepakt in hun voertuigen langs de wegen ratelden, luidkeels de liederen van de nieuwe wereld zingend, brandend van verlangen het bloederige slagveld te zien, werd het Franse hoofdkwartier aangegrepen door een nieuwe levensdrang.’

Het leest of het oorlogsenthousiasme van augustus-september 1914 weer helemaal terug was. De Amerikaanse 2de divisie slaagde er in de Duitsers af te stoppen ten zuiden van het Bois de Belleau bij de dorpen Lucy-le-Bocage en Bouresches. Een uitspraak van kapitein Williams van de mariniers op 1 juni 1918 heeft daarbij geschiedenis gemaakt. Door een Franse officier geadviseerd terug te trekken zou hij geantwoord hebben: “Retreat? Hell, we just got here!” Het zou in de Amerikaanse militaire historie niet bij deze soundbite blijven.
   
De frontlijn bij Belleau Wood die door de Amerikaanse 2de divisie werd verdedigd.

Vanuit Lucy-le-Bocage zou de 2de divisie vanaf 6 juni via een serie aanvallen de Duitsers weer langzaam terugdringen. Op 25 juni veroverden de mariniers van de 2de divisie het Bois de Belleau. Dit detail van het titanengevecht tussen de Duitsers en de geallieerde troepen, dat gaande was in de streek van de Marne, bereikte de Amerikaanse pers.

De Amerikaanse journalist Floyd Gibbons kreeg het bericht ‘Marines saved Paris by defending Château-Thierry against all odds’ door de censuur. Het werd vervolgens zodanig uitvergroot dat het legendarische proporties aannam en het beeld heeft geschapen dat de Amerikaanse mariniers Frankrijk hebben behoed voor de nederlaag. De legende van de Devil Dogs was geboren, tot de Duitse versie van de Teufel Hunden aan toe.
   
Amerikaanse rekruteringsposter voor de mariniers
Amerikaanse soldaten met een Stokes mortier in Belleau Wood. De foto is duidelijk
niet tijdens een gevecht genomen, maar in een periode na de strijd. De mannen poseren.

Ook de belangrijke rol van de Amerikaanse 3de divisie in de verdediging van Château-Thierry is daardoor naar de achtergrond verdrongen. Ze stonden als ‘The Rock of the Marne’ en hebben door hun optreden dan ook de naam Marne Division gekregen.

Hoewel de Amerikaanse bijdrage in de strijd nog beperkt was, hadden de troepen in juni 1918 aangetoond dat ze het op konden nemen tegen de ervaren en geharde Duitse troepen. En mogelijk was dat wel de grootste winst voor de geallieerde zaak.
   
Een machinegeweercompagnie van de Amerikaanse 3de (Marne) divisie
in actie om de Duitse opmars over de Marne tegen te houden.

Ondanks de Duitse terreinwinst na de start van de aanval op 27 mei 1918 was weer een uitstulping in de frontlijn geschapen, waarin de troepen door vernietiging van wegen en spoorlijnen moeilijk te bevoorraden waren. En zolang de geallieerden nog reservetroepen beschikbaar hadden en niet in al te grote paniek raakten kon de Duitse aanval weer gepareerd worden. Ergo er was strategisch gezien weer weinig bereikt toen op 4 juni de Duitse aanval stil viel. Vervolgens kwam het dilemma van hoe nu verder. Weer aanvallen in het noorden tegen de Britten of toch de weg naar Parijs vervolgen.

Ludendorff besloot de saillant verder uit te breiden door operatie Gneisenau te beginnen. Het Duitse 18de leger van generaal Von Hutier veroverde in de periode van 9-14 juni ten westen van Soissons in de vallei van de rivier de Matz weer een tiental kilometers terrein, maar ook dat bracht de eindoverwinning niet naderbij.

Door een louter Franse tegenaanval werd het offensief gestopt. De Duitsers hadden een maand nodig om zich te reorganiseren voordat ze strijd hervatten op 15 juli. Het op die datum gelanceerde laatste Duitse offensief in 1918 zou doorslaggevend worden voor de oorlog.

De Tweede Slag van de Marne
Het op 15 juli 1918 begonnen nieuwe Duitse offensief wordt gewoonlijk aangeduid als het begin van de Tweede Slag van de Marne, hoewel andere bronnen de strijd tussen 27 mei en 15 juli 1918 daar eveneens toe rekenen. Het is natuurlijk slechts een kwestie van indeling.

De Duitse aanval, met codenaam Marne-Reimsschutz, op 15 juli vond plaats ten weerszijden van de stad Reims. De bedoeling was Reims, een belangrijk spoorwegknooppunt, en de hoogten ten zuiden van de stad te veroveren. De Fransen waren van de Duitse plannen op de hoogte en werden niet meer verrast zoals op 27 mei.

Ze wachtten de Duitsers op met een artilleriebarrage. Ten oosten van Reims werd nauwelijks terrein gewonnen. Het Duitse 7de leger van generaal Von Böhn lukte het nog wel de Marne over te steken bij Dormans en ook de Amerikaanse 3de divisie kon dat niet verhinderen.
   
Het verloop van de strijd aan de Marne na 15 juli 1918.

Maar de Duitse aanval miste de kracht van de eerdere offensieven uit 1918, die echter gepaard waren gegaan met enorme Duitse verliezen. Bijna een miljoen man was gedood, gewond of vermist in de periode van maart-juli 1918. Verliezen die groter waren dan de heroïsche strijd rond Verdun of aan de Somme in 1916. Ludendorff was ook door zijn beste aanvalstroepen - de Sturmbataillone - heen geraakt.

Het verlies aan oorlogsmaterieel deed zich tevens meer en meer gevoelen. Door de grotere productiecapaciteit van de geallieerden konden die hun verloren materieel sneller vervangen. En de Amerikanen kwamen met enorme aantallen de gelederen versterken. Per dag kwamen er in juli gemiddeld zo’n 10.000 Yanks in Frankrijk aan.
   
De aanhoudende stroom Amerikaanse troepen die in de zomer van 1918
Frankrijk binnenkwam zoals dit regiment op 12 juli in Le Havre.

Op 17 juli werd het Duitse offensief al gestopt en een dag later draaiden de geallieerden de zaak om. Generaal Foch had vanaf het ontstaan van de saillant aan de Marne voortdurend plannen gemaakt voor een tegenaanval in de hoop dat de geallieerden het initiatief zouden kunnen overnemen. Weliswaar af en toe ruzie makend met Pétain over de inzet van de Franse reserves was het toch gelukt alle beschikbare Franse troepen samen te voegen en met een grote Amerikaanse inbreng was het op 18 juli dan eindelijk zover.

In totaal zouden er niet minder dan 270.000 Amerikanen aan dit offensief deelnemen. Er was een waarlijk geallieerde legermacht gevormd omdat ook nog twee Italiaanse en vier Britse divisies meestreden.

Het Franse 10de leger van generaal Mangin, weer in genade aangenomen na het echec van de Franse aanval aan de Chemin des Dames in april 1917, opende de aanval aan de noordkant van de saillant bij Villers-Cotterêts. Daar lag de kwetsbare flank van de Duitsers na hun opmars richting de Marne en hun slechts provisorisch ingerichte verdedigingslinie.

In de bossen had Mangin zijn strijdmacht verzameld. Er werd afgezien van de gebruikelijke opening met een artilleriebombardement, maar de opmars werd ondersteund door een voortrollende artilleriebarrage. Gesteund door de Amerikaanse 1ste en 2de divisies en 225 nieuwe Renault tanks rukten de troepen van Mangin op.

Aan Mangins rechterflank opereerde het Franse 6de leger van generaal Degoutte, die Duchêne was opgevolgd. Aan dit leger waren de Amerikaanse 4de en 26ste divisies toegevoegd. En aan de zuidkant van de saillant vocht het Franse 5de leger van generaal Berthelot met het Franse 9de leger van generaal de Mitry als reserve.

Door taaie Duitse tegenstand verliep de geallieerde aanval niet snel. De vitale weg Soissons naar Château-Thierry mocht niet afgesneden worden, voordat alle Duitse manschappen en zoveel mogelijk materieel terug naar het noorden waren verplaatst. Pas op 28 juli kwam de weg volledig in geallieerde handen. Op 21 juli stak het Franse 6de leger de Marne weer over en werd Château-Thierry bevrijd.

Door herhaalde aanvallen waren de Duitsers op 27 juli vanaf de Marne ongeveer 10 km teruggeduwd tot de rivier de Ourcq. Tussen de plaatsen Fère-en-Tardenois en Ville-en-Tardenois vormden ze een nieuwe verdedigingslinie waarop de geallieerde aanval zich op 28 juli vastliep. Nieuwe divisies werden vanuit Château-Thierry naar voren gebracht waaronder de Amerikaanse 32ste en 42ste divisies. Die laatste staat bekend als de Rainbow divisie waar de toenmalige brigade-generaal Douglas MacArthur stafchef van was.

Na een hernieuwde aanval op 1 augustus gaf Ludendorff het de dag daarna op en trok zijn troepen geleidelijk verder terug. De zuidelijke helft van Soissons werd op 3 augustus bevrijd. Maar de Fransen kwamen de rivier de Aisne niet over, dat zou pas eind augustus lukken. Op 6 augustus stonden de Duitsers weer waar ze op 27 mei de Aisne en haar zijrivier de Vesle hadden overgestoken. Beide partijen waren uitgeput. Tussen 15 juli en 2 augustus 1918 vielen er 110.000 Duitse en 160.000 geallieerde slachtoffers (gedood, gewond en vermist), waarvan zo’n 40 procent Amerikanen.

Het keerpunt in de oorlog voor de geallieerden was echter bereikt, vanaf augustus trokken de Duitsers zich alleen nog maar terug. De dreiging dat Parijs zou vallen was voorbij en het verdere verloop van de oorlog werd niet meer door Ludendorff gedicteerd.

Ook het plan om opnieuw een aanval tegen de Britten te plaatsen was van de baan. De beroemde woorden van Winston Churchill van 12 november 1942 tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn retrospectief van toepassing op de Tweede Slag van de Marne: ‘Now, this is not the end. This is not even the beginning of the end. But it is, perhaps, the end of the beginning.

Het begin had alleen wel erg lang geduurd. Op 8 augustus 1918 begon het Britse leger de slag om Amiens wat de ‘zwarte dag’ voor het Duitse leger zou gaan worden en zeker het begin van het einde inluidde. Het zou echter nog vele slachtoffers kosten voordat de Duitsers het op 11 november 1918 definitief opgaven.
 
Tastbare herinneringen aan de strijd tussen de Marne en de Aisne
Behalve het grote Aisne-Marne monument op Côte 204 buiten Château-Thierry zijn er meerdere tastbare herinneringen, waaronder twee begraafplaatsen, van de Amerikaanse deelname aan de strijd tussen de Marne en de Aisne in de zomer van 1918. Ze staan allemaal beschreven in het hoofdstuk Second Battle of the Marne van de reisgids The Western Front-South van Major & Mrs Holt.

Men vindt ze voornamelijk in Château-Thierry, in het dorp Belleau en langs de rivier de Ourcq. Hieronder wordt slechts op de meest bekende ingegaan.

De strijd van de Amerikaanse 3de divisie aan de Marne wordt herdacht met een gedenkteken in Château-Thierry aan de noordkant van de rivier. Het is een monument voor alle acties van de divisie tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, hoewel de divisie in die laatste oorlog nooit in de buurt van de Marne is geweest.
   
Monument voor de Amerikaanse 3de (Marne) divisie in Château-Thierry.

Ter herinnering aan de opmars van de Amerikaanse 2de divisie vanaf Lucy-le-Bocage via Bouresches naar Belleau, zijn in de dorpen grote keien geplaatst voorzien van een ster. Het dorp Belleau zelf staat vol met Amerikaanse gedenktekens. Die variëren van kleine monumenten als een fontein tot een Memorial Church, een begraafplaats en het herinneringspark van de mariniers.

Op het privéterrein van het Château de Belleau aan het Place du Général Pershing bevindt zich de Devil Dogs Fountain, niet meer dan een waterbak voorzien van een hondenkop. De fontein speelt nog altijd een rol in de herdenkingen van de Amerikaanse mariniers van hun strijd om het Bois de Belleau. Of ze in juni 1918 inderdaad water uit die fontein hebben gedronken is maar zeer de vraag.
   
De fontein met de hondenkop in het dorp Belleau.

Ondanks de vele geschriften die gewijd zijn aan het optreden van de mariniers van de Amerikaanse 2de divisie richting Belleau, maakt een bezoek aan het herdenkingspark Bois de la Brigade de Marine duidelijk dat hier niet de ultieme veldslag van de Tweede Slag van de Marne werd uitgevochten. Het was een sideshow, maar voor de mariniers wel een dodelijke.

Op de eerste dag van de aanval op 6 juni leden ze al een verlies van meer dan 1.000 man. Hun vuurdoop resulteerde in het grootste verlies in hun gehele geschiedenis en dit verklaart wellicht de aandacht die nog altijd aan de strijd om Belleau wordt besteed. Midden in het herdenkingspark staat een monument bestaande uit een bronzen reliëf van een marinier met ontbloot bovenlichaam met geweer en bajonet gereed voor actie. Het staat bekend als ‘Iron Mike’.

Het monument Iron Mike midden in het Bois de la Brigade de Marine.
De Aisne-Marne American Cemetery met de kapel.

De gesneuvelden mariniers werden begraven op de Aisne-Marne American Cemetery aan de rand van het Bois de Belleau. Er liggen in totaal 2.289 Amerikanen begraven in twee perken links en rechts van de kapel, die in de strijd aan de Marne zijn gevallen. Dus ook de doden van andere Amerikaanse divisies. In de muren van de smalle, rechthoekige kapel zijn de namen van 1.060 vermisten van de strijd in dit gebied aangebracht.

Ten noorden van Château-Thierry, in de buurt van Oulchy-le-Château, is op de Butte de Chalmont het Franse monument voor de overwinning van de Tweede Slag van de Marne neergezet. Midden in het landschap staat de indrukwekkende beeldengroep Les Fantômes de Landowski. Het zijn acht meter hoge beelden van acht Franse soldaten op een heuvel met beneden een vrouwenbeeld dat La France representeert.

Geen klassiek gevormd monument zoals het Amerikaanse Aisne-Marne monument bij Château-Thierry, maar een artistiek kunstwerk vervaardigd door de beeldhouwer Landowski, zelf een oorlogsveteraan. Niet de glorie, zoals op het Amerikaanse monument, maar het lijden van de soldaten staat centraal.

Het lijden van de Amerikaanse soldaten wordt herinnerd in de Oisne-Aisne Cemetery gelegen een paar kilometer ten oosten van de plaats Fère-en-Tardenois. Hoewel Amerikaanse begraafplaatsen altijd iets glorieus uitstralen. Er liggen 6.012 Amerikanen begraven in vier perken die in de strijd tussen de Marne en de Aisne zijn gesneuveld. Het is de tweede in grootte, na de Meuse-Argonne Cemetery, van de Amerikaanse begraafplaatsen met gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog. De centrale as eindigt in een colonnade van het monument met aan de ene kant een kapel met de namen van 241 vermisten.
   
De Oisne-Aisne Cemetery richting het monument met de kapel.

Op de begraafplaats ligt de op 6 december 1886 in New Yersey geboren dichter en journalist Joyce Kilmer, in de oorlog sergeant in de Amerikaanse 42ste (Rainbow) divisie. Hij sneuvelde op 30 juli 1918 in de zware gevechten rond de rivier de Ourcq.

Kilmer was niet de beroemdste Amerikaanse militair die sneuvelde aan de Marne. Die eer komt eerder toe aan de 20-jarige luitenant Quinten Roosevelt, de jongste van de vier zonen van de Amerikaanse oud-president Theodore Roosevelt.

Quinten was een vliegenier en werd neergeschoten op 14 juli 1918. Hij stortte neer bij het dorp Chamery, ongeveer 10 km oostelijk van Fère-en-Tardenois. Er ligt nog een plaquette op die plaats en in het dorp staat een aan hem gewijde fontein met de tekst: ‘Only those are fit to live who are not afraid to die.
Zijn graf lag oorspronkelijk ook in Chamery maar werd na de Tweede Wereldoorlog verplaatst naar de militaire begraafplaats in Saint Laurent-sur-Mer in Normandië. Daar ligt hij naast zijn oudere broer brigade-generaal Theodore Roosevelt Jr, die op 6 juni 1944 landde op Utah Beach en een maand later stierf. Theodore Jr. was in de Eerste Wereldoorlog een majoor in de Amerikaanse 1ste divisie en vocht in juli 1918 in de opmars bij Villers-Cotterêts. Hij was zeker niet de enige Amerikaan die na 26 jaar in Frankrijk weer tegen de Duitsers ten strijde trok.

Tot slot
Na de Tweede Slag van de Marne zou het Amerikaanse leger nog verder in omvang toenemen en uitgroeien tot een miljoenenleger. Samen met de Fransen werd de strijd in augustus 1918 voortgezet tot aan de Chemin des Dames, waar de Duitsers op 27 mei 1918 hun aanval begonnen. De Franse politici waren na het afwenden van het gevaar richting Parijs zo opgelucht dat generaal Foch op 6 augustus 1918 tot maarschalk van Frankrijk werd benoemd.

In de laatste twee maanden van de oorlog zou de AEF conform de eis van generaal Pershing zelfstandig gaan opereren en naast de Fransen een eigen frontsector toegewezen krijgen in de Argonne en in de saillant van Saint-Mihiel aan de Maas. Hun opmars daar verliep niet altijd voorspoedig, maar aan de Marne werd voor het eerst de ervaring opgedaan wat een grootschalig offensief betekende.

Was het optreden van de Amerikaanse troepen nu bepalend voor de uitkomst van de strijd aan de Marne geweest? Zeker niet in de eerste fase van het Duitse offensief van 27 mei 1918. Ook zonder de twee ingezette Amerikaanse divisies zou de Duitse aanval wel afgestopt zijn. En de uitvergroting van de actie van mariniers van de Amerikaanse 2de divisie bij Belleau kan bijgeschreven worden bij de mythen en legenden van de oorlog.

Anders ligt het voor de geallieerde tegenaanval op 18 juli 1918. De Amerikaanse bijdrage daaraan was zodanig omvangrijk dat die mede voor de uitkomst heeft gezorgd. En een eerste overwinning na al die nederlagen en terugtrekkingen in 1918 was natuurlijk enorm belangrijk voor de geallieerde zaak. Eindelijk eens de rollen omgedraaid. In die zin zijn de Amerikanen dan wellicht niet de, maar dan toch wel een bepalende factor geweest. En dat laten ze de slagveldtoerist die het gebied bezoekt aan de hand van de monumenten en andere tastbare herinneringen weten ook.

Geraadpleegde bronnen
David Bonk, Château Thierry & Belleau Wood 1918. America’s Baptism of Fire on the Marne, Oxford, 2007.
Dick Camp, The Devil Dogs at Belleau Wood. U.S. Marines in World War I, Minneapolis, 2008.
Winston S. Churchill, The World Crisis 1911-1918, London, 1941.
Winston Churchill, Drie jaar wereldbrand, 1916-1918, Overdruk van in “De Telegraaf”en “De Courant - Het Nieuws van den Dag” verschenen artikelen, Amsterdam, 1926.
Major & Mrs Holt’s Battlefield Guide to the Western Front-South, London, 2005. Chapter: Second Battle of the Marne (The Ourcq, Château Thierry, Belleau Wood): July-August 1918.
  Éric Labayle, La seconde bataille de la Marne, in: 14 18 Le magazine de la Grande Guerre, No. 41, Mai, juin, juillet 2008.
  Gary Mead, The Doughboys. America and the First World War, New York, 2000.
 John Toland, No Man’s Land. 1918, The Last Year of the Great War, Lincoln and London, 2002.

© 2010 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift Wereld in Oorlog, nummer 19, van augustus 2010.

naar homepage


eXTReMe Tracker