|
Post-Traumatic Stress
Disorder (PTSD) is géén shellshock
door Leo van Bergen
|
|
Kort geleden verscheen bij
http://wikileaks.org/
een film waarin is te zien hoe Amerikaanse soldaten in
Irak een groep burgers, met daarbij twee journalisten,
onder vuur namen. In de pers werd aan psychiaters gevraagd
of die soldaten wel ‘normaal’ waren. Hun antwoorden duiden
op een geringe historische kennis en op weinig belezenheid
wat betreft de ter zake doende literatuur over PTSD. |
|
Om de zoveel tijd kom je ze tegen,
psychiaters die een geringe historische kennis paren aan
een ontstellend gebrek aan historisch inzicht. Onlangs
bijvoorbeeld weer naar aanleiding van de beelden van
Amerikaanse soldaten die een konvooi burgers (?) met
daarbij twee journalisten onder vuur hadden genomen.
Natuurlijk werd daarbij de vraag gesteld of die
soldaten wel ‘normaal’ waren? Kwamen ze tot hun daden
doordat ze door eerdere ervaringen getraumatiseerd waren,
of zouden ze, bijvoorbeeld als gevolg van deze actie, na
terugkeer niet alsnog getraumatiseerd raken?
Bij
het beantwoorden van dat soort vragen doet een uitstapje
naar het verleden het altijd goed, maar helaas gaat het
dan ook bijna altijd faliekant mis. Nu was het weer een
arts van het veteranenhospitaal in Albuquerque die tot
uitspraken kwam als: ‘soldier’s heart (Amerikaanse
Burgeroorlog), shellshock (WOI), combat-exhaustion (WOII),
het is allemaal hetzelfde als PTSD’, een ziekte die echter
desondanks pas vanaf 1980 door de krijgsmacht zou zijn
erkend.
Maar daar blijft het niet bij. Ook moet
vaak even worden gezegd dat er al ‘sporen van’ PTSD zijn
gezien in diverse oude geschriften, tot aan het
Gilgamesj-epos en de werken van Homerus aan toe. Daarmee
geven ze dan meteen even blijk van hun enorme belezenheid.
Maar juist in die belezenheid schieten ze te kort, in
ieder geval wat de ter zake doende literatuur betreft.
Ten eerste: ‘de krijgsmacht’ zou PTSD pas in 1980
hebben erkend. Dat klopt inderdaad, maar is tegelijkertijd
een open deur omdat de afkorting PTSD pas in 1980 voor het
eerst is gebruikt. Eerder erkennen zou een ongelooflijk
staaltje van vooruitziende blik zijn geweest. Als echter
wordt bedoeld dat pas in 1980 militair medici voor het
eerst erkenden dat oorlog tot geestelijke problemen kon
leiden, is dat onzin.
Zo is een eveneens vaak
gebruikte opmerking, ‘iedereen heeft zijn breekpunt’,
afkomstig van T.A. Ross, een van zijn voorgangers, die dat
zei in 1941 naar aanleiding van zijn ervaringen in WOI.
Verder is PTSD de veralgemeniseerde voortzetting van het
Vietnamsyndoom.
Het was juist de angst voor een
veelheid aan psychisch doorgedraaide soldaten die de
achtergrond vormde van het vaststellen van een éénjarige
Tour of Duty. Het is in deze niet zozeer van belang dat
dit aanvankelijk leek te werken, maar dat later velen na
terugkeer alsnog bleken door te draaien.
Wel is
van belang dat het vrij vreemd is om bepaalde maatregelen
te nemen om iets te voorkomen waarvan wordt ontkend dat
het voorkomt. Of wordt er bedoeld dat er pas na 1980
financiële tegemoetkoming was voor doorgedraaide soldaten?
Ook dat klopt niet.
Zeker: het was lange tijd een
uitermate moeilijk proces en het was vaak een proces waar
artsen een rol in speelden waar tegenwoordig door hen met
enige schaamte op terug wordt gekeken. Maar onmogelijk was
het niet. Tienduizenden soldaten kregen in het Interbellum
een (inderdaad karig) oorlogspensioen nadat was
vastgesteld dat hun psychische problemen feitelijk het
gevolg waren van hun oorlogservaringen.
Ten tweede
is het al zeer moeilijk om gevallen van shellshock te
distilleren uit boeken van WOI-gangers als Erich-Maria
Remarque, Siegfried Sassoon of Henry Barbusse, laat staan
dat je de hedendaagse PTSD kunt bepalen uit werken die
zijn geschreven vierduizend jaar voordat de diagnose (of
beter: de symptoombeschrijving) PTSD zelf werd ontdekt,
vastgesteld of bepaald.
Het is sowieso vreemd dat
met de patiënt in de behandelkamer er bij, het maanden
duurt voordat er ‘PTSD’ wordt gezegd (strikt genomen toch
al slechts een klein deel van de mogelijke psychische
problemen van soldaten) maar dat na het lezen van lang
geleden geschreven boeken over een reeds lang voorbije
oorlogen, die ook nog eens voor een groot deel fictief
zijn, er gezegd kan worden: ‘Zie je wel, ook toen was er
al PTSD.’
Ten derde is volgens niet de minsten PTSD
niet vastgesteld maar uitgevonden. Zij was niet het
resultaat van medisch onderzoek dat het gevolg was van een
medische vraag op zoek naar een medisch antwoord.
Zij was de uitkomst van een proces waarin allerlei
belangen een rol speelden, waarvan het
medisch-wetenschappelijke er slechts één was. Zie hiervoor
het boek van Allan Young, The Harmony of Illusions.
Inventing Post-Traumatic Stress Disorder (1995).
Verder zijn dergelijke opmerkingen een teken van
arrogantie: ‘vroeger wist men het allemaal nog niet zo
precies, maar nu weten we het wel’. Alsof PTSD een altijd
en overal geldend, objectief vastgesteld feit is in plaats
van, zoals zoveel ziekten en zeker ziekten van de geest,
een constructie die enkel van toepassing is in een
bepaalde tijd en plaats.
Met andere woorden, de
kans is groot dat PTSD het lot zal treffen dat veel van
haar voorgangers ook is getroffen: een plek in de
geschiedenisboeken. En de kans is groot dat over 100 jaar
iemand zal zeggen: ‘soldier’s heart, shellshock, combat
exhaustion, PTSD, het is allemaal hetzelfde als GGGG
(Geflipt Gedrag na Gewelddadige Gebeurtenis)’.
En
daarmee komen we bij het belangrijkste: ziekten, en zeker
ziekten van de geest, zijn onlosmakelijk verbonden aan
tijd en plaats, in hun symptomen, in de wijze van
diagnosticeren, in de diagnose zelf, in de behandeling en
in de naamgeving.
Het is in deze opmerkelijk dat
juist de diagnose die wél door het leger erkend zou zijn,
PTSD, de enige is die in de naamgeving géén verbinding
heeft met oorlog.
Niet voor niets schreven de
psychiatrie-historici Edgar Jones en Simon Wessely in hun
Shell Shock to PTSD: military psychiatry from 1900 to the
Gulf War (2005) over de ook volgens hen al te simpele,
a-historische en wetenschappelijk luie aanname dat
shellshock was wat we nu PTSD noemen, dat de symptomen van
shellshock in weinig tot niets leken op die van PTSD.
Wat zijn dan die symptomen? Door de bank genomen
hartkloppingen bij soldier’s heart (de naam zegt het al),
neurologisch bepaalde uitval van lichaamsfuncties bij
shellshock en zaken als paranoia en/of lang aanhoudende
nachtmerries bij PTSD.
Siegfried Sassoon
bijvoorbeeld zou op grond van zijn bijna levensechte
dagdromen over stromen bloed op Trafalgar Square
tegenwoordig wellicht een of ander psychiatrisch label
opgeplakt hebben gekregen, maar van shellshock was
absoluut geen sprake.
In zijn prachtige Treating
the Trauma of the Great War. Soldiers, civilians and
psychiatry in France 1914-1940 (2009) zegt Gregory M.
Thomas dan ook volkomen terecht dat wellicht enkelen van
de neurotici uit WOI inderdaad heden ten dage de diagnose
PTSD zouden hebben gekregen, maar velen zeker niet.
Het met terugwerkende kracht toepassen van een
hedendaagse diagnose op een verleden situatie is dan ook
zeer problematisch - om het woord ‘belachelijk’ niet in de
mond te nemen - omdat zoals gezegd daarmee een zekere
eeuwigheid wordt toegeschreven aan diagnostische
categorieën.
Om Thomas te citeren: ‘Te claimen dat
een vroeg twintigste eeuwse, Franse soldaat in feite PTSD
had, suggereert dat er een soort natuurlijke categorie
genaamd PTSD was en ook altijd zal zijn, ook al hadden de
toenmalige artsen zelf die categorie nog niet ontdekt’.
Echter: ‘de symptomen die individuen laten zien en
de diagnoses en behandelingen die artsen voor hen in petto
hadden zijn te nauw vastgeklonken aan een specifieke
professionele, politieke, economische, sociale, en
culturele context om hedendaagse categorieën toe te passen
op verleden patiënten’.
En dat geldt, zo zou ik eraan toe
willen voegen, met name voor psychiatrische patiënten en
daarvan weer met name voor psychisch aangedane soldaten
die hebben gevochten in oorlogen die qua politieke
doelstelling, manier van vechten, geografische omgeving,
klimatologische omstandigheden etcetera etcetera zo zeer
van elkaar verschillen als de genoemde Amerikaanse
Burgeroorlog, de Eerste Wereldoorlog, de Tweede
Wereldoorlog, Vietnam of de oorlogen in Irak en
Afghanistan. Om van de oorlog om Troje nog maar te
zwijgen. |
|
▬ Over de
auteur: Dr. Leo van Bergen (1959) is medisch-historicus aan
het VUmc-Amsterdam, afdeling Metamedica. Hij is
gespecialiseerd in de relatie tussen oorlog en geneeskunde.
In 2009 ontving hij de Dr. J.A. Verdoornprijs
vanwege zijn uitmuntend wetenschappelijk werk op het gebied
van oorlog en geneeskunde. Zijn bekende boek over de Eerste
Wereldoorlog,
Zacht en Eervol. Lijden en sterven in een Grote Oorlog,
verscheen in maart 2009 bij Ashgate Publishing onder de
titel
Before my Helpless Sight. Suffering, Dying and Military
Medicine on the Western Front.
▬ ©
2010 - Leo van Bergen. De auteursrechten van bovenstaand
artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke
overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke
toestemming vereist van de auteur:
l.vanbergen@vumc.nl
l.vanbergen@vumc.nl
Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de
auteur worden voorgelegd.
|
|
|