Het uitbreken van de oorlog ging gepaard met een geweldig enthousiasme onder de bevolking in de Europese hoofdsteden. Aangevuurd door het publiek, familie, vrienden en verloofdes stroomden de legers naar het front.
Daarnaast meldden honderdduizenden geestdriftige jonge mannen zich vrijwillig zo snel mogelijk aan bij het leger, bang om te laat te komen en het ‘groot, opwindend spel’ te missen. In Duitsland werd luidkeels gezongen:
Heil Dir im Siegerkransz,
Herrscher des Vaterlands,
Heil, Kaiser, Dir!
Fühl’ in des Thrones Glansz
Die hohe Wonne gansz,
Liebling des Volks zu sein!
Heil, Kaiser, Dir! |
en in Engeland werd een nieuwe tekst bedacht voor het God save the
King:
God bless our splendid men,
Send them safe home again,
God save our men.
Keep them victorious,
Patient and chivalrous,
They are so dear to us,
God save our men. |
Bij het uitbreken van de oorlog lagen miljoenenlegers
tegenover elkaar maar de stemming in de oorlogvoerende
landen was opperbest en de algemene verwachting was dat het een hevige, maar korte oorlog zou worden. En met Kerstmis zou iedereen weer thuis zijn. Het bleek allemaal een gruwelijke misrekening.
Geschatte
sterkte oorlogvoerende landen in 1914 |
Centralen |
Duitsland |
2.147.000 |
100
divisies |
Oostenrijk
- Hongarije |
1.400.000 |
48
divisies |
Centralen
totaal |
3.547.000 |
148
divisies |
Geallieerden |
Frankrijk |
2.150.000 |
83
divisies |
Engeland |
132.000 |
6
divisies |
Rusland |
2.712.000 |
84
divisies |
Servië |
285.000 |
15
divisies |
Geallieerden
totaal |
5.279.000 |
188
divisies |
Bron:
C.J. Snijders en R. Dufour - De mobilisatiën bij de
groote Europesche mogendheden in 1914 en de invloed
van de generale staven op het uitbreken
van den wereldoorlog (Leiden 1927) blz 88-89 |
Het Schlieffenplan
De Duitse aanval op België en Frankrijk werd uitgevoerd volgens het
Schlieffen-plan.[1] Volgens dit plan moest een sterke Duitse legermacht
van 70 divisies dwars door België trekken waarbij de uiterste rechtervleugel een ‘reuzenzwaai’ zou maken naar Noord-Frankrijk. De opzet was Parijs te bezetten, het Franse leger te omsingelen en te verslaan en zo de overgave van Frankrijk af te dwingen.
Een klein deel van de Duitse legermacht zou daarna achterblijven als bezettingsleger en de overige troepen konden dan worden ingezet tegen het Russische leger aan het oostelijk front. De Duitse legerleiding had berekend dat het zes weken zou duren voor de mobilisatie van Rusland voltooid zou zijn. In die tijdsperiode moest Frankrijk dus verslagen worden. De Duitse legerleiding stond daardoor onder een geweldige tijdsdruk.
De doortocht door België
Op dinsdag 4 augustus 1914
overschreden Duitse troepen de Belgische grens.
Op 6
augustus werd de stad Luik na zware bombardementen
ingenomen.[2]
Het Duitse leger rukte langs Luik op in de zuidwestelijke
richting naar Namen en Brussel en boekte in twee weken een
terreinwinst van 80 tot 100 km. Rond 20 augustus waren de
forten van Namen uitgeschakeld en was ook Brussel in Duitse
handen. De Belgische regering was inmiddels naar Antwerpen
uitgeweken.
Het verzwakte Belgische leger stond op dat moment tegenover
een grote Duitse overmacht en zou verpletterd worden als het
slag zou moeten leveren. De legerleiding, onder opperbevel
van koning Albert, besloot het leger terug te trekken op
Antwerpen, dat evenals Luik en Namen een vestingstad was met
een verdedigingsstelsel van forten. De Duitsers lieten
Antwerpen eerst links liggen om hun opmars niet te
vertragen. Hierdoor kreeg het Belgische leger de kans om
vanuit Antwerpen als basis meerdere aanvallen uit te voeren
op de flank van het voorbij trekkende Duitse Ie Leger. Als
gevolg hiervan werd eind september dan ook een Duitse aanval
ingezet op Antwerpen; op 10 oktober gaf de stad zich
over.
De situatie in Frankrijk
In Frankrijk zat men uiteraard
niet stil: het Franse leger heroverde Elzas-Lotharingen,
sinds 1871 in Duitse handen, volgens het oorlogsplan nr.
XVII, dat ontworpen was door de Franse opperbevelhebber
Joffre. Om de Fransen weer uit Elzas-Lotharingen terug te
dringen was generaal Von Moltke, de Duitse opperbevelhebber,
genoodzaakt op de Duitse linkervleugel zes extra divisies in
te zetten. Von Moltke verzuimde echter de Duitse
rechterflank te versterken voor de zo belangrijke aanval op
Noord-Frankrijk en Parijs. Dit verzuim zou een belangrijke
fout blijken omdat daardoor de gevechtskracht van de
rechtervleugel onvoldoende bleek op het moment dat deze het
meest nodig was.
De Franse opperbevelhebber generaal Joffre hoorde van de
zware gevechten om Luik en Namen en trok daaruit de
conclusie dat het Duitse hoofdoffensief via de Ardennen zou
komen. Hij zette daarom 20 Franse divisies in die op 22
augustus bij Rossignol door 21 Duitse divisies werden
verslagen en teruggedreven.
Meer noordwestelijk stond het Ve Franse Leger dat slaags zou
raken met een sterke Duitse troepenmacht van 34 divisies,
die vanuit Luik in westelijke richting waren opgerukt. Juist
op dat moment was de British Expeditionary Force (BEF -
Britse Expeditieleger)[3] onder leiding van opperbevelhebber
veldmaarschalk Sir John French beschikbaar om op 20 augustus
de Franse linkervleugel te versterken. Twee dagen later
stond de BEF tegenover het Ie Duitse Leger. De Britten
moesten zich op 24 augustus terugtrekken bij Bergen (Mons) -
een nederlaag die overigens door de Britten graag als een
tactische overwinning op langere termijn wordt gezien.[4]
Deze terugtocht was voor de
Britten een zware
beproeving. In dertien dagen legde men zo'n 240 km af. Het was een chaotische terugtocht - te voet, met volledige
bepakking, in een hittegolf.
Het werd duidelijk dat de Duitse aanvalskracht te groot was
voor het gecombineerd Frans/Britse leger. Generaal Joffre
gaf daarom bevel tot een strategische terugtocht.[5]
In Parijs ontstond daarop grote paniek: de Franse regering week uit
naar Bordeaux en de inwoners sloegen in grote aantallen op
de vlucht. De Franse en Engelse legers trokken zich terug
tot 80 km ten noorden van Parijs. Hier hoopte Joffre de
Duitse opmars alsnog tot staan te brengen.
De opmars door België
In het westen van België verliep de opmars van de Duitsers zo voorspoedig dat Von Moltke op 26 augustus nog eens vier divisies onttrok aan de rechtervleugel om het Duitse front in Oost Europa te versterken.
De Duitse legers rukten in geforceerd tempo 30 tot 40 km per dag op en wonnen zo snel terrein dat hun aanvoer- en verbindingslijnen erg lang werden. De hieruit voortvloeiende logistieke problemen gingen de Duitsers langzamerhand parten spelen waardoor hun opmars vertraagde en ook hun gevechtskracht verminderde. Bovendien waren de afgebeulde manschappen dodelijk vermoeid na wekenlange geforceerde dagmarsen zonder rust bij hoge temperaturen. Gebrek aan schoon drinkwater en slechte hygiënische omstandigheden zorgden onderweg voor veel uitval onder de Duitse troepen als gevolg van ziekte en vooral maag- en darmproblemen. Door deze omstandigheden verbrokkelde de samenhang tussen de vijf Duitse Legers die in België waren ingezet om de ‘reuzenzwaai’ van het Schlieffenplan uit te voeren. De zwaai, die gepland was ten zuiden van Parijs moest daarom worden ingekort en verlegd naar een route die noordelijk van Parijs was gelegen.
De gevechten in Frankrijk
Het Duitse Ie Leger vormde de rechtervleugel van de Duitse legermacht, dat toen onder leiding stond van generaal
Kluck.[6] Het was juist bezig met die ingekorte zwaai toen de Franse linkervleugel werd versterkt met het inderhaast uit Elzas-Lotharingen aangevoerde VIe Franse Leger dat noordwestelijk van Parijs werd opgesteld. Generaal Galliéni, de militaire gouverneur van Parijs, zag hier een uitgelezen kans het langstrekkende Duitse Ie leger in de flank aan te vallen. Hij wist Joffre en French ervan te overtuigen dat dit de juiste gelegenheid was om bij de rivier de Marne een front te vormen en in de aanval te gaan.
Generaal Joffre gaf alle beschikbare troepen in de sector bevel het front aan de Marne te versterken. Een groot probleem was deze troepen aan het front te krijgen. De capaciteit van de op dat moment nog beschikbare treinen was onvoldoende en aanvoer te voet zou, naar verwacht, te lang duren. Er werden daarom 700 Parijse taxi’s ingezet die 4.000 soldaten naar het Marnefront vervoerden, zo'n 40 km ten noorden van de hoofdstad. Dit aantal was veel te gering om enig effect te sorteren zodat Galliéni deze poging afschilderde als een ‘burger-idee’ en de rest van de troepen alsnog per spoor liet
aanvoeren.[7]
De Slag bij de Marne
Het Ie Duitse Leger werd hierdoor gedwongen de opmars te onderbreken en de Franse aanval vanuit de richting Parijs te beantwoorden. De strijd leek nog open, maar op 9 september gaf Bülow zijn IIe leger plotseling bevel tot de aftocht. Het Ie leger van Kluck moest zich daarom ook terugtrekken. Zo trok de hele Duitse rechtervleugel in enkele dagen terug tot de riviertjes de Aisne en de Vesle. Noodgedwongen moesten ook de andere Duitse legereenheden, die ook door Franse aanvallen werden bedreigd, een nieuwe aansluiting in achterwaartse richting vinden. Door deze gebrekkige coördinatie tussen het Ie Leger onder Kluck en het IIe Leger onder Bülow ontstond er een gat van 50 km tussen beide legercorpsen. Het Britse leger maakte onmiddellijk gebruik van deze bres en kon daardoor de Duitse flanken aanvallen. Deze Slag bij de Marne, die duurde van 7 tot 10 september, had tot gevolg dat de Duitse opmars tot staan werd gebracht.
In deze periode werden ook in het oosten en in het midden van Frankrijk Duitse aanvallen ingezet. Op deze beide fronten ontwikkelde zich in die periode over een frontbreedte van 250 kilometer een veldslag zoals nog nooit eerder in de krijgsgeschiedenis was voorgekomen. Zes Duitse legers met 900.000 man en 3.300 stukken geschut stonden tegenover vijf Franse legers en het Britse Expeditieleger met in totaal 1.000.000 man en 3.000 stukken geschut.
Net als bij de Marne slaagden de Duitsers er ook op deze fronten niet in door de Franse linies te breken. Ook de grote Duitse aanval, ingezet in Elzas-Lotharingen en de Vogezen leverde geen resultaat op. Hier hielden de Fransen stand langs de lijn Verdun, Toul, Epinal en
Belfort.[8] Dat was niet verbazingwekkend omdat juist die sterke
fortenlinie[9] aan de Franse oostgrens Schlieffen ooit op het idee had gebracht Frankrijk via België aan te vallen. Na september ontwikkelde de strijd zich in deze regio’s steeds meer tot een stellingenoorlog met hier en daar locale gevechten.
De Slag aan de Aisne
Na de Slag aan de Marne trokken de Duitsers zich terug naar beter verdedigbare posities. Tijdens deze chaotische terugtocht bleken de Duitse legers zeer kwetsbaar, maar de Fransen en Britten achtervolgden niet snel, niet agressief genoeg. De Duitsers kregen daardoor voldoende tijd een nieuwe verdedigingslinie in te richten en de enorme bres tussen hun troepen te dichten met twee in aller ijl van elders aangevoerde legerkorpsen. Door het aarzelende optreden van de Fransen en de Britten werd verzuimd de Duitsers een verpletterende nederlaag toe te brengen. Deze terugtocht redde de Duitsers waarschijnlijk van een snelle nederlaag in 1914.
Zo'n 40 km naar het noorden lag de rivier de Aisne. Hier hergroepeerden de Duitsers zich en hier groeven zij hun verdedigingslinies. Tussen 12 en 15 september werd daar de Slag bij de Aisne gestreden die onbeslist eindigde ten koste van veel slachtoffers aan beide zijden. Hier manifesteerde zich voor de eerste keer het karakter van de Eerste Wereldoorlog: het bleek dat zelfs volkomen uitgeputte soldaten in goed aangelegde loopgraven nagenoeg elke aanval konden afslaan.
Na de slag aan de Marne en de slag aan de Aisne werd het de Duitse legerleiding duidelijk dat het Schlieffenplan een mislukking was geworden en dat een Duitse overwinning op korte termijn niet haalbaar leek. Keizer Wilhelm II stelde Moltke verantwoordelijk voor het falen van het aanvalsplan en verving hem op 14 september 1914 door
generaal Falkenhayn.
Na een periode van aanval en tegenaanval was de Duitse opmars tot staan gebracht langs de lijn van Soissons via Reims en Verdun tot in de Elzas.
Poor little Belgium was dan wel door de Duitsers onder de voet gelopen, maar Frankrijk en Engeland waren niet lang niet verslagen.
De wedloop naar de zee
Er was voor Duitsland nog maar één manier een overwinning te boeken: het noordwesten van Frankrijk en het zuidwesten van België lagen nog open. Met een snelle doorstoot van de Duitse rechtervleugel in westelijke richting zou men de Franse kanaalhavens Boulogne, Calais, Duinkerken en misschien zelfs Le Havre en Abbeville kunnen veroveren. In België lagen Oostende en Zeebrugge voor het grijpen als het Belgische leger in de vesting Antwerpen de strijd zou staken. Deze havens waren van levensbelang voor de Fransen en Britten. Bij verlies van deze havens zouden zij immers van hun aanvoer van voorraden en versterkingen worden afgesneden en zou voortzetting van de oorlog nagenoeg onmogelijk worden.
De Fransen en de Britten realiseerden zich eveneens dat hier voor hen ook nog kansen lagen het Duitse leger te verslaan. Tegelijkertijd begrepen zij ook heel goed het gevaar van een Duitse verovering van de kanaalhavens. Hieruit ontstond de ‘wedloop naar de zee’. Steeds verder naar het noordwesten rukten de legers op in hun pogingen elkanders flank te omvatten.
In de periode oktober – november vonden over een afstand van 200 kilometer schermutselingen en kleinere veldslagen plaats. Een beslissende overwinning werd niet behaald en het enige gevolg was dat het front steeds verder opschoof in de richting van de zee langs de lijn Noyon, Roye, Albert, Arras, Givenchy, Loos, La Bassée, Neuve-Chapelle, Armentiéres, Ieper, Diksmuide en Nieuwpoort. Plaatsnamen die in de nog komende jaren een beruchte klank zouden krijgen vanwege de hevige gevechten die hier nog plaats zouden vinden.
De slag om de IJzer
Half oktober lagen de nog niet ingegraven divisies van de beide legermachten tegenover elkaar in het zuidwestelijke deel van België. Het was de bedoeling dat de Belgen en de Britten hier, samen met de Fransen, tot aan de Noordzee een ondoordringbare verdedigingslijn zouden vormen om de Duitse opmars tot staan te brengen. Hierdoor zouden de kanaalhavens worden beschermd, wat een noodzakelijke voorwaarde was om de oorlog succesvol voort te zetten. De Duitsers waren op dat tijdstip bezig met het voorbereiden van een eigen aanvalsplan. Zij wilden nog eenmaal proberen zich in zuidelijke richting een weg te banen naar de kust om zodoende de geallieerden alsnog af te snijden van hun aanvoerhavens. Beide offensieven werden nagenoeg gelijktijdig ingezet op 19 en 20 oktober. De Slag om de IJzer en de Eerste Slag bij Ieper waren hiermee begonnen.
Het Belgische leger had zich na de nederlaag bij Antwerpen op 10 oktober voor het grootste gedeelte teruggetrokken achter de rivier de IJzer. Zij slaagden er in hun posities uiteindelijk, na zware gevechten, te beveiligen door het gebied ten noorden van de IJzer onder water te zetten. Eind oktober was de hele zuidwesthoek van België daardoor ontoegankelijk geworden waardoor de Duitsers werden gedwongen hun acties te staken en zich terug te trekken.
De eerste slag bij Ieper
De Britse troepen, die op dit moment van de oorlog meer noordelijk werden ingezet, waren nu gelegen in de omgeving van Ieper. Zij zagen zich geconfronteerd met een grote Duitse overmacht. Maar door hun militaire vaardigheden (snelvuur met het geweer van 15 schoten per minuut waardoor de Duitsers dachten dat ze onder vuur werden genomen door mitrailleur-compagnieën) en de volledige inzet van alle beschikbare eenheden en manschappen slaagden ze er in de Duitsers tegen te houden. Ook een Franse mariniersdivisie was betrokken bij deze strijd.
Hevige gevechten werden door de Britten en Duitsers geleverd bij Langemark en Geluveld. Toen de Duitse troepen uiteindelijk door de verzwakte Britse linies dreigden te breken werden ze met een laatste Britse krachtsinspanning die gepaard ging met grote verliezen, tot staan gebracht bij Nonnebossen op 11 november 1914.
Nog diezelfde dag kwam er een einde aan het Duitse offensief. Na bijna drie maanden oorlog was er een front gevormd van Nieuwpoort aan de Belgische kust tot Belfort aan de Zwitserse grens waar de legers zich gingen ingraven.
Het zou geen korte oorlog worden zoals optimistische deskundigen hadden verwacht. Vier lange jaren zou langs dit 650 kilometer lange front een verschrikkelijke, bloedige stellingenoorlog worden uitgevochten.
|