naar tank pagina - naar homepage


Het Tank Corps Memorial te Pozičres

d
oor Eric R.J. Wils

Inhoudsoverzicht
Inleiding
Het tankmonument in Pozičres
De ontwikkeling van de tank
De Mark I tank
De eerste inzet van de tanks op 15 september 1916
De verdere rol van de tank

Noten

Inleiding
Tijdens de slag aan de Somme werd op 15 september 1916 de militaire geschiedenis definitief veranderd door de introductie van een gepantserd voertuig op rupsbanden en voorzien van geschut. Het was nog slechts een soort rijdende en schietende stormram om een versterkte loopgraaf te doorbreken, maar zou in de decennia na de Eerste Wereldoorlog uitgroeien tot het aanvalswapen van een landleger.

Zijn officiële naam was oorspronkelijk Landship, maar het voertuig werd om redenen van geheimhouding tank genoemd en die naam is gebleven. Na de inzet van gifgas en vlammenwerpers door de Duitsers in 1915 was de introductie van de tank de Britse innovatie op wapengebied tijdens de Eerste Wereldoorlog. En een succesvolle, want de tank is tot op de dag van vandaag niet meer weg te denken van het slagveld. Ter herdenking van de gesneuvelde bemanningen van de tanks, die behoorden tot het in 1917 gevormde Tank Corps, werd in 1922 een klein monument opgericht.
 

Het Tank Memorial werd in juli 1922 onthuld door luitenant-generaal
Sir Thomas L N. Morland,  als representant van koning George V

Het tankmonument in Pozičres
Het tankmonument staat aan de noordkant van het dorp Pozičres langs de departementale weg D929 van Albert naar Bapaume.1) Vanaf deze plaats werden een aantal tanks op 15 september 1916 ingezet om Courcelette te veroveren, een dorp dat even verderop ligt langs de weg naar Bapaume. Het is slechts een klein monument dat in de schaduw staat van de bomen en de hoge zendmast die er achter is geplaatst. Er staat een recent bord naast met een korte uiteenzetting, waarbij opmerkelijk is dat de Franse tekst spreekt over Les Tanks in plaats van het vroeger gebruikte woord Les chars, welke naam toch eigenlijk dichter bij het voertuig staat.2)

Het monument is wel opgenomen in het circuit over het slagveld van de Somme, maar grote groepen slagveldtoeristen zoals bij de Lochnagar Crater in het enkele kilometers verderop gelegen dorp La Boisselle zijn er niet te zien. In tegenstelling tot andere locaties van het slagveld van de Somme is er nog geen aparte parkeerplaats bij het monument gemaakt en het autoverkeer over de D929 raast er langs. Dat was volgens de eerst getoonde foto van een herdenkingsbijeenkomst uit 1922 wel anders.3)

De omheining rond het tankmonument is gemaakt van de kanonlopen van zesponders en van kettingen van eerdere tankmodellen. Er staan vier miniatuurtanks op, waarvan de Mark I tank het meest bekend is. Daarvan waren er twee soorten: de mannelijke uitgerust met twee 6-pondskanonnen en vier machinegeweren en de vrouwelijke uitgerust met alleen maar machinegeweren. Het getoonde model is de mannelijke versie.

De Mark I tank was oorspronkelijk uitgerust met twee staartwielen ter verbetering van de besturing. In het Tank Museum in Bovington in zuid-Engeland bevindt zich nog een exemplaar van deze Mark I tank.4) De Mark I tank werd gaande de oorlog verbeterd tot de Mark V tank uit 1918, waarvan een model op het monument staat. Verder staan er nog een elementaire versie van de tank zonder bewapening en de zogenoemde Whippet tank, een kleinere tank uit 1918. Een originele Mark IV tank, die nauwelijks verschilt van de Mark V tank, is nog te zien in het Legermuseum in Brussel.5) De Mark IV tanks werden o.a. massaal ingezet tijdens de slag om Cambrai in november 1917.

Aan het monument hangen plaquettes die refereren naar de plaatsen waar de tanks werden ingezet. Het toenemen van het aantal plaatsnamen, voor 1916 slechts twee en voor 1918 zeven, geeft aan dat de tanks in de loop van de Eerste Wereldoorlog een steeds belangrijke rol zijn gaan spelen op het slagveld. Toch is dit kleine monument het enige Britse gedenkteken dat specifiek wijst naar het tankwapen. Het is ook typisch een monument geplaatst door een overwinnaar van de oorlog, anders had er waarschijnlijk een monument gestaan om de slachtoffers van het tankwapen te gedenken.

De ontwikkeling van de tank
De eerste ideeën over de tank worden geopperd in het najaar van 1914 als de Britse stafofficier kolonel Ernest Swinton de ontstane patstelling aan het westelijk front bestudeerd. De strijdende partijen hadden zich verschanst in loopgraven achter prikkeldraad en mitrailleurs.

Door middel van een gepantserd rupsvoertuig zouden deze obstakels voor de infanterie uit de weg geruimd kunnen worden. In februari 1915 werd door Winston Churchill, toentertijd minister van Marine, het Landship Committee ingesteld om de ideeën verder uit te werken.

Begin 1916 vonden de eerste demonstraties plaats van de tanks. De ontwikkeling van de tank is een voorbeeld van een fraai staaltje Brits ingenieurswerk waarbij diverse personen zoals majoor Walter Wilson van de Royal Naval Air Service en William Tritton, een fabrikant in landbouwmachines, betrokken waren.6), 7) Personen die nauwelijks bekend zijn in de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog.

De Mark I tank
Het gewicht van de Mark I tank bedroeg 28 ton en de lengte ongeveer acht meter. De tank had een motorvermogen van 105 pk, kon afhankelijk van het oppervak ongeveer drie mijl per uur rijden en had een bereik van 23 mijlen. De Mark I tank was een moeilijk manoeuvrerend vehikel en het lawaai van een rijdende tank was oorverdovend.

De tank was aan de bovenkant nog voorzien van een houten constructie met een metalen gaas ter bescherming tegen gegooide handgranaten. Iedere tank werd bediend door acht mannen, die elkaar niet of nauwelijks konden verstaan door de herrie van de motor en het geratel van de rupsbanden. De tank had een bestuurder naast de bevelvoerend officier. De kanonniers bevonden zich in de zijkasten aan de linkerkant en rechterkant. In iedere kast zaten twee schutters. Er waren twee mannen om de versnellingsbak te bedienen. Iedere rupsband had een eigen versnellingsbak die door een bemanningslid bediend werd.

Er viel een beetje licht door de spleten naar binnen maar de bedieners van de versnellingsbak midden in de tank zaten in het donker. Ze droegen bovendien een masker ter bescherming tegen losschietende metalen onderdelen wanneer de tank onder vuur lag.

Het was er binnen enorm heet en benauwd en het stonk er naar de uitlaatgassen. De motor bevond zich in het midden van de tank en de bedieners van de versnellingsbak zaten uiterst oncomfortabel en liepen vaak brandwonden op. Orders werden door de bestuurder gegeven door op de motorkap te kloppen.

De eerste inzet van de tanks op 15 september 1916
De Britse legerbevelhebber Douglas Haig wordt vaak beschreven als een persoon die vasthield aan een traditionele doctrine. De infanterie diende een opening in de vijandelijke stellingen te forceren en de cavalerie zou vervolgens door de bres optrekken. Toch was Haig niet blind voor het toepassen van nieuwe wapensystemen zoals het gebruik van gifgas tijdens de slag bij Loos in september 1915 en het inbrengen van de tank in de slag aan de Somme. Dit ondanks het feit dat het wapen nog in zijn kinderschoenen stond, nog nooit was uitgeprobeerd en er nog veel te weinig tanks waren. De personen achter de ontwikkeling van de tank, zoals Churchill, waren gekant tegen een overhaaste inzet, maar Haig zette zijn zin door. Hij wou hoe dan ook successen boeken.8)

Van de ongeveer 50 beschikbare tanks bereikte er slechts 32 de verzamelplaatsen op 15 september 1916 en namen er maar ongeveer 25 daadwerkelijk deel aan de strijd over een veel te groot front. De tanks werden verdeeld over de acht betrokken divisies, dus gemiddeld slechts ongeveer drie tanks per divisie. De meeste tanks gingen kapot door mechanische defecten, werden vernield of bleven ergens steken.

Het tactisch gebruik verschilde nogal. In Courcelette, aangevallen door de Canadezen, kwamen de tanks achter de infanterie aan. In High Wood creëerden de tanks meer last dan dat de inzet voordeel opleverde. High Wood met zijn bomen en boomstronken was dan ook niet bepaald een geschikt terrein voor de inzet van tanks. En in de verwarring werden hier zelfs troepen van een Nieuw-Zeelandse divisie beschoten.

In Flers werden de grootste successen geboekt bij de aanval door de 41e divisie. De vier tanks gingen hierbij voorop om prikkeldraadversperringen te doorbreken en zaaiden paniek onder de Duitsers. Vuurspuwend uit zijn kanonnen ging een tank af op de laatste Duitse verdedigingslijn. Dat resulteerde in een overtrokken Britse krantenkop: ‘Een tank rijdt door de hoofdstraat van Flers met daarachter het juichende Britse leger’. Een illustratie uit het Britse blad The War Illustrated verbeeldt de euforie.9)

Het merendeel van de op 15 september 1916 ingezette tanks had de strijd niet overleefd, maar het had geen effect gehad. De dag was een succes voor de Britten, hoewel de gehoopte grote doorbraak (The big push) niet werd verwezenlijkt.

Een illustratie uit het Britse blad The War Illustrated.
De tekst op het affiche boven de tank luidt: Great Hun defeat.

De verdere rol van de tank
De tank zou in de loop van de Eerste Wereldoorlog een steeds belangrijker rol gaan spelen, hoewel het geen oorlogswinnaar werd. Tijdens de slag bij Cambrai in november 1917 zouden al 476 tanks over een breedte van 10 km front worden ingezet. Dus per kilometer frontbreedte ongeveer twintig keer meer dan aan de Somme in 1916. In 1918 zouden de geallieerden steeds meer tanks inzetten. Aan het einde van de oorlog hadden de Britten ruim 2.600 tanks geproduceerd en de Fransen zelfs meer.

De Duitse productie bleef beperkt, maar zij zouden in de Tweede Wereldoorlog aantonen wat een tankleger kon. De tanks zouden toen de rol van de cavalerie overnemen en na een doorbraak opstomen op een wijze waarvan cavaleristen als Douglas Haig alleen maar van gedroomd hadden. Het gaf aan de tank een zekere heroďek die het in de Eerste Wereldoorlog nog niet had. Het zou bovendien de oorlogsmonumenten veranderen; geen miniatuurtanks meer, maar echte tanks zoals er ook in Nederland nog een aantal staan.

Noten
[1] Op de website www.webmatters.net/france/ww1_pozieres_tank.htm  staan een beschrijving en foto’s van het monument.
[2] Ook het titelblad van het Franse tijdschrift ‘La guerre 14-18, Le magazine de la Grande Guerre’, No. 5 van januari 2002 vermeldt ‘Les tanks dans la Somme’, hoewel het van vele foto’s voorziene artikel door Yves Buffetaut getiteld is: ‘Somme, 15 septembre 1916, la premičre attaque des chars’, p. 16-23.
[3] Graham Keech, Battleground Europe, Pozičres, Somme, London, 1998, p. 119.
[4] David Fletcher, The Tank Museum collection: The First World War, in Battlefields Review, Issue No. 2, 1999, p. 49-55. Zie website museum: www.tankmuseum.co.uk.
[5] Het Legermuseum te Brussel, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, Antwerpen, 2003/2, p. 27. Website van het museum www.klm-mra.be.
[6] A.J. Smithers, A new Excalibur, The development of the Tank 1909-1939, London, 1986.
[7] Christopher F. Foss and Peter McKenzie, The Vickers Tanks, From Landships to Challenger, Wellingborough, 1988.
[8] Er zijn talrijke boeken geschreven over de veldslag aan de Somme waarin de inzet van de tanks op 15 september 1916 staat beschreven. Voor een recente Nederlandse studie zie Koen Koch, De slag van de Somme 1916, Amsterdam, 2006.
[9] J.A. Hammerton (Ed), The War Illustrated, A Pictorial Record of the Conflict of the Nations, London. Artikel getiteld ‘My adventures in a “tank”’ van 30 december 1916.


 © 2007 - Eric R.J. Wils - e-mail  De auteursrechten van dit artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk toestemming vereist van de auteur.

naar tank pagina - naar homepage