Oorlogsenthousiasme
In de loop van 1916 veranderde het zelfbewuste,
welvarende Duitse keizerrijk van voor de Eerste
Wereldoorlog in een zorgelijke, hongerende natie. De
Engelse zeeblokkade sneed het Duitse volk af van voedsel
en grondstoffen. Schaarste en gebrek begonnen de
burgerbevolking te teisteren. De eerste hongerprotesten
staken de kop op. Aansprekende overwinningen op het
slagveld bleven uit. De lijsten met doden, gewonden en
vermisten werden langer en langer. Algemeen begon het
besef door te dringen dat een gunstige afloop van de
oorlog verkeken was. De bevolking werd oorlogsmoe en
begon te morren.
Aanvankelijk was de stemming totaal anders. Het begin
van de oorlog was met een golf van uitzinnige vreugde
begroet, ook al beweren moderne historici dat het
tentoongespreide oorlogsenthousiasme zeker niet door
brede lagen van de bevolking werd gedeeld. Kranten
zorgden met hun jubelende berichtgeving over snelle
opmarsen en klinkende overwinningen voor een euforische
stemming.
Dat leidde overal tot vaderlandslievende en
nationalistische manifestaties waarbij hartstochtelijke
aanhankelijkheid aan keizer en vaderland werd betoond.
Op oorlogsleningen werd ruimhartig ingetekend. Om de
oorlog te betalen deden tienduizenden vrouwen mee aan de
actie ‘Gold für Eisen’ en ruilden zonder aarzeling hun
gouden sieraden inclusief trouwring in voor ijzeren
prullen.
|
Berlijn, 1 augustus 1914. Studenten op Unter
den Linden verwelkomen
jubelend de oorlog. |
In het voorjaar van 1915 kwam plotseling in heel
Duitsland een merkwaardig soort liefdadigheidsactie op
gang, de zogenaamde ‘Kriegsnagelungen’. Tegen betaling
kon het publiek in het openbaar sierspijkers slaan in
speciaal ontworpen houten beelden, die op prominente
plaatsen in stad of dorp werden opgesteld.
De opbrengst was bestemd voor de verzorging van
achtergebleven gezinnen van gesneuvelde soldaten en van
oorlogsinvaliden. Deze ‘Kriegsnagelungen’ werden
openbare vertoningen van patriottische gezindheid. Het
navolgende artikel schetst de achtergronden en
omstandigheden van dit fenomeen.
Oorsprong en verspreiding van het oorlogsspijkeren
De eerste oorlogsbespijkering vond plaats op 6 maart
1915 in Wenen. Hier had al een eeuwenoud gebruik bestaan
van het slaan van spijkers in een sparrenstam tijdens
openbare rechtszittingen. Deze sparrenstam staat nog
steeds op de Stock-im-Eisen-Platz vlakbij de Stephansdom1) . Nog in de 18e eeuw sloegen reizende smeden op hun
verblijf in Wenen uit bijgeloof een spijker in deze
stam.
Ruim een half jaar na het begin van de oorlog liet het
Weense stadsbestuur op de Schwarzenbergplatz een groot
houten beeld oprichten van een geharnaste middeleeuwse
ridder met zwaard. Tevens werden 500.000 spijkers
beschikbaar gesteld, die het publiek tegen betaling in
het beeld mocht slaan.
De opbrengst werd in een
‘Militär-Witwen-und-Waisenfonds’ gestort. Aartshertog
Leopold Salvator, lid van de keizerlijke familie en
inspecteur-generaal der artillerie, sloeg de eerste
spijker, gevolgd door de ambassadeurs van Duitsland en
Turkije. Daarna was het publiek aan de beurt.
De eerste
dagen liep het storm, daarna zakte de belangstelling
weg.
|
De Weense ‘Wehrmann in Eisen’ op zijn
huidige standplaats aan de
Dr. Karl-Lueger-Ring
(hoek Felderstraße, Friedrich-Schmidt-Platz,
Ebersdorferstraße), waar hij sinds 1934 staat.
Oorspronkelijk stond
hij op de Schwarzenbergplatz naast het ruiterstandbeeld
van generaal
Schwarzenberg. Het huidige beeld is
een copie. Het origineel staat in
het Historisches Museum van Wenen. |
In zijn ongeveer 10 avonden in beslagnemende
anti-oorlogstoneelstuk ‘Die letzten Tage der Menschheit’
voert de Weense schrijver Karl Kraus de volgende scène2)op:
|
Der Wucherer: Gehn Sie mit nageln in den
Wehrmann, Bermann?
Bermann: hab scho
genagelt. (ab)
Der Wucherer: Gut, geh ich selbst.
Der Agent: Ich bin kein Freund von solche
Schmonzes.
Der Wucherer: Was heisst Schmonzes? Schaun Sie
sich an, was für Leute – das war einmal eine
Idee! Auf die Art kommt viel herein für unsere
braven Soldaten und man hat eine Andenken an die
grosse Zeit. Sie, schaun Sie –
[. . .].
Der Agent: [. . .]. Ein Staub ist heut wieder,
Schkandaal – das geb ich in die Presse unter die
Rubrik ‘Der Mistbauer im Eisen’ – was red ich,
‘der Wehrmann und die Fliege’ – oder nein – |
De opbrengst van de spijkeractie op de
Schwarzenbergplatz viel nogal tegen. De Weense krant
‘Die Zeit’ vond op 10 augustus 1916 – anderhalf jaar na
het inslaan van de eerste spijker – de opbrengst van
700.000 Kronen voor een miljoenenstad als Wenen niet erg
gul. Misschien bleef het publiek liever dichter bij huis
en spendeerde het zijn gaven bij een van de vele
spijkerbeelden die inmiddels ook in andere Weense
districten waren opgericht.
Niettemin verspreidde het spijkergebruik zich vanuit
Wenen razendsnel over Oostenrijk en vooral Duitsland. De
eerste Duitse spijkermanifestatie vond eind april 1915
plaats in Darmstadt, enkele dagen later gevolgd door
Heilbronn.
Vrijwel elke grote en middelgrote stad ging er toe over
een spijkerbeeld op te richten3) . In grote steden
zoals Berlijn, Hamburg, Hannover e.a. stonden er
dikwijls meerdere. Ook talloze kleine steden en dorpen
bleven niet achter.
Het zwaartepunt van het spijkerfenomeen lag in Pruisen.
In bijvoorbeeld Beieren en Sleeswijk-Holstein was het
bespijkeren van zogenaamde ‘Kriegswahrzeichen’ minder
populair. Het aantal spijkerbeelden dat tijdens de
Eerste Wereldoorlog is opgericht, is niet meer bekend.
Schattingen lopen nogal uiteen, maar het moeten er zeker
rond de duizend zijn geweest.
De eerste Duitse spijkerbeelden werden opgericht op
particulier initiatief. De opbrengst ging aanvankelijk
naar de plaatstelijke afdeling van het Rode Kuis en kwam
rechtstreeks ten goede aan oorlogsinvaliden en
nabestaanden van gevallenen uit de eigen gemeente. Dat
maakte deze vorm van liefdadigheid direct populair.
Wakker geworden door het succes van de spijkeracties,
richtte de overheid ijlings de organisatie ‘Nationalgabe
Nagelung von Kriegswahrzeichen in allen Gauen
Deutschlands zu Gunsten der Nationalstiftung für die
Hinterbliebenen der im Kriege Gefallenen’ op.
Beschermheer van deze organisatie was generaal von
Hindenburg, de recente en glorieuze overwinnaar van
Tannenberg. In ’t vervolg ging driekwart van de
opbrengst van de spijkermanifestaties naar dit nationale
fonds, de rest mocht voor lokale noden worden aangewend.
|
Aankondiging van het begin van de
bespijkering van de ‘Wackere Schwabe’
in Stuttgart op 2 september 1915, waarbij de
opbrengst bestemd was
voor het Württembergse
Rode Kruis. |
Ook de Duitse gemeenschappen in het buitenland
spijkerden voor het goede doel. Zo vonden er
bespijkeringen plaats in Praag, Siebenburgen (thans
Roemenië), Boedapest en de Oekraïne. Zelfs in de
Verenigde Staten spijkerden Duitse emigranten en hun
afstammelingen er lustig op los, zoals bijvoorbeeld in
San Francisco en Baltimore.
En ook het Duitse front en de etappe ontkwamen niet aan
de spijkerrage. Er werd o.m. gespijkerd in Reims en in
Luik. In deze Belgische stad konden de bezettingstroepen
de ‘eiserne Emmich’4) bespijkeren.
Hoe zagen de
spijkerbeelden er uit?
Spijkerbeelden - ‘Kriegswahrzeichen zur Benagelung’-
waren er in alle maten en soorten. Sommige steden
hielden het simpelweg bij een eenvoudige houten zuil of
boomstam, de zgn. Wehrsäule. Heel populair was een groot
houten kruis uitgevoerd in de vorm van het ‘ijzeren
kruis’, de begeerde militaire oorlogsdecoratie. Veel
steden kozen voor het stadswapen, vaak aangebracht op
een middeleeuws schild (Wehrschild), het geheel
uitgevoerd in hout.
|
Spijkeractie in Soest (Westfalen), oktober
1915. Het spijkerbeeld
heeft de vorm van de
sleutel uit het Soester stadswapen. |
Niet zelden werden dierenfiguren opgesteld als
Kriegswahrzeichen. Zo stond er voor het raadhuis in
Harburg bij Hamburg een ‘eiserner Adler’, in Düsseldorf
en Ingolstadt werd een ‘eiserne Löwe’ bespijkerd en in
Peine een uil. In Hannover, waar meerdere spijkerbeelden
stonden, kon men zijn spijkers in de flanken van de
‘Sachsenross’ drijven.
Ook werd er lustig gespijkerd in menselijke figuren van
hout. Vaak stelden deze beelden ‘Wehrmänner’ voor,
historische krijgslieden uit een meer of minder ver
verleden. Maar ook de moderne soldaat werd bespijkerd.
Zo stond er bijvoorbeeld in Erfurt een ‘Landsturmmann’,
in Metz (thans Frankrijk) een ‘Feldgrauer’ en in
Kufstein een ‘Standschütze’.
Niet zelden werd gekozen voor folkloristische,
(half-)mythologische of historische figuren. In Keulen
werd er gehamerd in de ‘Kölsche Boor’ (Keulse boer), in
Suttgart in de ‘Wackere Schwabe’. Essen en Bochum
richtten een ‘eiserne Schmied’ op, met verwijzing naar
de plaatselijke wapenindustrie.
Bijzonder populair was de figuur van Roland (Roeland),
de paladijn van Karel de Grote uit de middeleeuwse
ridderromans. Een ‘eiserner Roland’ kon bespijkerd
worden in o.a. Aken, Berlijn, Bremen, Hannover, Mannheim
en nog andere steden. In dezelfde categorie komen we de
figuren tegen van Siegfried (Wiesbaden) en de aartsengel
Michaël (Breslau, Hamburg e.a.). In Krefeld kon het
publiek spijkers slaan in de heilige Georg (St.Joris).
Vaak werden opmerkelijke historische figuren gekozen
voor het spijkerfeest. De inwoners van Osnabrück konden
hun spijkers slaan in Karel de Grote, die van
Braunschweig in Heinrich der Löwe, de mensen uit Wels in
Oostenrijk bespijkerden keizer Maximiliaan I en die uit
Stade generaal von Goeben.
|
De ‘eiserne Roland’ in Brandenburg an der
Havel, oktober 1915. |
In de berichtgeving werd de naam van het spijkerbeeld
steevast voorafgegaan door het adjectief ‘eisern’,
waarbij eigenlijk vooruitgelopen werd op de
uiteindelijke toestand die werd nagestreefd, n.l. een
volledig bespijkerd oorlogssymbool. Der eiserne Roland (o.a.
Aken), eiserne Siegfried (Wiesbaden), eiserne Burgmann (Quakenbrück),
eiserne Graf (Hamm) en eiserne Ritter (Saarbrücken) zijn
maar een paar voorbeelden uit een lange reeks.
De fantasie kende geen grenzen als het om spijkerbeelden
ging. Zo konden in Kiel en op het eiland Sylt spijkers
geslagen worden in een houten onderzeeboot, in Gotha
werd een houten vliegtuig bespijkerd, in Hannover een
dito veldkanon en in Wandsbeck bij Hamburg een enorme
houten granaat, ‘Brummer’ genoemd.
Spijkerbeelden
naar het leven
Het meest gedurfd toonden zich de steden die kozen voor
een nog levend persoon als voorbeeld voor hun
spijkerbeeld. Een van die steden was de hierboven al
genoemde frontstad Luik met zijn ‘eiserner Emmich’. Maar
ook aan het thuisfront konden spijkers gedreven worden
in beelden naar nog in leven zijnde personen.
Bijvoorbeeld in de havenstad Emden. Tijdens de eerste
oorlogsmaanden was de Duitse bevolking in de ban geweest
van de lotgevallen van de kleine kruiser ‘Emden’, die
breed werden uitgemeten in de nationale pers. In
nauwelijks twee maanden tijd wist de ‘Emden’ op zijn
kruisvaart door de Indische Oceaan 16 Britse
handelschepen tot zinken te brengen, het oliedepot van
Madras in brand te schieten, en twee vijandelijke
oorlogsbodems – een Russische en een Franse, die in de
haven van Penang (Maleisië) lagen - uit te schakelen.
Kapitän Karl von Müller en zijn bemanning werden ware
volkshelden. Tenslotte werd de ‘Emden’ bij de
Cocoseilanden door de Australische kruiser ‘Sidney’
uitgeschakeld. Von Müller werd krijgsgevangen
gemaakt. Een deel van de bemanning wist te ontsnappen en
bereikte op 23 mei 1915 met een gekaapte boot het
thuisland.
|
De ‘isderne Keerl’ van Emden, die de
gelaatstrekken had
van Kapitän Karl von Müller
van de kruiser HMS ‘Emden’. |
Toen de stad Emden besloot een spijkerbeeld op te
richten, kreeg de plaatselijke beeldhouwer dan ook
opdracht er voor te zorgen dat het beeld ‘die Züge des
tapferen Kommandanten vom glorreichen Kreuzer ‘Emden’,
des Ehrenbürgers der Stadt’ zou krijgen. Zo werd op
‘Sedanstag’5) 1915 de ‘isdern Keerl van Emden’ onthuld
die als twee druppels water leek op kapitein Karl von
Müller.
Wilhelmshaven – een van de grote Duitse oorlogshavens –
zocht het eveneens in eigen kring. De landelijke
spijkerrage was al over zijn hoogtepunt heen, toen men
in Wilhelmshaven besloot in navolging van zoveel andere
steden een spijkerbeeld op te richten. Op 12 december
1915 werd het beeld onthuld.
Op een 2 meter hoge sokkel stond een in oliejas en
zuidwester gehulde, 2½ meter hoge zeemansfiguur, blik in
de verte, verrekijker in de hand. In de gelaatstrekken
van het beeld herkende iedere toeschouwer onmiddellijk
grootadmiraal Tirpitz, de architect van de Duitse
oorlogsvloot. Was de roem van kapitein von Müller van de
‘Emden’ van recente datum,
Alfred von Tirpitz genoot al decennialang een grote
populariteit. Door de enorme propaganda rond de bouw van
de oorlogsvloot en de talrijke vlootverenigingen (Flottenvereine)
in het land, wist ieder schoolkind wie Tirpitz was.
Hoewel het beeld officieel de naam ‘Die treue Wacht’
kreeg, werd het door iedereen in Wilhelmshaven en
daarbuiten ‘der eiserne Tirpitz’ genoemd.
|
Een team van beeldhouwers geeft de
‘eiserne Tirpitz’ gestalte.
Dit spijkerbeeld
werd op 12 december 1915 in Wilhelmshaven
ingewijd. |
Berlijn sloeg echter alle records. Deze stad was de
eerste die een spijkerbeeld naar levend voorbeeld liet
vervaardigen. En wat voor een beeld. De keus was
gevallen op generaal Hindenburg, die recent de Russische
vijand twee verpletterende nederlagen had toegebracht in
het Oostpruisische grensgebied. Zijn populariteit was op
het hoogtepunt en kende geen grenzen. Hij was bij
uitstek de figuur om met een beroep op de
aanhankelijkheid aan keizer en vaderland de
vrijgevigheid van de Berlijners uit te dagen.
Hindenburg werd vooraf toestemming gevraagd. ‘Mögen sie
mich nur tüchtig benageln, wenn nur recht viel dabei
herauskommt!’ klonk zijn nuchtere instemming. Op 4
september 1915 ging de bespijkering van ‘der eiserne
Hindenburg’ van start. Het beeld stond opgesteld op de
Königsplatz voor de Reichstag, tussen het
Bismarck-monument en de Siegessäule6).
De afmetingen van het beeld waren enorm. Het was 12½
meter hoog en woog 26.000 kilo. Het werd overeind
gehouden door een ijzeren constructie van 7.300 kilo.
Het hoofd van Hindenburg mat van kin tot kruin 1,35
meter, zijn mantel had een omvang van 9½ meter.
|
Het publiek stroomt toe om het reusachtige
houten beeld van
Hindenburg op de Königsplatz in
Berlijn-Tiergarten te bespijkeren. |
Kanselier Theobald von Bethmann Hollweg hield een
plechtige inwijdingsrede. De keizerin zou ook komen,
maar gaf er op het laatste moment de voorkeur aan de
geboorte van haar kleinzoon bij te wonen en was
afgereisd. Ze liet zich vervangen door haar
schoondochter (ze had er zes!), prinses Alexandra
Viktoria zu Schleswig-Holstein-Sonderburg-Glücksburg7).
|
Kanselier Bethmann Hollweg (in het midden
met Pickelhaube) spreekt de
genodigden toe bij
de inwijding van de ‘eiserne Hindenburg’ in
Berlijn,
4 september 1915. De dame in het midden
(grijze japon, witte kraag) is
prinses Alexandra
Viktoria zu
Schleswig-Holstein-Sonderburg-Glücksburg.
Links
naast haar (met parasol) staat mevrouw Hindenburg. |
Onder de genodigden bevonden zich verder de dames
Hindenburg en Ludendorff (de heren waren elders druk in
de weer voor het vaderland), talloze generaals en
officieren met hun dames, burgemeester Wermuth en zijn
raadslieden, universiteitsprofessoren, kortom tout
officieel Berlijn. Een militaire erewacht omzoomde het
feestterrein. Een koor zong ‘Die Himmel rühmen des
ewigen Ehre!’ van Beethoven. Twee luchtschepen - een
Zeppelin en een Parseval - verschenen boven de menigte
toen de kanselier zijn toespraak begon.
|
‘[...]. Die Hilfe der Heimath sei für alle
bereit, die im Leid sind um der Heimath willen!
Der Krieger im Felde sei gewiss, dass auch am
verwaisten Herde der Not gewehrt wird. Dies Werk
der Hilfe stellen wir unter das Wahrzeichen
Hindenburg. Er, dem die Liebe der Soldaten
gehort, steht fest gewachsen im Herzen des
ganzen Volkes. In ihm zuerst verkörpert sich uns
das Heldenthum unserer Heere, die gewaltigen
Leistung ihrer Führer. Schwertschlag und
Hammerschlag, Vertheidiger und Zertrümmerer, das
ist uns Hindenburg. [...]’. |
Gejuich brak los en de militaire kapel speelde
‘Deutschland, Deutschland über alles!’ De prinses mocht
als eerste een gouden spijker, versierd met de
keizerskroon, slaan in het voetstuk waarop met
reusachtige letters de naam HINDENBURG was aangebracht.
Na haar kwamen Bettmann Hollweg, de generaals, de
burgemeester en alle anderen die hun vrijgevigheid, maar
bovenal hun nationale gezindheid, wilden tonen.
|
Kanselier Bethmann Hollweg bespijkert het
voetstuk van de enorme houten
Hindenburg-figuur
op de Köningsplatz in Berlijn-Tiergarten, 4
september 1915. |
Spijkertarieven voor ieder betaalbaar
Door middel van advertenties in kranten, via
aanplakbiljetten e.d. werden de mensen opgeroepen deel
te nemen aan de spijkersacties. Met leuzen als ‘Jeder
Nagel lindert Kriegsnot’ of, zoals in Hamburg, ‘Wer dem
Eisernen Michael spendet, hilft unsere Feinde besiegen’
werd de vrijgevigheid van het publiek aangesproken.
Spijkeraars konden kiezen uit ijzeren (of bronzen),
zilveren en gouden sierspijkers. Zilveren spijkers waren
duurder dan ijzeren. Gouden spijkers waren het duurst.
Natuurlijk waren de gouden en zilveren spijkers niet
echt van goud en zilver. Ze waren gewoon van ijzer en
met een zilver- of goudverfje bestreken. Bij sommige
spijkermanifestaties konden echter verzilverde en
vergulde spijkers geslagen worden.
|
De ‘eiserne Michael’ aan de Jungfernstieg
in Hamburg in september 1915,
een maand na de
inwijding. Duidelijk zijn op het beeld zones met
verschillend gekleurde spijkers te zien. |
De ijzeren spijkers waren doorgaans zwart geverfd, maar
konden ook een andere kleur hebben om een esthetisch
effect te bereiken. De spijkers mochten niet zomaar
willekeurig in het oorlogssymbool gehamerd worden. Om er
geen rommeltje van te maken waren vooraf op het beeld
zones aangegeven waar de spijkers ingeslagen moesten
worden. Om het effect nog te vergroten waren er aparte
zones voor de ijzeren, zilveren en gouden spijkers.
De tarieven die men voor het spijkeren hanteerde
verschilden plaatselijk nogal. IJzeren spijkers kostten
gemiddeld zo’n 50 Pfennig. De prijs van een gouden
spijker kon oplopen tot wel 50 Goldmark of meer. Soms
werden alleen ijzeren of bronzen spijkers in het beeld
geslagen en kregen de spijkeraars al naar gelang de
hoogte van hun gift een verzilverde of vergulde spijker
mee als aandenken. Niet alleen voor de spijkers, maar
ook voor de te bespijkeren zones op het beeld golden
verschillende tarieven.
Zo kon het publiek in Heidelberg een groot houten
‘ijzeren kruis’ met een omtrek van bijna 2 bij 2 meter
bespijkeren. Een gewone zwarte spijker in het kruis
slaan kostte 1 Mark. In de rand en de versieringen van
het kruis mochten uitsluitend zilveren spijkers geslagen
worden. Voor de rand kostte dat 3 Mark, maar voor de ‘W’
(van Wilhelm) en de kroon daarboven moest 10 resp. 20
Mark neergeteld worden. Dat bij het bespijkeren van de
‘eiserne Michael’ in Hamburg weer heel andere prijzen
gehanteerd werden blijkt uit onderstaande afbeelding.
|
Prentbriefkaart met prijslijst voor de
bespijkering van de ‘eiserne Michael’
in Hamburg
op 2 augustus 1915, precies een jaar na de
mobilisatie. |
Wie het betalen kon had er extra geld voor over om
spijkers te laten voorzien van zijn initialen, alvorens
die in het beeld te hameren. Soms kon men tegen extra
betaling een metalen plaatje met zijn naam op het beeld
spijkeren.
Allerlei nevenacties, die nog meer geld in het laatje
moesten brengen, begeleidden het spijkeren. Spijkeraars
konden een op naam gesteld diploma of getuigschrift
kopen, als bewijs van hun goede daad. Prentbriefkaarten,
speldjes, linten en medailles werden verkocht als
blijvende herinnering aan het spijkerfeest.
In het al genoemde Heidelberg konden spijkeraars zich
inschrijven in ‘das eiserne Buch’, dat bewaard is
gebleven en zich in het stadsarchief bevindt. Bijna
15.000 personen schreven na de spijkerdaad hun naam in
het boek, niet zelden met een vaderlandslievende spreuk,
een gebed of een verwensing tegen de vijand er bij. Ook
in Mannheim werd een ‘Nagelbuch’ bijgehouden toen daar
de ‘eiserne Roland’ bespijkerd werd.
|
Oorkonde uitgereikt bij de bespijkering
van de ‘Zaitenstock’8) in Kassel, september
1915. |
De opbrengst van de spijkeracties verschilde sterk van
plaats tot plaats. Het kleine Kornwestheim in het
tegenwoordige Baden-Württemberg wist 4.448 Mark te
vergaren door het bespijkeren van een speciaal voor dit
doel ontworpen deur van het nieuwe raadhuis.
De spijkeractie in Heidelberg duurde van 26 juni 1915
tot juli 1917. In die periode werden er 3.344 zilveren
en 16.083 ijzeren spijkers in het beeld geslagen. De
actie bracht 28.498 Mark en 40 Pfennig op en ging naar
het plaatselijke Rode Kruis. De bespijkering van de
‘eiserne Mann’ in Kleef bracht 73.000 Mark in het
laatje.
|
Verkoop van spijkers voor de ‘eiserne
Hindenburg’ in Berlijn-Tiergarten. |
In Mainz begon de spijkeractie op 1 juli 1916 en was de
‘Nagelsäule’ op 20 augustus d.o.v. volgespijkerd. De
Mainzenaren hadden toen ongeveer 170.000 Mark bij elkaar
gepijkerd. De ‘Kölsche Boor’ in Keulen bracht in een
half jaar tijd bijna 3 miljoen Mark op aan spijkergeld.
De ‘eiserne Hindenburg’ in Berlijn werd in financieel
opzicht een flop, zoals hierna nog zal blijken.
Spijkeren als vaderlandslievende daad
Het ingebruik nemen van een nieuw spijkerbeeld was een
feestelijke gebeurtenis. De hele stad liep uit.
Burgemeester en stadsbestuurders gaven acte de présence
en hielden patriottische toespraken, waarbij gezinspeeld
werd op een spoedige overwinning. Soms maakten
afgevaardigden van regering of leger hun opwachting, of
vertegenwoordigers van een van de vele regerende
vorstenhuizen.
In Berlijn sloeg kanselier Bethmann Hollweg zijn spijker
in de reusachtige houten Hindenburg. Koningin Charlotte
van Württemberg sloeg in Stuttgart de eerste spijker in
de ‘Wackere Schwabe’, nadat ze eerder ook al de
Heilbronner ‘Ritter Eisenhart’ de eerste spijker in het
voorhoofd had gejaagd. Mainz in Hessen gaf de eer aan de
aldaar regerende groothertogelijke familie.
Op 1 juli 1916 sloegen groothertog Ernst Ludwig, zijn
echtgenote en hun twee zonen de eerste spijkers in de
zeven meter hoge zuil, die naast de domkerk was
opgericht. Voorgeboorde gaatjes vergemakkelijkten de
spijkerarbeid van de hooggeplaatste eregasten. Een
militaire kapel zorgde doorgaans voor de muzikale
omlijsting van de feestelijke ingebruikname.
|
Koningin Charlotte van Württemberg slaat
de eerste spijker in
de ‘Wackere Schwabe’ in
Stuttgart. |
De plechtigheid had niet zelden het karakter van een
inwijding. Een dominee of pastoor ging voor in gebed en
er werden naast patriottische soms ook geestelijke
liederen gezongen. Een hoogwaardigheidsbekleder sloeg
vervolgens de eerste spijker op de voor hem
gereserveerde plek in het beeld onder het uitroepen van
een bezwerende formule als ‘Ich schlage den Nagel tief
in das Mark / Und rufe: O Herr! Erhalte uns stark, /
Damit wir zerschmettern mit wuchtigem Streich / Die
Feinde ringsum, für Kaiser und Reich ‘ of ‘Wie sich
Nagel an Nagel reiht, so stehen wir Deutschen Schulter
an Schulter gegen den äusseren Feind und die innere Not’.
Anderen volgden zijn voorbeeld, hamerden hun spijkers in
het oorlogssymbool en declameerden eveneens een passende
spreuk of legden een plechtige gelofte af van trouw aan
keizer en vaderland. Dikwijls werden er
vaderlandslievende gedichten bij gedeclameerd, bij
voorkeur door kinderen.
Als het kon, werd er een speciale dag uitgekozen voor de
inwijdingsplechtigheid. Populaire data waren 27 januari
(verjaardag keizer Wilhelm II), 2 augustus (precies één
resp. twee jaar na de mobilisatie) en 2 september (Sedan-dag;
Pruisische overwinning op de Fransen bij Sedan in 1870).
Zo’n speciale dag, waarop toch al gevierd werd en er
meer mensen dan normaal op de been waren, verhoogde het
gevoel dat men samen pal stond tegen de vijand en kwam
tevens de opbrengst ten goede.
|
Feestelijke inwijding van de Nagelsäule
in Mainz op 1 juli 1916. |
De betekenis van het bespijkeren steeg al spoedig ver
uit boven het oorspronkelijke doel van geldinzameling.
De bespijkeringen werden manifestaties van
vaderlandsliefde en aanhankelijkheid aan de keizer. De
spijkeracties waren ‘eine emotionale Brücke zwischen
Heimat und Front’, waarbij ‘Opferbereitschaft,
Heldenhaftigkeit, Durchhaltewillen und Unterordnung des
Einzelnen unter die Gemeinschaft zur moralischen
Mobilisierung der Bevölkerung als mentale Basis des
Sieges’ gesterkt zouden worden.
Iedereen wilde er aan mee doen. En iedereen kon er ook
aan mee doen. Ook mensen met een laag inkomen – die bij
andere inzamelingsacties vaak aan de kant stonden -
konden het zich veroorloven een spijker te spenderen. Ze
wilden maar wat graag hun vaderlandsliefde tonen en het
spijkeren gaf ze die gelegenheid.
Of het nu vreugde was over een recente overwinning op
het slagveld, eerbied voor de gesneuvelden, solidariteit
met de nabestaanden of dankbaarheid jegens teruggekeerde
gewonden en oorlogsinvaliden, door een spijker in het
beeld te slaan kon ieder die dat wilde zijn gevoelens
delen met gelijkgestemden.
|
Feestelijke inwijding van de ‘eiserne Michael’ in Ohrdruf (Thüringen), 30 juli 1916. |
Meestal werd er in groepsverband gepijkerd.
Schoolklassen, bedrijfspersoneel, gewonden uit het
plaatselijke lazaret, de schutterij, een compagnie
soldaten, studentenverenigingen en vrouwenclubs
spijkerden dat het een lieve lust was.
Niet zelden trok men onder begeleiding van een militaire
kapel in optocht achter vlaggen en vaandels naar het
spijkerbeeld, waarbij onderweg onder het zingen van
nationale liederen eerst nog het plaatselijke
overwinningsmonument van de oorlog 1870/71 of een andere
symbolische plek werd aangedaan.
|
Leerlingen van het gymnasium in Kleef
bespijkeren gezamenlijk de ‘eiserne Mann’. |
Het gezamenlijk in het openbaar bespijkeren van de
oorlogssymbolen vergrootte het saamhorigheidsgevoel van
het thuisfront en wakkerde patriottische en nationale
gevoelens aan. Ook in familieverband werd flink
gespijkerd. Zondagochtend na de kerk was voor veel
huisvaders, die om welke reden dan ook niet aan het
front stonden, een geliefd moment om samen met vrouw en
kinderen hamer en spijkers op te nemen en zo de
familiesolidariteit te tonen. Gezinnen waarvan vader of
zoon in de oorlog was, hamerden hun spijkers in het
spijkerbeeld terwijl hun gedachten bij de dierbaren
waren.
|
Een moeder en haar twee zonen bespijkeren
de ‘isern Hinnerk’ in Oldenburg. |
Ondanks alle spontane dan wel georganiseerde
saamhorigheid stonden toch niet altijd alle neuzen
dezelfde kant uit. Toen de ‘eiserne Karl der Grosse’ van
Osnabrück beschadigd raakte en er telkens vergulde en
verzilverde spijkers gestolen werden, liet het
gemeentebestuur het beeld weghalen en werd de
spijkeractie beëindigd.
Kritiek vanwege de
ethische en morele aspecten van het bespijkeren
Het hameren van spijkers in beelden naar levende
personen maakte hier en daar kritiek los. Niet het
spijkeren op zich als hulpactie werd bekritiseerd,
hoewel daar eigenlijk alle reden toe was. Immers doordat
in de aanloop naar de oorlog de regering verzuimd had
voldoende fondsen te reserveren voor het levensonderhoud
van oorlogsinvaliden en van nabestaanden van
gesneuvelden, moest er nu zwaar geleund worden op
liefdadigheid. Maar die kritische geluiden werden niet
gehoord.
Nee, de kritiek beperkte zich tot het plaatsen van
vraagtekens bij de ethische en morele aspecten van het
bespijkeren van houten beelden, die levende personen
voorstelden. Vooral uit kringen van kunstacademies werd
er denigrerend gedaan over de kunstzinnige waarde van de
spijkerbeelden.
De organisatoren van de onder vuur liggende
spijkermanifestaties trokken zich er echter niets van
aan, evenmin als het publiek dat er lustig op los bleef
spijkeren. Achteraf is het moeilijk voor te stellen dat
deze discussies serieus en heftig in het openbaar
gevoerd werden, terwijl er een oorlog aan de gang was
die dagelijks duizenden slachtoffers maakte!
|
Bespijkering van de ‘Kölsche Boor’ in
Keulen. |
De kranten in Engeland en Frankrijk schreven
voornamelijk met hoon over het Duitse spijkergebruik.
Het spijkeren in menselijke figuren van hout werd aan
het publiek gepresenteerd als de zoveelste uiting van de
primitieve insticten van het barbaarse Hunnenvolk.
Ze verwezen daarbij niet zelden naar onontwikkelde
volkeren in Afrika, die spijkers of spelden in beeldjes
dreven om macht uit te oefenen over onwelgevallige
personen. The Illustrated London News drukte naast
elkaar een foto af van de ‘eiserne Hindenburg’ uit
Berlijn en een spijkerfetisj uit Congo.
Het spijkeren
raakt uit de gratie
Toen de oorlog langer duurde dan werd verwacht en ook
het thuisfront het steeds moeilijker kreeg, werden de
spijkermanifestaties aangegrepen om het moreel op te
vijzelen. Wie zich probeerde te onttrekken aan het
collectieve spijkeren kon rekenen op geduchte kritiek
uit zijn sociale omgeving en riskeerde het als verrader
van het vaderland aan de kaak gesteld te worden.
Toen op 7 juli 1915 de ‘isern Hinnerk’ in de Hamburgse
voorstad Altona werd ingewijd, repte generaal von Roell
in zijn toespraak al niet meer van ‘Sieg’, maar nog
slechts van ‘durchhalten’. En de Altonaer burgemeester
hield het toegestroomde publiek voor dat het Duitse volk
zich ‘unter den Hammerschlägen dieses furchtbaren
Krieges zu Stahl und Eisen […] verharten’ moest.
Omineuze woorden.
|
Meisjes van Helgoland zijn in
klederdracht naar het vasteland gekomen om
de
‘isern Hinnerk’ in Hamburg-Altona te
bespijkeren. |
Uiteindelijk bleek er tegen de zich snel verslechterende
toestand niet op te spijkeren. De bevolking had het
geloof in een goede afloop van de oorlog allang
verloren. De enorme verliezen aan mensenlevens, de niet
aflatende stroom gewonden en het steeds nijpender
wordende gebrek aan voedsel beukten het volk murw.
Georganiseerde vaderlandsliefde kon daar niets aan
veranderen. Het spijkergebruik verdween bijna even snel
als het was opgekomen. In de tweede helft van 1916 was
het verschijnsel zo goed als verdwenen.
Het spijkeren als actie om de nood van oorlogsweduwen en
– wezen te lenigen heeft per saldo zijn doel niet
bereikt. In het Duitse rijk stierven alleen al tussen
1915 en 1918 ruim 750.000 burgers aan ondervoeding.
De animo voor het spijkeren verflauwde zo snel dat veel
beelden bij lange na niet volgespijkerd werden. Dat was
ook het geval bij de ‘eiserne Hindenburg’ in Berlijn.
Verantwoordelijk voor de organisatie daar was de
Luftfahrerdank G.m.b.H., die door de plotseling
afnemende belangstelling failliet ging. De 30 ton extra
gewicht aan spijkers, waarop bij de bouw was gerekend,
werd bij lange na niet gehaald. Hindenburg bleef
grotendeels onbespijkerd.
Het spijkeren als nationale hulpactie kwam tot
stilstand. Zonder veel ophef lieten gemeentebesturen de
vaak halfbespijkerde beelden weghalen. Ze werden
opgeborgen in depots en raakten na de oorlog in
vergetelheid.
Veel van de spijkerbeelden verdwenen tijdens de Tweede
Wereldoorlog definitief. Ze werden bij bombardementen
verwoest, of als brandhout opgestookt. Uit de Duitse
collectieve herinnering waren de spijkerbeelden en –
manifestaties eigenlijk al verdwenen.
Toch zijn enkele van deze curieuze spijkerbeelden
bewaard gebleven. Sommige staan – al of niet
gerestaureerd – in de openbare ruimte, andere zijn in
musea terechtgekomen en kunnen daar bewonderd worden als
een blijk van de oorlogsbeleving van veel Duitsers in de
beginjaren van de Eerste Wereldoorlog.
|
De Fünfknopfturm in Kaufbeuren (Beieren)
met het tijdens
de Eerste Wereldoorlog
bespijkerde Wehrschild
ingemetseld in de
oostelijke gevel. |
Een lijst van bewaarde spijkerbeelden en hun huidige
vindplaats treft de lezer aan in de
hieronder staande bijlage. De lijst maakt geen aanspraak
op volledigheid.
Bijlage: Bewaard gebleven spijkerbeelden in Oostenrijk
en Duitsland
▬
Bamberg (D) / Bamberger Stadtritter /
Historisches Museum te Bamberg
▬
Braunschweig (D) / Heinrich der Löwe /
Braunschweigisches Landesmuseum
▬
Graz (O) / Wehrmann / Grazer
Garnisonsmuseum am Grazer Schlossberg
▬
Hagen-Eilpe (D) / Der eiserne Schmied /
Museum für Stadt- und Heimatgeschichte
▬
Hagen-Haspe (D) / Nageltür / Hauptschule
Heubing (niet vrij toegankelijk)
▬
Hamburg-Altona (D) / Der iserne Hinnerk
/ Museum Altona
▬
Heidelberg (D) / Das eiserne Buch /
stadsarchief Heidelberg
▬
Kaufbeuren (D) / Wehrschild, met daarop
de wapenschilden van de verbonden centrale
machten / ingebouwd in de oostelijke gevel van de
Fünfknopf-toren
▬
Keulen (D) / Der Kölsche Boor /
Kölnisches Stadtmusem
▬
Kornwestheim (D) / Nageltür / deur in de
zuidgevel van de raadhuistoren
▬
Krefeld (D) / Der eiserne Georg / in de
Ehrenhalle van het museum Burg Linn
▬
Linz (O) / Wehrmann / Schloss Ebelsberg
▬
Mainz (D) / Nagelsäule / Liebfrauenplatz
bij de Dom (momenteel voor restauratie in het
Museum für Antike Schifffahrt te Mainz en tijdelijk niet te
bezichtigen)
▬
Osnabrück (D) / Karl der Grosse / Wallenhorster Rathaus
▬
Saarbrücken (D) / Ritter / Historisches
Museum Saar
▬
Stade (D) / General von Goeben / Schwedenspeicher-Museum
te Stade
▬
Wenen (O) / Wehrmann in Eisen / copie in
de galerij Wiener Stadtplanungshaus, aan de
Dr. Karl-Lueger-Ring (hoek Felderstraße,
Friedrich-Schmidt-Platz, Ebersdorferstraße);
origineel in het Historisches Museum te Wenen
▬
Wiesbaden (D) / Der eiserne Siegfried / momenteel in
restauratie en tijdelijk niet te bezichtigen
Noten
[1] Tegenwoordig staat er een copie. Het origineel
bevindt zich in het Historisches Museum in Wenen
[2] Karl Kraus: Die letzten Tage der Menschheit,
Deutscher Taschenbuch Verlag, 7.Auflage, München, 1980
(tekst volgt de oorpsronkelijke uitgave van 1926), Teil
I, II.Akt, 1.Szene
[3] Enkele steden zagen – om uiteenlopende redenen –
bewust af van het oprichten van een spijkerbeeld als
middel om geld in te zamelen. Hieronder waren o.a.
Gladbeck, Marl en Pforzheim.
[4] Troepen van generaal Otto von Emmich veroverden op 7
augustus 1914 de vesting Luik.
[5] Sedanstag werd gevierd op 2 september en was in het
Duitse keizerrijk een nationale feestdag ter viering van
de Pruisische overwinning op Frankrijk in 1870.
[6] Het Bismarckmonument bestaat niet meer; de
Siegessäule werd reeds in de jaren dertig ca. 1½ km naar
het westen verplaatst en staat thans op de Grosser
Stern.
[7] Echtgenote van prins August Wilhelm, de vierde zoon
van keizer Wilhelm II
[8] De Zaitenstock in oud-Kassel was een soort pomp waar
bronwater afgetapt kon worden en een ontmoetingsplaats
in de stad. De pomp werd in hout nagebouwd en ter
bespijkering opgesteld op de binnenplaats van het
raadhuis.
Literatuur
▬ Hans
Reye: Der Absturz aus dem Frieden. Hamburg 1914-1918.
Hamburg, 1984
▬
Michael Diers: Nagelmänner. Propaganda
mit ephemeren Denkmälern, in: Mo(nu)mente: Formen und
Funktionen ephemerer Denkmäler, Hrsg. v. Michael Diers,
Berlin, 1993
▬
Gerhard Schneider: „Der schöne Gedanke ins Groteske
verkehrt’? Die kultisch-rituelle Funktion des Nagelns
sog. Porträtstatuen im Ersten Weltkrieg, in: Alliierte
im Himmel. Populare Religion und Kriegserfahrung, Hrsg.
v. Gottfried Korff, Tübingen 2004
▬
Karl-Robert Schütze: Der eiserne Hindenburg. Berlin,
2007
▬
Dietlinde Munzel-Everding: Kriegsnagelungen, Wehrmann in
Eisen, Nagel-Roland, Eisernes Kreuz. Wiesbaden, 2008
▬
http://de.wikipedia.org/wiki/Wehrmann_in_Eisen
▬
Officiële en onofficiële websites van diverse Duitse
steden en stedelijke musea, w.o. Bremen, Düsseldorf,
Oldenburg, Hamm, Heidelberg, Kleve, Krefeld, Mainz,
Wiesbaden e.a. |