|
De oorzaken
van de Eerste Wereldoorlog
- de Europese politiek van 1871 tot 1914
door Menno Wielinga
|
|
Over de oorzaken van het
ontstaan van de Eerste Wereldoorlog zijn honderden
boeken geschreven. In het onderstaande
artikel wordt een kort overzicht gegeven van de
belangrijkste factoren die een rol hebben gespeeld bij
het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog.
|
|
Inhoudsopgave
Inleiding
De Frans-Pruisische oorlog 1870-1871
De oprichting van de Driekeizersbond
(1873)
De revanchegedachte in Frankrijk
Problemen op de Balkan
De Turks-Russische oorlog (1877)
De Vrede van San Stefano (1878)
Het Congres van Berlijn (1878)
De Zweibund (1879) en de Dreibund (1883)
Het drievoudig neutraliteitsverbond
(1881)
Het Rückversicherungsvertrag (1887)
Het geheime Frans-Russisch militaire
verdrag (1893)
Koloniale problemen voor Engeland
De Entente Cordiale (1904)
Spanningen in de Dreibund
Het geheime Frans-Italiaanse verdrag
(1902)
De Tanger-crisis (1905) en de Conferentie
van Algeciras (1906)
De Entente tussen Engeland en Rusland
(1907)
De Triple Entente en de 'Einkreisung' van
Duitsland
De Agadir crisis (1911)
De geheime Frans-Engelse
marine-overeenkomst (1912)
De blokkadeplannen van Engeland
De bewapeningswedloop tussen Engeland en
Duitsland
De buitenlandse politiek van Frankrijk
De buitenlandse politiek van Engeland
De buitenlandse politiek van Rusland
Belgische neutraliteit voorwaarde voor
Engelse deelname
Italië, Turkije en Tripolitanië (1911)
De positie van Duitsland en de
'Weltpolitiek'
De oorlog tussen Oostenrijk-Hongarije en
Servië (1906)
De rol van Servië op de Balkan
De Bosnië-kwestie (1908)
De Eerste Balkanoorlog (1912)
De Vredesconferentie te Londen (1913)
De Tweede Balkanoorlog (1913)
De Vrede van Boekarest (1913)
De juli crisis (1914)
Geraadpleegde literatuur |
|
Nieuwe boeken over de Eerste Wereldoorlog
Tweedehands WOI boeken:
Boekwinkeltje Niemandsland
Zie ook:
Nieuw
verschenen geschiedenisboeken
Bestel direct online!
|
|
Inleiding
Over de oorzaken van het ontstaan van de Eerste
Wereldoorlog zijn honderden boeken geschreven. Naast
aandacht voor de persoonlijke factoren, variërend van
onwil tot onmacht, is er ook veel aandacht geweest voor
de invloed van politiek-economische factoren als: de
koloniale politiek, het moderne imperialisme, het
opkomend liberalisme, de idee van het sociaal
darwinisme, de machtsstrijd om de hegemonie in Europa,
de invloed van nationalistische bewegingen etc.
Al deze aspecten vonden hun weerslag in het politiek
handelen van de Europese grootmachten die tot uiting
kwam in een groot aantal afspraken, allianties en
verdragen. Hieronder waren ook vele geheime verdragen
waarbij het begrip geheim enigszins genuanceerd moet
worden. In het diplomatieke verkeer waren veel
onderdelen van de geheime verdragen min of meer bekend
omdat de kennis daarvan vaak werd gelekt omdat op die
manier de beoogde doelstellingen, bijvoorbeeld het
realiseren van een nieuw machtsevenwicht, werden
bereikt.
Daarnaast waren er inderdaad zeer geheime aanhangsels in
die verdragen die uitsluitend bekend waren aan een
kleine groep direct politiek verantwoordelijken zoals
regeringsleiders en ministers. Het betrof hier dan
meestal zeer delicate afspraken die niet bekend mochten
worden omdat ze bedoeld waren voor effecten op de
langere termijn en bij het bekend worden ernstige schade
zouden toebrengen aan de op dat moment geldende
status-quo.
Voor een zeker begrip voor het ontstaan van deze oorlog
mag ook niet vergeten worden dat een oorlog in deze tijd
werd beschouwd als een 'normaal' instrument om
geschillen op te lossen. Het ging daarbij om lokale
oorlogen van 'beperkte duur' en 'geringe omvang'.
Slechts een enkeling voorzag dat een grote oorlog
waarbij meerdere Europese landen betrokken zouden zijn,
een langdurige vernietigingsoorlog zou worden.
Artikel 231 van het Vredesverdrag van Versailles van 28
juni 1919 luidt: "De geallieerde en geassocieerde
Regeringen verklaren en Duitsland erkent dat Duitsland
en zijn bondgenoten als daders verantwoordelijk zijn
voor alle verlies en schade berokkend aan De geallieerde
en geassocieerde Regeringen en hun onderdanen als gevolg
van de oorlog, hun opgedrongen door Duitsland en zijn
bondgenoten."
In artikel 231 van het Vredesverdrag van Versailles
wordt Duitsland dus als de enige schuldige aangewezen
voor het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog. In
werkelijkheid is hierop wel het één en ander af te
dingen zoals J.H.J. Andriessen in zijn voortreffelijke
boek 'De andere waarheid'
aantoont. In dit boek wordt zeer goed gedocumenteerd
gewezen op het bestaan van groot aantal geheime en zeer
geheime overeenkomsten die in de periode van 1893 tot
1914 werden afgesloten tussen de Europese grootmachten
en die duidelijk agressief gericht waren tegen een
gevreesde hegemonie van Duitsland.
Dit land was in 1907 dus niet alleen formeel 'eingekreist'
door de Triple Entente maar was daarnaast ook nog
ingesloten door de geheime verdragen die tussen deze
landen waren afgesloten, waarbij zelfs Italië als
bondgenoot van Duitsland betrokken was.
Ook de militaire strategie van Duitsland zou zijn te
verklaren vanuit deze 'einkreisung' omdat dit land bij
een ongunstige numerieke krachtsverhouding een
strategische positie innam op de 'binnenlijnen'; dit wil
zeggen dat het land was gelegen tussen twee sterke
tegenstanders. Hierbij moet worden voorkomen dat een
oorlog op twee fronten ontstaat waarbij het land op de
'binnenlijnen' wordt verpletterd en daarom was
razendsnel handelen in de vorm van een verrassingsoorlog
tegen één der tegenstanders geboden. (Ter vergelijking
wordt hier verwezen naar het optreden van Israël in 1956
en 1967.*) De schending van de Belgische neutraliteit
bleek daarbij voor de Duitse legerleiding onontkoombaar.
Dat dit politiek gezien zeer onverstandig was, mag uit
het verloop der ontwikkelingen blijken.
(* Bron: J.H.J. Andriessen - De andere waarheid, blz 7)
In het onderstaande artikel wordt regelmatig
verwezen naar dit zeer aan te bevelen boek
dat werd
opgenomen in de literatuurlijst voor de
geschiedenisexamens HAVO/VWO.
▬
Bestellen of bekijken?
Klik hier:
De andere waarheid
|
|
De
Frans-Duitse oorlog 1870-1871
In de eerste helft van de 19e eeuw was Frankrijk de
sterkste natie op het Europese vasteland. Pruisen, onder
leiding van Bismarck, was een sterke staat in opkomst en
wenste ook een belangrijke plaats in Europa in te nemen.
Een opvolgingskwestie die betrekking had op de Spaanse
troon leidde tot een hevig conflict tussen Frankrijk en
Pruisen. Frankrijk greep naar de wapenen en verklaarde
Pruisen de oorlog.
Na een aantal nederlagen werd Frankrijk definitief
verslagen bij Sedan en werd Parijs bezet. Er werd een
vrede gesloten waarbij werd bepaald dat Frankrijk een
oorlogsschatting moest betalen, een bezettingsleger
moest accepteren en Elzas-Lotharingen moest afstaan. In
de Spiegelzaal te Versailles verenigden de Zuidduitse
vorsten zich met de Noordduitse Bond waarvan Pruisen de
belangrijkste vertegenwoordiger was en werd het Duitse
Rijk gesticht waarbij koning Wilhelm I van Pruisen als
Duitse keizer werd erkend.
De
oprichting van de Driekeizersbond (1873)
Na deze Frans-Pruisische oorlog ging de suprematie op
het Europese continent van Frankrijk over op het nieuw
gestichte Duitse Rijk onder rijkskanselier Bismarck.
Deze wilde dit nieuwe Duitse Rijk consolideren en voerde
daarom een politiek die er op was gericht dat zich tegen
Duitsland nooit een Europese coalitie zou vormen zoals
tegen Napoleon I was gebeurd. Duitsland sloot daarom met
Oostenrijk-Hongarije en Rusland in 1873 de
Driekeizersbond. Bismarck beoogde hiermee Frankrijk in
een isolement te houden maar het gevaar school in het
feit dat Oostenrijk-Hongarije en Rusland tegengestelde
belangen hadden op de Balkan waar beide landen hun
invloed wensten uit te breiden.
De
revanche-gedachte in Frankrijk
Frankrijk, dat zich herstelde van de verloren oorlog van
1871 en waar de revanche-gedachte voor de nederlaag bij
Sedan en het verloren gaan van Elzas-Lotharingen sterk
leefde, reorganiseerde het leger na 1875 op
grootscheepse wijze. Langs de Franse oostgrens werd een
sterke fortengordel aangelegd tussen Verdun en Toul en
tussen Epinal en Belfort. In Duitsland werd deze
herbewapening met de grote zorg aangezien.
Problemen
op de Balkan
Op de Balkan was de politieke toestand gespannen. Na de
nederlaag in de Krim-oorlog (1854-1856) had Rusland
slechts tijdelijk de belangstelling voor de Balkan
verloren. Al spoedig steunde Rusland opnieuw de
panslavische beweging in de Balkanlanden om daarmee de
eigen belangen, gericht op de vrije toegang tot de
Middellandse Zee, te kunnen dienen. Deze vrije toegang
was Rusland ontzegd bij de Vrede van Parijs in 1856 na
de verloren Krimoorlog. Hierbij werd de Bosporus voor
vreemde oorlogsschepen en de Zwarte Zee voor alle
oorlogsschepen gesloten. Ook Oostenrijk-Hongarije (de
Donau-monarchie) toonde belangstelling voor deze
Balkanlanden omdat zij op zoek was naar
gebiedsuitbreiding na het verlies van haar Italiaanse
bezittingen. Om een rol te kunnen spelen in de Balkan
stimuleerde Rusland in de Turkse provincie Herzegovina
de ontevredenheid der boeren waardoor hier in 1876 een
opstand tegen Turkije uitbrak.
De
Turks-Russische oorlog (1877)
De Turkse sultan onderdrukte deze opstand, die zich ook
over Bulgarije had uitgebreid, op zeer wrede wijze. Deze
harde maatregelen deden ook Servië en Montenegro naar de
wapenen grijpen. Nadat deze staten door Turkije waren
verslagen, verklaarde Rusland in het voorjaar van 1877
de oorlog aan Turkije.
De Vrede
van San Stefano (1878)
De Russen behaalden een reeks overwinningen waarop in
1878 de Vrede van San Stefano tot stand kwam: de
onafhankelijkheid van Roemenië, Servië en Montenegro
werd nog eens duidelijk vastgelegd. Rusland zou de
Dobroedsja en Bessarabië krijgen. De staat Bulgarije zou
gevormd worden tussen de Donau en de Egeïsche Zee.
Het Congres
van Berlijn (1878)
Dit succes voor Rusland stond de Europese mogendheden,
in het bijzonder Engeland en Oostenrijk-Hongarije, in
het geheel niet aan. In Engeland, dat zich ook door het
Russische opdringen in Centraal-Azië bedreigd voelde,
was de stemming bijzonder oorlogszuchtig. Op het Congres
van Berlijn (1878), waarbij Bismarck optrad als de
'eerlijke makelaar', werd Rusland gedwongen van het
grootste deel van zijn successen afstand te doen:
Bulgarije werd verkleind en van de kust der Egeïsche Zee
weggehouden, maar behield wel de provincie Oost-Roemelië;
Servië verkreeg een groot deel van Bulgarije;
Griekenland kreeg Thessalië en Engeland verkreeg Cyprus.
Niet Rusland, maar Roemenië kreeg de Dobroedsja, maar
Roemenië moest in ruil hiervoor Bessarabië aan Rusland
afstaan.
Oostenrijk-Hongarije mocht het bestuur van de Turkse
provincies Bosnië en Herzegovina op zich gaan nemen; de
provincies bleven echter onder suzereiniteit van Turkije
staan. In feite betekende deze regeling het einde van de
Turkse heerschappij over de Balkan. Behalve dit waren er
nog andere belangrijke gevolgen van de Berlijnse
regelingen:
- de Duits-Russische relatie verslechterde aanzienlijk;
- Roemenië bleef wrokken over het verlies van Bessarabië;
- Oostenrijk-Hongarije haalde zich nieuwe moeilijkheden
op de hals met de bezetting van Bosnië-Herzegovina, dat
weldra een haard van nationalistisch verzet werd.
- Bulgarije keerde zich al spoedig tegen de Russische
voogdij.
- de slechte Duits-Russische relatie werkte versnellend
op de Duits-Oostenrijkse toenadering enerzijds en op de
Frans-Russische anderzijds.
De Zweibund
(1879) en de Dreibund (1883)
Bismarck begreep dat hij de rivaliteit tussen
Oostenrijk-Hongarije en Rusland niet tot een einde kon
brengen en omdat hij vreesde dat Oostenrijk-Hongarije
zich eventueel tot Frankrijk zou wenden om de eigen
militaire en politieke situatie te versterken sloten
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije in 1879 een geheim
defensief verbond: de Zweibund. Zij beloofden elkaar
wederzijdse hulp bij een Russische aanval. (Dit verbond
werd lange tijd geheim gehouden: pas in 1887 kreeg
Rusland de inhoud hiervan te horen).
Het
drievoudig neutraliteitsverbond (1881)
Bismarck meende nu ook bondgenoot Oostenrijk-Hongarije
tot samenwerking met Rusland te kunnen dwingen. Hiertoe
werd in 1881 de Driekeizersbond omgezet in drievoudig
neutraliteitsverbond waarbij werd afgesproken dat de
wederzijdse posities in de Balkan zouden worden
gerespecteerd en dat de neutraliteit in acht zou worden
genomen indien één van de landen in oorlog zou geraken
met een vierde mogendheid. (In 1884 werd dit
neutraliteitsverbond nog verlengd maar de moeilijkheden
tussen Oostenrijk en Rusland werden zo groot dat Rusland
in 1887 de Driekeizersbond verliet.)
In 1882 werd de Zweibund omgezet in de (opnieuw geheime)
Dreibund (de Triple Alliantie) omdat Italië, dat steun
zocht tegen de Franse expansie in Noord Afrika waar
Tunis was veroverd, zich hierbij aansloot. Dit ging niet
helemaal van harte, want tussen de Italië en
Oostenrijk-Hongarije bestonden spanningen vanwege de
irredentistische eisen van Italië met betrekking tot op
de Balkan gelegen gebiedsdelen waar Oostenrijk-Hongarije
ook belangen had.
Het
Rückversicherungsvertrag (1887)
In 1884 is werd de Driekeizersbond-overeenkomst nog
verlengd maar de moeilijkheden tussen
Oostenrijk-Hongarije en Rusland werden zo groot dat
Rusland in 1887 de Driekeizersbond verliet. Om een
toenemende Frans-Russische toenadering te beperken sloot
Bismarck, die een oorlog op twee fronten wilde
vermijden, in 1887 het geheime Rückversicherungsvertrag
met Rusland. Ook Duitslands bondgenoot
Oostenrijk-Hongarije werd hiervan (uiteraard) niet op de
hoogte gesteld.
In dit verdrag erkende Duitsland de rechten van Rusland
op inmenging in de Balkan en haar streven naar de
openstelling van de zeestraten (dit laatste was
vastgelegd in een geheime zeestraten-clausule). Rusland
zou neutraal blijven bij een Franse aanval op Duitsland
en Duitsland zou neutraal blijven bij een Oostenrijkse
aanval op Rusland.
De Russische Balkanpolitiek was dus gericht op de
openstelling van de Bosporus en de Dardanellen waardoor
vrije toegang tot de Middellandse Zee kon worden
gerealiseerd. Dit streven was echter zeer tegen de zin
van Frankrijk en Engeland die geen inmenging wensten in
hun machtsgebied en daarom werd de zeestraten-clausule
in het verdrag zeer geheim gehouden.
Het Rückversicherungsvertrag werd in 1890 (tegen de zin
van Rusland) niet verlengd. Het oorspronkelijke verdrag
was nog afgesloten door Bismarck die in 1890 was
ontslagen en was opgevolgd door Caprivi.
Bismarck had nooit problemen gehad met geheime
diplomatie maar de nieuwe kanselier vreesde dat, indien
Rusland ooit de in dit verdrag opgenomen geheime
zeestraten-clausule bekend zou maken, de relatie met de
overige Europese grootmachten zou verslechteren. Rusland
meende hieruit te moeten concluderen dat Duitsland zich
liever op het westen wilde oriënteren en zocht daarom
zelf ook steun bij de andere grootmachten.
Het geheime
Frans-Russisch militaire verdrag (1893)
Frankrijk zag hierin haar kans schoon en bood Rusland de
mogelijkheid van een samenwerking op militair gebied.
Dit zeer geheime Frans-Russische militaire verdrag werd
in 1893 officieel van kracht en was zodanig agressief
gericht tegen Duitsland dat dit verdrag slechts in zeer
beperkte kring bekend was. Onmiddellijk hierna begon
Frankrijk grote leningen te verstrekken aan Rusland die
gebruikt werden voor de uitbouw van het Russische
spoorwegnet.
De achterliggende bedoeling was dat de Russische
mobilisatietijd meer in overeenstemming zou worden
gebracht met die van de Fransen. Dit verdrag bevat reeds
in 1893 door zijn gedetailleerde en agressieve inhoud de
kiem voor de Eerste Wereldoorlog. (Bron: J.H.J.
Andriessen - blz. 15-19)
Koloniale
problemen voor Engeland
De Europese politieke situatie werd er door dit verdrag
niet stabieler op, maar voorlopig bleef de vrede
bewaard. Omstreeks 1900 geraakte Engeland in een
diplomatiek isolement vanwege koloniale conflicten (het
Fashoda-conflict met Frankrijk, problemen met Rusland
vanwege Kiao Chow in China en de in Zuid Afrika gevoerde
Boerenoorlogen).
Engeland zocht daarom enkele malen toenadering tot
Duitsland, maar Duitsland ging daar niet op in.
Duitsland meende, geheel ten onrechte zoals later zou
blijken, dat van Engeland geen gevaar te vrezen was,
omdat dit land met Frankrijk en Rusland toch nooit tot
een samenwerkingsverband zou kunnen komen.
De Entente
Cordiale (1904)
Engeland zag echter in, dat de tijd van de splendid
isolation voorbij was. In 1904 kwam de Entente Cordiale
met Frankrijk tot stand, waarbij Frankrijk zijn
aanspraken in Egypte ruilde voor die in Marokko. Daar
had Frankrijk reeds in 1900 ook van Italië carte-blanche
gekregen; in ruil daarvoor had Italië rechten verkregen
in de Turkse provincie Tripolitanië gelegen in
Noord-Afrika.
Spanningen
in de Dreibund
De spanningen binnen de Dreibund werden steeds groter:
Oostenrijk-Hongarije en Italië richtten beide hun
aandacht op de Balkan; de verhouding tussen Rusland en
Turkije (bondgenoot van Duitsland) en tussen Rusland en
Oostenrijk (eveneens bondgenoot van Duitsland)
verslechterde voortdurend, vooral vanwege de
Balkankwestie. Daarbij kwamen na 1900 nog de
Italiaans-Turkse spanningen om Tripolitanië, waardoor
Duitsland lelijk bekneld raakte tussen deze beide
bevriende staten.
Ook Italië ondernam pogingen koloniën te verwerven. Zo
verkreeg het Eritrea (1882-1890) en Italiaans Somaliland
(1899-1905). Een poging om in 1896 Abessinië in te
lijven mislukte jammerlijk; de Italianen werden in 1896
bij Adoea verslagen. Italië gaf bondgenoot Duitsland
hiervan mede de schuld omdat deze weigerde Italië
militaire hulp te sturen waartoe zij krachtens het
Dreibund-verdrag ook niet verplicht was.
Hoewel dit verdrag juist weer verlengd werd sloot Italië
in 1898 ook een handelsverdrag met Frankrijk, in 1900
gevolgd door het geheime Middellandse Zee verdrag waarin
de beide landen elkanders invloedssferen in
respectievelijk Marokko en Tripolitanië erkenden.
Het geheime
Frans-Italiaanse verdrag (1902)
In juli 1902 sloot Frankrijk een zeer geheim verdrag met
Italië waarin Italië beloofde neutraal te blijven in het
geval dat Frankrijk in een oorlog verwikkeld zou geraken
ook als Frankrijk hierbij de agressor zou zijn. Dit was
natuurlijk geheel in strijd met het Dreibund-verdrag dat
nota bene kort daarvoor plechtig hernieuwd was.
Dat dit verdrag zeer geheim was moge blijken uit het
feit dat de Franse legerleiding pas in juni 1909 op de
hoogte werd gebracht. Het gevolg was tweeledig: omdat
Frankrijk de grens met Italië niet meer hoefde te
verdedigen kon het troepen vrijmaken voor de inzet
elders en Italië was niet langer een betrouwbare
bondgenoot binnen de Dreibund die daardoor ernstig
verzwakt raakte. (Bron: J.H.J. Andriessen - blz. 23-25).
De
Tanger-crisis (1905) en de Conferentie van Algeciras
(1906)
In 1880 werd te Madrid een conventie van kracht waarbij
alle belangrijke landen in Europa afspraken vastlegden
ter regeling van hun handelsactiviteiten in Marokko.
Vanwege de aanzienlijke handelsbelangen in Marokko sloot
Duitsland in 1890 een afzonderlijk handelsverdrag met
dit land; Frankrijk volgde dit voorbeeld in 1892. In
1900 sloten Frankrijk en Italië een geheim verdrag ter
regeling van hun invloedssferen in het Middellandse Zee
gebied. Frankrijk beoogde een groot Frans koloniaal rijk
aan de kust van Noord Afrika en Marokko moest daarvan
een onderdeel uitmaken.
Na de Entente Cordiale van 1904 maakte Frankrijk ernst
met haar koloniale plannen. Frankrijk begon zijn
optreden in Marokko met een verdrag met Spanje, dat
daarbij zijn eigen aanspraken in Marokko gegarandeerd
kreeg. Duitsland die als belangrijke mogendheid bewust
buiten de besprekingen was gelaten, zag haar
handelsbelangen in gevaar komen en ageerde heftig tegen
het optreden van Frankrijk.
Keizer Wilhelm II bracht, tijdens een vakantietocht in
de Middellandse Zee, zelfs een bezoek aan Tanger waar
hij de Marokkaanse sultan steun toezegde (de
Tanger-crisis van 1905). Tijdens de hierop volgende
Conferentie van Algeciras in 1906 kreeg Duitsland geen
voet aan de grond: Engeland en Frankrijk vormden een
gesloten front tegenover Duitsland. Ook Italië koos de
westelijke zijde, gunstig gestemd door de beloften van
Frankrijk inzake Tripolitanië. Alleen
Oostenrijk-Hongarije steunde Duitsland.
De Entente
tussen Engeland en Rusland (1907)
De positie van Frankrijk was nu dus gevestigd, terwijl
het isolement van Duitsland in Europa duidelijk bleek.
In de nu volgende jaren werd de Engels-Franse
toenadering steeds groter, vooral op militair terrein.
Het Engelse leger werd in die dagen gereorganiseerd. De
bedoeling hiervan was dat men, in geval van oorlog, in
staat zou zijn in 14 dagen een expeditieleger naar het
vasteland te zenden. Mede door bemiddeling van Frankrijk
kwam Engeland nu ook met Rusland op goede voet te staan.
In 1907 werd dan ook een entente gesloten tussen
Engeland en Rusland.
De Triple
Entente en de Einkreisung van Duitsland
De onderlinge verbintenissen tussen Frankrijk, Engeland
en Rusland werd ook wel aangeduid met de naam Triple
Entente. Hierdoor werd Duitsland dus omsingeld door de
verbonden Europese grootmachten. De Einkreisung, waar
Bismarck altijd voor had gewaarschuwd, was daarmee dus
een feit geworden.
De Agadir
crisis (1911)
Er ontstond een nieuwe Marokko-crisis (de Agadir crisis)
in 1911. De hoofdstad Fes werd door Frankrijk bezet met
als doel een Marokkaanse opstand te onderdrukken.
Duitsland was hierover opnieuw niet geïnformeerd en zag
daarin opnieuw een bedreiging van zijn handelsbelangen.
Duitsland stuurde daarop het oorlogsschip Panther naar
Agadir. Engeland gooide olie op het vuur in het openbaar
uit te spreken dat Engeland zich nimmer van de eerste
plaats onder de naties zou laten verdringen en daar
desnoods een oorlog voor over had (de Mansion House rede
van Lloyd George).
Opnieuw dreigde er een Europese oorlog te ontstaan;
Engeland mobiliseerde zelfs een aantal legeronderdelen.
Op het laatste moment werd het conflict gesust door de
vredelievende houding van dan regerende Franse president
Cailleux en de gematigde elementen binnen de Duitse
regering die tot concessies bereid waren. Er kwam er een
regeling tot stand: Duitsland erkende het Franse
protectoraat over Marokko en verkreeg in ruil hiervoor
een gedeelte van Frans Congo (de Marokko-accoorden).
In Frankrijk werd dit verdrag beschouwd als een
overwinning voor de aanhangers van de revanche gedachte.
In Duitsland was men van oordeel dat dit land het
slachtoffer was geworden van een ergerlijke samenzwering
omdat Engeland had getoond Frankrijk door dik en dun te
steunen. Binnen de Duitse politieke kringen ontstaat
daarop een stroming die aandringt op een meer agressieve
houding in de buitenlandse politiek.
De geheime
Frans-Engelse marine-overeenkomst (1912)
Deze Agadir-crisis was voor Engeland en Frankrijk een
reden voor verdere samenwerking. In het geheim werd een
Frans-Engelse marine-overeenkomst gesloten. Hierbij werd
vastgelegd dat Frankrijk haar gehele vloot in de
Middellandse Zee zou samentrekken en dat Engeland het
grootste deel van haar oorlogsschepen die daar waren
gestationeerd naar de Noordzee zou overbrengen.
Frankrijk ontving daarbij de garantie dat Engeland de
Franse kusten zou beschermen tegen een eventuele Duitse
aanval. Deze onderhandelingen waren geheel buiten het
parlement omgegaan. Deze vlootverplaatsingen waren reeds
in mei 1912 grotendeels voltooid.
De
blokkadeplannen van Engeland
In 1905 was in Engeland een onderzoek verricht naar de
effecten van een eventuele maritieme blokkade van Duitse
havens waaruit bleek dat deze zeer effectief zou werken.
Duitsland werd dan afgesneden van zijn aanvoer van
grondstoffen en voedsel en zou daardoor bij een
eventuele oorlog spoedig het onderspit moeten delven.
Noot: in 1909 werd dit blokkadeplan trouwens door het
Imperial Defence Committee tot officiële strategie
gekozen ondanks het feit dat dit in strijd was met de,
ook door Engeland geratificeerde, internationale regels
op maritiem gebied vastgelegd in de Declaratie van
Parijs in 1856. Hierbij was o.a. geregeld de neutrale
handel door oorlogvoerenden niet mocht worden verstoord,
terwijl Engeland door het blokkadeplan expliciet de
burgerbevolking als oorlogsdoel koos.
Dit blokkadeplan lekte uit en Duitsland erkende de
uitkomst van deze studie. De oplossing leek gelegen in
de bouw van een grote Duitse oorlogsvloot bij een
eventuele blokkade de aanvoerroutes kon beschermen.
Toen in 1906 de Engelse vloot aanzienlijk aan
gevechtskracht won door de invoering van een nieuw type
slagschip (het dreadnought-type) voelde men in Duitsland
nog meer behoefte aan een sterke vloot waarvoor ook de
financiële middelen werden vrijgemaakt via de
vlootwetten van admiraal Tirpitz. Daar kwam nog bij dat
men zich in Duitsland ernstig zorgen maakte over de
gevolgen van de Engels-Franse Entente, de concentratie
van de Engelse vloot in de Noordzee en de effecten van
de Marokko-crisis.
De
bewapeningswedloop tussen Engeland en Duitsland
Er ontstond dus een bewapeningswedloop waarover men zich
zowel in Engeland als Duitsland zorgen maakte. Onder de
druk van de oppositie binnen de regering werd vanuit
Engeland in 1912 een poging gedaan met Duitsland tot een
betere verstandhouding te komen. Er werd een commissie
onder leiding van de Engelse minister van Oorlog Haldane
naar Duitsland gezonden.
Tot ieders verrassing bleek Duitsland zeer inschikkelijk
ten aanzien van de voorstellen. Er werd een
conceptovereenkomst opgesteld waarover iedereen zeer
tevreden was. Haldane sprak zelfs van een
'wereldhistorische gebeurtenis'. De Engelse regering
reageerde echter niet op deze voorstellen.
Het bleek namelijk dat in de conceptovereenkomst werd
gesproken over een 'strikte neutraliteit' van Engeland
en dat was in het kader van de geheime Frans-Engelse
samenwerking niet mogelijk. Engeland bleek dus met
handen en voeten gebonden aan Frankrijk en wenste geen
overeenkomst te sluiten met Duitsland waarop Duitsland
zelf, teleurgesteld en gefrustreerd door de onwillige
Engelse houding, de besprekingen beëindigde. (Bron:
J.H.J. Andriessen - blz. 50-80).
Deze gehele ontwikkeling toont aan, hoezeer Duitsland in
Europa in een isolement was geraakt. Dit had ook te
maken met de onwillige, zelfs vijandige houding van
Frankrijk en Engeland zoals blijkt uit de
samenwerkingsverbanden en geheime verdragen die er
gesloten waren.
De
buitenlandse politiek van Frankrijk
In Frankrijk was in 1912 Poincaré tot nieuwe premier en
minister van Buitenlandse Zaken gekozen. Hij zag
Duitsland als de grote bedreiging van Frankrijk en was
een groot voorstander van de revanche-gedachte. (De
verkiezing van Poincaré ontlokte een tijdgenoot de
verzuchting: 'Poincaré, c'est la guerre!)
De Franse pers kreeg in deze periode zelfs smeergelden
om het Franse volk in de juiste stemming te brengen.
Zijn gehele beleid was erop gericht om, in samenwerking
met Rusland en Engeland, een sterk machtsblok te vormen
tegen Duitsland en het geschikte moment af te wachten om
Elzas-Lotharingen terug te halen en Duitsland als
economische, politieke en militaire macht van de kaart
te vegen.
Poincaré was ervan overtuigd dat Oostenrijk-Hongarije
ooit genoeg zou krijgen van het agressieve optreden van
Servië en dan dit land de oorlog zou verklaren. Rusland
zou Servië dan ongetwijfeld te hulp schieten en daardoor
zou ook Frankrijk (vanwege het geheime Frans-Russisch
militaire verdrag uit 1893) hierbij betrokken raken.
Hierbij zou echter Elzas-Lotharingen niet kunnen worden
teruggewonnen en Duitsland zou politiek, militair en
economisch niet kunnen worden vernietigd en het Franse
volk zou een oorlog uitsluitend om Rusland te helpen,
nooit accepteren.
Frankrijk moest daarom diplomatiek zeer nauw samenwerken
met Rusland dat Servië alleen maar mocht bijstaan als
Duitsland daardoor ook betrokken zou worden bij een
oorlog. Dit zou kunnen worden uitgelokt door een
oorlogsverklaring af te geven in de vorm van een
algehele mobilisatie van Rusland tegen
Oostenrijk-Hongarije waardoor ook Duitsland, als
bondgenoot, genoodzaakt was een algehele mobilisatie af
te kondigen.
Op dat moment zou ook Frankrijk (vanwege de
Frans-Russische verdragsovereenkomsten) een algehele
mobilisatie afkondigen en zou de oorlog een feit zijn.
Het wachten was op het moment dat Rusland en Frankrijk
militair sterk genoeg waren en de juiste gelegenheid
zich zou voordoen.
De
buitenlandse politiek van Engeland
In Engeland was in 1905 Edward Grey minister van
Buitenlandse Zaken geworden. Hij was iemand die
Duitsland als de gevaarlijkste tegenstrever van Engeland
beschouwde aan welker expansie een halt moest worden
toegeroepen. Hij wenste dan ook een anti-Duitse politiek
te voeren waarbij een gewapend conflict op langere
termijn niet moest worden uitgesloten.
Daartoe vond hij dat naast een vergaande samenwerking
met Frankrijk, ook samenwerking met Rusland noodzakelijk
zou zijn. Hij opende reeds in 1906 geheime besprekingen
met Frankrijk met het doel te komen tot militaire
samenwerking.
In 1906 werd door de minister van Oorlog Haldane een
voorstel ingediend om een expeditieleger te vormen dat
in staat was binnen 14 dagen in België of Frankrijk te
landen om het Franse leger bij te staan in geval van
oorlog met Duitsland.
De verantwoordelijke directeur Military Operations
generaal Wilson organiseerde de praktische uitvoering
van de oorlogsplannen en tekende in 1911 zelfs een
memorandum met de Fransen waarin werd afgesproken dat
150.000 man en 67.000 paarden naar Boulogne en Le Havre
zouden worden gezonden om de linkerflank van het Franse
leger te versterken.
Noot: in 1910 waren er al plannen uitgewerkt, in geval
van een eventuele oorlog, voor de landing van een Engels
expeditieleger op het Europese continent zo nodig in
België met of zonder de toestemming van België (bron:
Haldane - Before the war).
Ook hierbij werd het parlement niet ingelicht en was dit
slechts in kleine kring bekend. In 1913 en 1914 werden
proefmobilisaties en transportoefeningen uitgevoerd in
een gezamenlijke Frans-Engelse stafoperatie. Ook hiervan
werd het overgrote deel van het Engelse regering en het
parlement in onwetendheid gelaten.
De
buitenlandse politiek van Rusland
Rusland was in de laatste helft van de 19e eeuw een
staat met een autocratisch regime, waar 60% van de
bevolking horig was aan kerk, staat of kroon. Er waren
dan ook regelmatig opstanden die bloedig werden
onderdrukt. Rusland werd dan ook binnen Europa als een
bedreiging beschouwd voor de Europese veiligheid.
Na de Krim-oorlog (1854-1856) werd Rusland bij de toen
afgesloten Vrede van Parijs de vrije toegang tot de
Middellandse Zee ontzegd. Dit was voor Rusland
vernederend en een ernstige militaire handicap, zoals
bleek bij de (verloren) Russisch-Japanse oorlog in 1904
waarbij de Russische slagvloot uit de Baltische Zee
moest komen en maandenlang onderweg was naar het
actiegebied.
De zeestraten-kwestie (de vrije toegang tot de
Middellandse Zee) werd dus na 1904 één van de
belangrijkste onderdelen van het buitenlands beleid.
Rusland probeerde enige malen zelfstandig een oplossing
te vinden door het zwakke Turkije te willen aanvallen en
de Bosporus en de Dardanellen te bezetten maar daarvoor
schrok het uiteindelijk toch weer terug.
Inmiddels poogde ook Duitsland haar invloed in Turkije
te vergroten waardoor deze zeestraten onder Duitse
invloed zouden kunnen komen wat voor Rusland absoluut
onacceptabel was.
Langzaamaan drong het besef door dat de
zeestraten-kwestie slechts oplosbaar was door
samenwerking met Frankrijk (waarmee reeds in 1893 een
geheim verdrag was afgesloten) en Engeland waarmee in
1907 een verdrag werd gesloten. De samenwerking tussen
de drie landen kwam dus tot uitdrukking in deze Triple
Entente.
Na 1906 ontwikkelden de achtereenvolgende ministers van
Buitenlandse Zaken Iswolski en Sazonov de gedachtengang
dat de oplossing voor de zeestraten-kwestie gelegen was
in het uitbreken van een oorlog waarbij Rusland zich zou
aansluiten bij Engeland en Frankrijk en waarvoor Rusland
als beloning in het bezit zal worden gesteld van de
Bosporus en de Dardanellen.
De aanleiding moest gevonden worden op de Balkan, waar
Servië met (geheime) steun van Rusland, door
voortdurende agitatie, provocaties en subversieve
activiteiten uiteindelijk in oorlog zou geraken met
Oostenrijk-Hongarije. Rusland zou dan Servië te hulp
komen en een algehele mobilisatie tegen Oostenrijk
afkondigen.
Duitsland zou hierop haar bondgenoot
Oostenrijk-Hongarije niet in de steek laten en ook
overgaan tot algehele mobilisatie en de oorlog verklaren
aan Rusland. Frankrijk en Engeland zouden zich daarop,
krachtens de verdragen en de eigen doelstellingen, weer
bij Rusland aansluiten. De gewenste oorlog zou daardoor
een feit zijn.
In plaats van Engeland was het dus Duitsland dat vrijwel
alleen was komen te staan. Sinds Italië was losgeweekt
van de Dreibund als gevolg van het geheime Middellandse
Zee verdrag (1900) over Tripolitanië en het geheime
verdrag met Frankrijk (1902), kon Duitsland eigenlijk
alleen nog maar op Oostenrijk-Hongarije en op Turkije
rekenen. Deze staten waren echter weinig krachtdadig,
verscheurd als zij waren door nationale tegenstellingen
en moeilijkheden met hun buurlanden.
De
neutraliteit van België als voorwaarde voor Engelse
deelname aan de oorlog
De belangrijkste voorwaarde voor Grey was bij dit alles
dat Frankrijk nooit als agressor zou kunnen worden
aangewezen door als eerste een aanvallende actie te
ondernemen omdat het Engelse volk dan waarschijnlijk zou
weigeren het Franse volk te hulp te schieten.
Uit het uitgelekte Schlieffenplan bleek dat Duitsland
met een sterk leger het neutrale België zou binnenvallen
om Frankrijk aan te vallen. Dit bleek voor Grey
essentieel aspect voor een eventuele betrokkenheid van
Engeland bij een oorlog.
Eerst moest Duitsland het neutrale België binnenvallen
en pas dan zou Engeland kunnen optreden als de 'redder
van België' en zou het Engelse volk een oorlog
accepteren. Frankrijk heeft van harte medewerking
verleend aan deze voorwaarde door vlak voor het
uitbreken van de oorlog alle gemobiliseerde troepen 10
kilometer van de grenzen terug te trekken zodat
voorkomen werd dat Franse soldaten als eerste de grens
overtrokken en Frankrijk als agressor zou kunnen worden
aangemerkt.
Frankrijk en Engeland zagen Duitsland dus beiden als een
grote bedreiging van hun machtspositie en wilden er
kennelijk alles aan doen Duitsland als belangrijke staat
van het wereldtoneel te laten verdwijnen.
Italië,
Turkije en Tripolitanië (1911)
Nadat Italië in 1900 met Frankrijk een overeenkomst had
gesloten waarbij deze hun de vrije hand lieten in de in
Noord-Afrika gelegen Turkse provincie Tripolitanië (in
ruil voor een soortgelijke verklaring van hun kant ten
aanzien van Marokko) en Marokko in de zomer van 1911
inderdaad een Frans protec-toraat geworden was,
verklaarde Italië op 25 september 1911 Turkije de oorlog
(de Turks-Italiaanse oorlog).
Italiaanse legers landden in oktober te Tripoli, Bengasi
en Homs en lijfden op 5 november 1911 dit gebied in. Bij
de Vrede van Lausanne (1912) vestigde Italië zijn gezag
over Cyrenaica, Tripolitanië en Fezzan.
Deze drie gebieden werden samengevoegd tot één
Italiaanse kolonie Libië. Turkije raakte door deze
oorlog ernstig verzwakt. Italië was door de samenwerking
met Frankrijk als bondgenoot voor Duitsland en
Oostenrijk-Hongarije volkomen onbetrouwbaar geworden.
De positie
van Duitsland en de 'Weltpolitiek'
Duitsland kende van het einde van de 19e eeuw een enorme
economische groei en een sterke bevolkingsaanwas. Zij
werd daardoor genoodzaakt zich te richten op nieuwe
markten voor export en import en zocht daarvoor toegang
tot de internationale wereldhandel.
De Duitse buitenlandse politiek was dus gericht op een
'gerechtvaardigde plaats onder de zon'. Dit ging echter
ten koste van de reeds gevestigde landen die de Duitse
expansiedrift met lede over aanzagen en vaak problemen
veroorzaakten als Duitsland zich ergens manifesteerde.
Ter bescherming van de Duitse belangen werd het
noodzakelijk geacht dat Duitsland de beschikking kreeg
over een eigen oorlogsvloot net zoals Engeland en
Frankrijk dat ook hadden. De redenering was dat zonder
voldoende machtsmiddelen een 'Weltpolitiek' niet
uitvoerbaar zou zijn.
In het Duitse parlement werden daarom in 1897 en 1900
een tweetal vlootwetten aangenomen. Engeland beschouwde
de bouw van een sterke Duitse vloot als een aantasting
van haar suprematie op de zee ('Brittania rule the waves').
Toch werd in het diplomatieke verkeer regelmatig tot
uitdrukking gebracht dat Duitsland niet streefde naar
een superioriteit over de Britse vloot maar dat de
Duitse vloot moest die-nen als politiek drukmiddel bij
eventuele conflicten en vooral ter verdediging tegen een
eventuele economische blokkade door Engeland. Immers:
ook Engeland en Frankrijk gebruikten hun vloten voor
dezelfde doelstellingen.
Engeland hanteerde in 1908 haar 'Two Power Standard' als
basis voor haar politiek tegenover de Duitse vlootbouw.
Uitgangspunt was hierbij dat de Engelse oorlogsvloot
steeds even sterk zou moeten zijn als de sterkste vloten
van twee andere landen tezamen.
Dit leidde uiteindelijk tot een wapenwedloop tussen
Engeland en Duitsland waarover men zich in beide landen
ernstig zorgen maakte. Er werden onderhandelingen
gevoerd. De missie van Haldane mislukte echter en er
kwam geen vergelijk met Engeland dat zich aan Frankrijk
had verbonden en daardoor geen strikte neutraliteit kon
garanderen.
Uiteindelijk bleek dat Duitsland de bewapeningswedloop
financieel niet langer kond bolwerken en het
vlootbouwprogramma werd dan ook geschrapt. Duitsland
erkende hiermee dat de Engelse en de Franse vloot te
sterk was (ook al door de bouw van de
dread-nought-slagschepen) en dat de Duitse achterstand
in de vlootbouw niets meer weg te werken was.
Dit betekende dus dat Duitse 'Weltpolitiek' niet langer
haalbaar was en dat Duitsland zich meer zou gaan richten
op haar positie op het Europese continent. De Duitse
vlootbouw was dus voor Engeland en Frankrijk niet langer
een oorlogsdreiging.
Het gevolg was evenwel dat Duitsland meer aandacht ging
besteden aan de opbouw van het leger wat door de
omringende landen ook weer met bezorgdheid werd
gadegeslagen. Overal in Europa werden de militaire
budgetten vergroot; Frankrijk verlengde de dienstplicht
tot drie jaar; Engeland ging door met opbouw van het
expeditieleger en versterkte de militaire en maritieme
relatie met Frankrijk.
De oorlog tussen
Oostenrijk-Hongarije en Servië (1906)
Oostenrijk-Hongarije vergrootte zo haar invloed in
Servië dat in feite een protectoraat werd. Dit betekende
o.a. dat alle Servische economische activiteiten door
haar werden beheerst (90% van de Servische export liep
bijvoorbeeld via Oostenrijk-Hongarije).
Toen Servië op eigen initiatief in 1905 een
handelsverdrag sloot met Bulgarije brak er een fel
conflict uit met Oostenrijk-Hongarije (men sprak zelfs
van de varkensoorlog). Servië kwam uit dit conflict als
overwinnaar te voorschijn omdat het kans zag een
zelfstandige economische positie op te bouwen ondanks de
tegenwerking van Oostenrijk-Hongarije.
Een en ander geschiedde onder leiding van Peter
Karageorgevitch die in 1903 koning van Servië geworden.
Hij bleek pro-Russisch en een groot voorstander van de
vorming van een Groot-Servië waarbij alle Slavische
volkeren verenigd zouden worden onder Servisch bestuur.
Dit laatste was een ernstige bedreiging voor de
autonomie van Oosterijk-Hongarije dat zeer vele Slaven
binnen haar landsgrenzen telde. Al deze moeilijkheden
zorgden ervoor dat de relatie tussen de beide landen
danig onder druk kwam te staan.
Rusland zag hierin de kans schoon haar Balkanpolitiek,
gericht op een vrije toegang tot de Middellandse Zee, te
realiseren. Een conflict tussen Servië en
Oostenrijk-Hongarije zou immers de aanleiding kunnen
vormen tot een oorlog die voor Rusland als beloning die
vrije toegang zou opleveren (zie: buitenlandse politiek
van Rusland).
Rusland steunde Servië dan ook aan alle kanten zowel op
een directe als indirecte wijze. Rusland stimuleerde de
oprichting van de Balkanliga; ze verleende steun bij de
oprichting van de nieuwe Servische politieke partij, de
Radicale Partij, en was ook betrokken bij de oprichting
van de Zwarte Hand, een terroristische organisatie die
haar activiteiten vooral richtte op Bosnië-Herzegovina.
De rol van Servië
op de Balkan
Na de Russisch-Turkse oorlog van 1878 werd Servië
onafhankelijk. Bij het daarop volgende Congres van
Berlijn werd het succes van Rusland echter te niet
gedaan. Hier kreeg Servië een groot deel van Bulgarije
toegewezen maar Bosnië-Herzegowina werd onder het
bestuur gesteld van Oostenrijk-Hongarije.
Dit was zeer tegen de zin van Servië dat dit gebied zelf
had willen hebben om zodoende een grote Slavische staat
te kunnen vormen. Bulgarije was zeer teleurgesteld over
het feit dat ze een groot gebied had moeten afstaan en
begon te infiltreren in Oost-Roemelië en Macedonië dat
uiteindelijk verklaarde zich bij Bulgarije te willen
voegen.
Dit was niet naar de zin van Servië dat in 1885
Bulgarije de oorlog verklaarde. De Bulgaren bleken
echter te sterk voor Servië dat zelfs tot ver op eigen
grond werden teruggeslagen. Toen daarop
Oostenrijk-Hongarije optrad als beschermer van Servië
trokken de Bulgaren zich terug.
De Bosnië kwestie
De situatie in Bosnië-Herzegovina liep zodanig uit de
hand dat Oostenrijk-Hongarije zich genoodzaakt zag dit
land in oktober 1908 gewapenderhand binnen te vallen en
te annexeren. Een en ander plaats was van tevoren in het
geheim besproken met Rusland dat akkoord ging in ruil
voor de belofte dat Oostenrijk steun zou verlenen aan
Rusland inzake de zeestraten-kwestie.
De Russische minister Iswolski had deze overeenstemming
zelfs schriftelijk bevestigd terwijl Oostenrijk
Hongarije geen enkele toezegging op papier zette en
later ontkende ook maar enige concessie jegens Rusland
te hebben gedaan. Rusland voelde zich door deze
handelwijze zeer vernederd hetgeen dus opnieuw een
ernstige verstoring veroorzaakte in de relatie tussen
beide landen.
Servië reageerde furieus op deze annexatie vooral toen
bleek dat deze met medeweten van Rusland was geschied.
Servië mobiliseerde en wilde een oorlog ontketenen
waarbij ze toch weer konden rekenen op de steun van
Rusland. Daar achtte men de tijd nog niet rijp omdat het
leger nog in opbouw was na de verloren oorlog tegen
Japan in 1904.
In 1909 trad Duitsland op als vredestichter. Men kwam
overeen de annexatie internationaal te erkennen, ook
door Rusland, waarbij Servië door middel van een
openlijke verklaring erkende dat haar rechten niet waren
aangetast en dat ze akkoord ging met de annexatie en een
vreedzaam relatie zou opbouwen met Oostenrijk-Hongarije.
Deze openlijke vernedering was voor Servië zo groot dat
het reeds na korte tijd de haatcampagne tegen
Oostenrijk-Hongarije weer opvatte.
Rusland wilde na haar diplomatieke blunder in 1908 toch
haar Balkanpolitiek verder ontwikkelen en zocht weer
diplomatieke toenadering tot Servië. In 1909 sloot
Rusland een geheim militair verdrag met Bulgarije dat
steun beloofde aan Rusland als dit land werd aangevallen
door Oostenrijk-Hongarije, Duitsland en/of Roemenië.
In ruil hiervoor zou Bulgarije, bij een gunstige uitslag
van de oorlog, dan gebiedsuitbreiding in Roemenië
ontvangen. Hier werd dus nog eens opnieuw vastgelegd
welke doelstellingen Rusland op de Balkan nastreefde.
In 1912 sloot Servië, onder invloed van Rusland, een
militaire overeenkomst met Bulgarije ondanks haar
geschillen met dit land. Bulgarije had zich n.l. altijd
zeer vriendelijk opgesteld ten opzichte van
Oostenrijk-Hongarije maar door de geheime overeenkomst
met Rusland was de situatie veranderd. Bulgarije
beloofde Servië te helpen als het werd aangevallen door
Oostenrijk-Hongarije. Griekenland en Montenegro sloten
zich ook bij Servië aan.
In eerste instantie was deze alliantie van Balkanlanden
gericht tegen Turkije dat in 1911 in oorlog was geraakt
met Italië, maar deze alliantie vormde ook een
bedreiging voor Oostenrijk-Hongarije vooral omdat
Rusland voortdurend op de achtergrond aanwezig was en
daardoor eveneens een bedreiging vormde voor de positie
van Oostenrijk-Hongarije op de Balkan.
De Eerste
Balkanoorlog (1912)
De samenwerkende Balkanlanden zagen in 1912 hun kans
schoon en vielen het verzwakte Turkije aan. Turkije, dat
een jaar eerder de oorlog verloren had van Italië, was
tegen de gebundelde krachten van de Balkanstaten niet
opgewassen en moest capituleren. De Serviërs was echter
niet tevreden met de veroveringen op Turkije en bezetten
daarom een groot deel van Albanië; ze bereikten zelfs de
kust van de Adriatische Zee.
Dit was zeer tegen de zin van Oostenrijk-Hongarije dat
in geen geval Servië (en dus Rusland) de toegang tot de
Adriatische Zee gunde. Er werd met mobilisatie gedreigd.
Hierdoor dreigde ook Rusland te zullen ingrijpen, waarop
Duitsland zich achter Oostenrijk-Hongarije schaarde.
Rusland moest daarop inbinden omdat het militair nog
niet voldoende sterk was en trok zich terug. Servië zag
zich daardoor gedwongen, nu het zonder steun van Rusland
stond, zich terug te trekken uit Albanië. Opnieuw dus
een vernedering voor Servië.
De
Vredesconferentie te Londen (1913)
Voor de afloop van deze oorlog was de houding van de
grote mogendheden beslissend: Oostenrijk-Hongarije
wenste geen bedreiging van een Groot-Servisch rijk dat
alle Slavische volkeren onder één bestuur zou brengen.
Italië wenste zelf Albanië te annexeren. Rusland echter
steunde de panslavische beweging in Servië en Frankrijk
schaarde zich achter Rusland.
Duitsland achtte zich wederom verplicht zijn bondgenoot
Oostenrijk-Hongarije te steunen, maar wenste geen
Europese oorlog te ontketenen evenmin als Engeland.
Daarop werd de Vredesconferentie te Londen (1913)
georganiseerd.
Hier werden o.a. de volgende bepalingen vastgelegd:
Servië werd van de kusten van de Adriatische Zee geweerd
door de stichting van de onafhankelijke staat Albanië.
Turkije moest alle gebieden ten westen van de
Enos-Midia-lijn en alle eilanden in de Egeïsche Zee
afstaan.
Deze gebieden moesten worden verdeeld onder de
overwinnaars. Met de Turkse invloed in Europa was het nu
definitief gedaan: Turkije behield slechts een beperkt
gebied rondom Constantinopel.
De Tweede
Balkanoorlog
Reeds in juni 1913 brak tussen de Balkanstaten opnieuw
een oorlog uit (de Tweede Balkanoorlog) als gevolg van
een conflict over de verdeling van de buit. Bulgarije
viel Servië binnen dat geholpen werd door Montenegro,
Griekenland en Roemenië. Ook Turkije voegde zich bij
Servië - het hoopte op die manier verloren gebieden te
kunnen terugwinnen. Bulgarije werd verpletterd: Roemenië
bezette het zuidelijk deel van de Dobroedsja, Turkije
bezette Adrianopel; Servië en Griekenland breidden zich
respectievelijk uit in Macedonië en langs de Egeïsche
kust.
De Vrede van Bukarest (1913)
Oostenrijk-Hongarije zag in deze situatie een unieke
gelegenheid Servië binnen te vallen en te verslaan.
Bondgenoot Duitsland weerhield Oostenrijk van deze
plannen maar de beide landen samen stelden een ultimatum
aan de strijdende partijen die toen akkoord gingen met
een vredesregeling. In augustus 1913 werd de Vrede van
Bukarest gesloten.
Hierbij moest Bulgarije Macedonië en de Dobroedsja
afstaan en werd Albanië tot een zelfstandig koninkrijk
uitgeroepen. Servië, Griekenland en Roemenië
realiseerden gebiedsuitbreidingen. (Bulgarije sloot zich
hierna aan bij Oostenrijk-Hongarije.)
Servië was dus weer sterker geworden en ging rustig door
met infiltraties in Albanië en agitatie en aanslagen in
Bosnië-Herzegovina waar een zeer explosieve situatie
ontstond. Deze situatie leidde uiteindelijk tot de juli
crisis van 1914.
De juli crisis (1914)
De al jarenlang durende subversieve activiteiten van
Groot-Servische kringen in het door Oostenrijk-Hongarije
geannexeerde Bosnië-Herzegovina riep steeds meer
irritatie op bij de Weense machthebbers.
Toen dan ook op 28 juni 1914 aartshertog Franz Ferdinand
en zijn echtgenote het dodelijk slachtoffer werden van
een aanslag in Serajewo en bij het onderzoek de sporen
naar Servische betrokkenheid wezen, zag
Oostenrijk-Hongarije hierin aanleiding eindelijk
voorgoed af te rekenen met Servië.
Bijna een maand later, waarin tal van pogingen zijn
ondernomen om de vrede te redden, overhandigde
Oostenrijk op 23 juli 1914 een bij voorbaat
onaanvaardbaar geacht ultimatum aan Servië. Servië wees
dit ultimatum van de hand en mobiliseerde. Op 28 juli
verklaarde Oostenrijk de oorlog aan Servië. Op 30 juli
begon de algemene mobilisatie in Rusland.
Op 1 augustus mobiliseerden zowel Duitsland als
Frankrijk. Diezelfde dag nog verklaarde Duitsland de
oorlog aan Rusland. Op 3 augustus verklaarde Duitsland
ook de oorlog aan Frankrijk. De schending van de
Belgische neutraliteit door Duitsland, veroorzaakt om
Frankrijk te kunnen binnenvallen, was voor Engeland de
aanleiding om op 4 augustus Duitsland de oorlog te
verklaren. De Eerste Wereldoorlog was een feit geworden.
Geraadpleegde literatuur
▬
J.H.J. Andriessen - De andere waarheid ▬
Bestellen
of bekijken?
Klik hier:
De andere waarheid
▬
Sesam Atlas bij de wereldgeschiedenis
▬
14-18 De Eerste Wereldoorlog (Amsterdam Boek, 5 delen,
1976) |
|
|