naar homepage - naar ooggetuigenpagina


Problemen bij de mobilisatie 1914
Mobilisatie-herinneringen van luitenant-generaal
W.H.
van Terwisga - oud-commandant van het Veldleger

[...]. De gevolgen van de wijze, waarop ten aanzien van de militaire voorbereidingen in de laatste decennia voor den oorlog was beknibbeld, deed zich niet enkel gevoelen in gebrek aan geoefendheid van den man en van het lagere kader. Ook in de uitrusting en bewapening waren groote ‘tekorten’ te constateeren.

Met zeer veel energie is het mogelijke gedaan om zooveel en zoo snel als 't maar kon, in het ontbrekende te voorzien. Doch het was niet doenlijk om zóóveel op eens te verbeteren. Daargelaten nog, dat veel van hetgeen benoodigd was niet was te verkrijgen, nu in alle landen groote vraag was naar oorlogsbehoeften.

En indien men er al in slaagde op hetgeen men in de eerste plaats noodig had beslag te leggen, dan was zulks toch alleen te verkrijgen tegen ontzaglijk veel hoogere prijzen dan vroeger hadden behoeven te zijn besteed. Aldus hebben wij in de mobilisatiejaren zeer duur moeten betalen (laat ons zeggen: zwaar moeten boeten) voor hetgeen ter wille van bezuiniging was nagelaten.

Ik zal niet breed uitweiden over de groote teleurstelling, waarvan de Minister van Oorlog deed blijken, toen hij bij een inspectie in de tweede helft van Augustus 1914 in de kantonnementen van 17 R.I. [17e Regiment Infanterie] opmerkte, dat de manschappen nog het nummer 6 op den kraag hadden! Die nieuwe nummers 17 waren er nog niet in voldoenden getale (hoewel de oprichting van de nieuwe regimenten van 1 April 1913 dateerde!).

Er waren wel ernstiger ‘tekorten’. Ik toonde hem bij een Bataljon van 6 R.I., waar inspectie gehouden werd, hoe onvoldoende de herstelling aan de - in den grensdienst snel slijtende - lakensche kleeding moest worden uitgevoerd: met lappen donkerblauw laken was de grijze kleeding hersteld; zelfs was niet alles hersteld kunnen worden, zoodat.... ik zal het hierbij laten. Alleen nog: ook het schoeisel liet te wenschen!

Toevallig kan ik de oorzaak aangeven van den achterstand die zooeven ter sprake was. De daarop van invloed zijnde Besluiten zijn nl. genomen in den tijd toen ik Hoofd van de Afdeeling Generale Staf aan het Departement van Oorlog was.

Het was onder het Ministerie-Heemskerk dat onze Minister van Oorlog, Sabron, uit den Ministerraad het verlangen meebracht om - niettegenstaande reeds tot het uiterste was bezuinigd - de Begrooting van Oorlog met nog een ton te verminderen. De post van f 100.000 voor het aanschaffen van laken moest vervallen en daarmede het lofwaardig voornemen van den Minister om - ieder jaar een redelijk bedrag bestedende - een voorraad te vormen voor het geval van mobilisatie. En toen daarna nòg meer moest worden bezuinigd werd de maatregel bevolen om, in plaats van twee paar (passende) schoenen per man op te leggen, slechts één paar per twee (2) man in voorraad te houden.

Dit zij genoeg om begrijpelijk te maken hoe onze Infanterie in 1914 zoo spoedig door de pantalons, de tunieken en de schoenen heen was en hoe toen met man en macht is moeten worden gewerkt in de laken- en schoenfabrieken totdat daar de voorraad wol en leder was opgebruikt.

Ongeveer hetzelfde gold voor hoefijzers, scherp beslag en andere behoeften voor het paard. Voor mijn geest kwam hetgeen ik gezien had van de voorzorgen, die normaal, in vredestijd, in Duitschland waren getroffen.

Daar was voor ieder man van de oorlogssterkte een spiksplinternieuw pak voor de mobilisatie opgelegd, terwijl in de ‘Bekleidungskammer’ van elk onderdeel nog voorradig waren per man een bijna gloednieuw pak voor de ‘Kaiserparade’, een tweede pak voor de gewone parades en een ‘Zondagspak’, terwijl de man in eigen bewaring had een uitgaanspak, een exercitiepak en een corvee-pak! Voor de harnachementen der paarden was in Duitschland evenzoo goed gezorgd.

De eerste oorlogsbuit (als ik dat maar zoo noemen mag), dien wij kregen, was een aantal paarden der Cavalerie, die, bij den strijd van afgezeten ruiterij om den Maasovergang bij Lixhe (nabij Visé), op hol waren geslagen en over onze grens kwamen. Ik zie nog de splinternieuwe harnachementen, waarbij dekens, welke weliswaar het jaartal 1908 droegen, doch die blijkbaar nog nimmer vóór 1 Augustus 1914 waren gebruikt! Intusschen heeft onze Regeering zich dadelijk beijverd om, zij het dan ook à prix d'or, voor onze mannen te zorgen.

Op den geest van den troep heeft het geen neerdrukkenden invloed gehad, dat zij zooveel minder goed gekleed waren dan de collega's over de grens. Onze mannen waren nog wel niet ‘nus et mal nourris’ als die waarmede Napoleon Bonaparte de Alpen overtrok, hun belovende dat zij in de rijke Povlakte alles in overvloed zouden vinden. Maar heel ver was het er niet af!

Toch hielden onze soldaten den moed erin! Het was bewonderenswaardig zoo als zij, in de natte heistreek aan de Noordbrabantsche grens, in den winter zich hielden tegenover de Duitsche posten die, in dikke bontjassen en bontlaarzen, de koude en den snerpenden wind zooveel beter konden doorstaan dan onze mannen in hun eenvoudige plunje.

Onze mannen wilden in flinkheid en in de inachtneming van uiterlijken vorm voor hun collega's aan de overzijde niet onderdoen; zij namen bij het overnemen van hun post of bij een inspectie een stramme houding aan en klapten met de hakken zooals ze dat nog nimmer hadden gedaan; en zij deden hun ‘melding’ op niet minder duidelijke en vormelijke wijze dan aan den anderen kant geschiedde! Maar.... koud hadden zij het! [...].

Personalia Willem Hendrik van Terwisga (1861-1948)
Luitenant-generaal W.H. van Terwisga was tijdens de mobilisatie van 1914 commandant van de IIIde Divisie. In 1915 werd hij benoemd tot Commandant van het Veldleger, welke functie hij de rest van de mobilisatieperiode vervulde.
In het Herinneringsboek 1914-1918 van de Nationale Bond ‘Het Mobilisatiekruis’ (1939) kijkt hij uitgebreid terug op deze mobilisatieperiode. Het fragment dat hierboven is weergegeven had oorspronkelijk geen titel.

  naar homepage - naar ooggetuigenpagina