|
Oorlogsindrukken - 12 Augustus 1914
Reportage
van Theo Moussault -
verslaggever Panorama |
|
Geradbraakt, na vele uren sporens, bereikte ik ten
slotte Maastricht. Daar sprak ieder over oorlog. De
woorden ‘kanongebulder’, ‘gewonden’ en ‘Luik’ lagen op
ieders lippen. Somber was de stemming die hier
heerschte, somberder dan ik die ergens anders vond.
Wonder boven wonder kon ik hier een rijtuig krijgen dat
mij met mijn fototoestellen en enkele dozijnen platen
naar Eijsden bracht. Hier aangekomen sloeg ik met mijn
zware bagage den landweg links in en beklom den
Meschberg, vanwaar ik een gezicht had over de gehele
streek. (De Meschberg is de scheiding tusschen Holland
en België).
De Hollandsche huisjes waren hier getooid met de
Nederlandsche driekleur. De bewoners wisten dat deze
vlag hun have en goed zou beschermen. Nooit heb ik zoo’n
waarde aan dat rood, wit en blauw gehecht als toen. De
boerenmeisjes die hun koeien melkten, hadden een klein
Hollandsch vlaggetje bij zich dat zij onder het melken
naast zich in den grond plantten.
Voor mij lag Visé, rookend en smeulend, terwijl meer op
den achtergrond een der forten zichtbaar was. Links in
de diepte ver toonden zich zeer klein de Duitsche
legers, die voorttrokken in onafgebroken rijen, terwijl
auto's hen voorbij snorden. 't Geheel deed me denken aan
mijn kinderjaren, toen ik speelde met kleine looden
soldaatjes. Ik had ook tenten en kanonnen, en schoot met
erwten; enkel had ik niet zooveel soldaatjes en had ik
ook geen auto's. Onschuldig kinderspel! Nooit had ik
gedacht dat spel in werkelijkheid mede te zullen maken.
Eenige Hollandsche soldaten, die op den Meschberg post
gevat hadden, zochten becherming tegen de hevige
regenbui in een schildwachthuis, gemaakt van
korenschoven, waar de dikke regendroppels echter spoedig
doordrongen. Al het koren is gemaaid en staat in
schoven. Er zijn echter geen handen, die het zullen
opstapelen in de schuren, daar de werkzame arbeiders
zijn opgeroepen om hun plicht te vervullen. Na enkele
dagen zullen de goud-gele halmen als waardeloos onkruid
op den akker liggen.
In de verte hoor ik het kanongebulder; elk schot maakt
wie weet hoeveel dooden. Dan weer hoor ik het knetteren
der mitrailleurs. Dit zijn wel de meest geraffineerde
moordwerktuigen die het menschelijk vernuft heeft kunnen
uitdenken. Zij spuwen dood en verderf overal waar zij
heen gericht worden. Hun kogels gaan door zes rijen
soldaten en duizenden dapperen worden in enkele minuten
weggemaaid.
Plotseling hoor je het snorren van een motor. Heel hoog
en heel ver vertoont zich een vliegmachine, dan zie je
er twee, drie, zes..... Het gaat als bij de sterren 's
avonds als het donker gaat worden: hoe langer je kijkt,
hoe meer je er ziet. Ten slotte telde ik 12 machines.
Sommige gingen in de richting Luik, andere in de
richting Aken. Je weet niet of het Fransche, Belgische
of wel Duitsche machines zijn.
Dit is echter zeker, dat de inzittenden onverschrokken
kerels zijn, want moeten zij een noodlanding maken op
vijandelijk terrein, dan worden zij zonder genade
gefusilleerd!
Ik daalde den berg af en passeerde de Hollandsche
grenswachters en met veel moeite kwam ik ook voorbij de
Duitsche soldaten, die eenige stappen verder op post
stonden. Weldra kwam ik in het Duitsche legerkamp. Zoo
iets grootsch zag ik nog nooit. Onafgebroken rijen van
paarden, duizenden en nogmaals. duizenden stonden er. De
lansen der soldaten waren in den grond gestoken en
onderling door touwen verbonden. Aan deze touwen waren
de paarden weer vastgemaakt. Het geheel deed denken aan
een reusachtige paardenmarkt.
De soldaten zelf lagen in het stroo, lachend en
schertsend, niettegenstaande ook zij ieder oogenblik het
commando konden krijgen ‘oprukken’ het vuur in....
Intusschen had ik reeds enkele opnamen gemaakt van
paarden- en soldatengroepen, toen een officier mij
verzocht een foto van hem met zijn broer te maken om
deze aan ‘moeder’ in Berlijn te zenden. Arme kerels,
arme moeder...
Dan waren er soldaten die mij vroegen brieven en kaarten
voor hen te posten, deze voor een moeder, gene voor een
vrouw of verloofde, die sedert hun vertrek niets meer
van hen hadden vernomen. Natuurlijk deed ik dit gaarne
en had spoedig circa 200 stuks bijeen, die ik zorgvuldig
in mijn tasch borg.
Een officier verbood mij het fotografeeren en deed de
opmerking dat een verblijf in het kamp levensgevaarlijk
was met het oog op verdwaalde kogels. Ik borg mijn
toestel op, trok verder en haalde mijn apparaat weer
spoedig voor den dag. Een der Uhlanen verzocht mij een
kiekje te maken van hem met zijn krijgsgevangene. Ik
stemde toe en volgde hem naar een huifkar, waar de
krijgsgevangene was. Ik meende een of anderen Belgischen
krijger aan te treffen doch vond een klein hondje, dat
uit den wagen sprong en vroolijk om ons heen liep.
De strijder wilde mij het dier geven als herinnering aan
den oorlog. Ik vond dit aardig en beloofde hem het
diertje op mijn terugweg te komen halen. Intusschen
presenteerde ik overal sigaretten, die dadelijk werden
opgestoken. In minder dan geen tijd waren al mijn
sigaretten omgezet in rook, die zich hoog in de lucht
vereenigde met de zwarte rook van de brandende dorpen en
den kruitdamp van de forten van Luik.
De weg langs het kamp was door de Dultscbers verbreed
tot een groote baan, waarlangs straks het geheele
verdere leger met paarden en kanonnen, vrachtauto's en
manschappen naar Luik zal optrekken.
Voortgaande kwam ik aan het dorpje Mouland, geheel in
brand geschoten; puinhoopen en zwart gebrande muren was
het eenige wat nog stond. Vijf magere katten kwamen
mauwend en klagend naar mij toe als om hulp vragend. Een
paard dwaalde door de puinhoopen, kippen en varkens
liepen er los rond. De straten waren als bezaaid met
kogels en hier en daar lag een vertrapte helm of een
gebroken sabel.
Het eens zoo schilderachtige dorpje bood nu een beeld
van jammerlijke ellende en verlatenheid. Ik ben een der
'n weinig gespaarde huisjes binnengegaan ten einde van
de bovenverdieping een foto van de verwoesting te maken
en kreeg daar den indruk of de bewoners plotseling waren
opgeschrikt en in allerijl het huis hadden verlaten. Op
tafel stonden vijf bordjes, waarop de in vieren gesneden
boterhammen nog lagen, verder de koffiepot en half-volle
kopjes. De bedden waren nog onafgehaald.
Een Madonnabeeld waarbij nog versche bloemen, stond op
de kast. Toen ik het verliet kwamen eenige angstige
vrouwen, die toestemming hadden verkregen hun meubeltjes
te halen, het oude steenen bruggetje over; ze vonden
alles echter verwoest terug en verlieten schreiend het
dorpje. Dit was het meest trieste tooneel, dat ik ooit
aanschouwde....
Toen ben ik weggegaan, terug naar het kamp. Ik miste den
moed om verder door te gaan naar Visé. Plotseling werd
ik opgeschrikt door de stem van een Duitschen luitenant,
die waarschijnlijk een spion in mij zag. ‘Sie sind
arrestiert’ klonk het zeer gewichtig. Ik borg mijn
toestel op, klopte de asch uit mijn pijp en volgde hem
op zijn commando.
Twee soldaten van top tot teen gewapend, kregen bevel
mij naar het hoofdkwartier te brengen, Na een half uur
gaans, kwamen wij bij ‘Herr Hauptmann’ aan. Mijn beide
begeleiders bogen als knipmessen, sloegen aan en gingen
in de houding staan teneinde rapport over den gevangene
uit te brengen.
Het bleek echter dat dit laatste niet meer noodig was,
daar ‘Herr Hauptmann’ reeds volledig telefonisch was
ingelicht. Na zijn speech, hoofdzakelijk bestaande uit
de woorden ‘einsperren’, ‘untersagt’ en ‘spionieren’,
toonde ik ter verdediging mijn paspoort, waarna hij met
een bulderende stem het vonnis velde: ‘Also, wir sind
Freunde, aber scheren Sie sich sogleich fort nach den
Grenzen’.
Ik maakte een buiging en werd door de soldaten naar de
grenzen getransporteerd, waar ik langzaam van den schrik
bekwam, die zoo groot geweest was, dat ik zelfs vergeten
had te vragen of ‘Herr Hauptmann’ voor mij wilde
poseeren.
Het hondje blijft krijgsgevangene en trekt nu mee
verder.
Theo Moussault.
Maastricht, 12 Augustus 1914. |
|
▬
Personalia
Theo Moussault
Bovenstaande reportage verscheen in Panorama van 19
augustus 1914. De auteur is vermoedelijk de latere uitgever
van De Groene Amsterdammer (overleden in
1974). Verdere gegevens zijn niet bekend. De
oorspronkelijk titel van bovenstaande reportage was:
Oorlogsindrukken |
|
|