vorige hoofdstuk | inhoudsopgave | volgende hoofdstuk

Dagelijks leven in de loopgraven

Het is een misverstand te denken de gewone soldaat voortdurend in de voorste linies stond. Er waren roulatiesystemen ontwikkeld. Van de 20.000 man van een divisie stonden bij toerbeurt niet meer dan ongeveer 2.000 tegelijkertijd in de voorste linies. Een ‘normale’ maand als soldaat was als volgt ingedeeld: 

4 dagen in de frontlijn
4 dagen in de tweede lijn
8 dagen in de reservelijn (de derde lijn)
14 dagen op rust in het achterland.

Rust betekende relatieve rust: gewone werkdagen bestonden uit exerceren, opleidingen volgen, voorbereidende oefeningen uitvoeren, weer op sterkte worden gebracht en ingezet worden bij werkzaamheden in het achterland. ’s Avonds en in de weekenden was er tijd voor beperkte ontspanning - vaak onder primitieve omstandigheden. 

Bij zware gevechten in de voorste linie konden de mannen niet worden afgelost waardoor men soms wekenlang in de voorste linies stond. Toch waren 48 dagen als bij het Engelse Black Watch regiment of 53 dagen als bij het 31ste bataljon van de Queenslanders bij Villers Bretonneux hoge uitzonderingen. 

Het leven in de voorste loopgraaf was uiterst zwaar en zeer gevaarlijk. Er waren ook relatief rustige gedeelten aan het front maar altijd bestond er kans op een vijandelijke aanval. Bijna dagelijks waren er korte beschietingen door vijandelijk artillerie en altijd was er geweervuur waarbij vooral vijandelijke scherpschutters zeer gevreesd waren. Elke onachtzaamheid bij de dekking in de loopgraven kon worden bestraft met een dodelijk schot. Wat daarbij ook als slopend werd ervaren was de onzichtbaarheid van de vijand. De legers lagen zodanig ingegraven dat mensen volstrekt onzichtbaar waren voor elkaar. Krijgsgevangenen en overlopers waren dan ook vaak de enige echte vijand in mensengedaante die men te zien kreeg. 

Britten houden gespannen de overzijde in de gaten in verband met een verwachte tegenaanval - klik hier voor vergroting Een gespannen Duitse aanvalsgroep met machinegeweer wacht op het bevel om op te rukken - klik hier voor vergroting

De dagelijkse dienst in de loopgraven was zwaar en enerverend. Wachtlopen en op luisterpost liggen waren inspannend en zenuwslopend, vooral ‘s nachts. En altijd dreigde het doodsgevaar dat afkomstig kon zijn van een vijandelijke granaat of de kogel van een scherpschutter. 

Overdag en vooral 's nachts, onzichtbaar voor de vijand, moest er worden gewerkt in de loopgraven. Dan moesten gewonden en zieken worden afgevoerd, onderkomens gerepareerd of aangelegd, nieuwe gangen gegraven, zandzakken aangevoerd en herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd. Dan werd er gesjouwd met munitie en materialen, prikkeldraadversperringen werden hersteld als ze door vijandelijke vuur waren vernield en nieuwe werden aangelegd. Soms moesten er nachtelijke patrouilles worden uitgevoerd in niemandsland vanwege het repareren van prikkeldraadversperringen of het verkennen van de vijandelijke linies. Soms waren deze patrouilles bedoeld om een krijgsgevangene te halen voor het verkrijgen van informatie over vijandelijke activiteiten.

Britten aan het werk in de loopgraven werken - klik hier voor vergroting

In de niemandsland lagen de vooruitgeschoven wachtposten in hun z.g. sappen. 's Nachts werden die posten bemand door één of twee soldaten die om de twee uur werden afgelost want langer hielden iemands zenuwen het niet uit. 'Je houdt je zo stil mogelijk,' schreef een Franse soldaat, 'en luistert, gespannen tot het uiterste. Je kunt van alle kanten worden aangevallen. Het is vaak gebeurd dat moffen met zwart gemaakte gezichten geruisloos een wachtpost beslopen en plotseling handgranaten naar binnen gooiden.' 

Soms hoorden de soldaten in de luisterposten graafgeluiden van de vijand, die bezig was een mijngang te maken tot onder de stelling van de tegenstander. Er was dan een voortdurende vrees dat de stelling elk moment kon worden opgeblazen en men bedolven zou worden onder tonnen aarde. 

Daarnaast was er de altijd aanwezige angst voor een gasaanval. Elk moment kon het gasalarm klinken waarbij de mannen onmiddellijk het gasmasker moesten opzetten. Waren ze te laat, werkte het masker niet of zochten ze niet op tijd dekking dan konden de gevolgen verschrikkelijk zijn. Afhankelijk van het soort gas werden ze dan hoestend en rochelend door aangetaste bronchiën en longen of bedekt met brandwonden afgevoerd. Niet alle gasslachtoffers gingen dood maar de gruwelijke verhalen over een langzame, pijnlijke dood door gas demoraliseerden de soldaten in de loopgraven. 

 


vorige hoofdstuk | inhoudsopgave | volgende hoofdstuk