Bij uitgeverij Nieuw Amsterdam verscheen najaar 2009 de
roman De Handelsreiziger van de Nederlandsche Cocaïne
Fabriek van de schrijfster Conny Braam (416
pagina’s; € 19,90; ISBN 978-90-468-0675-3).
De hoofdpersoon in de roman is een jonge ambitieuze
Nederlandse handelsreiziger. Hij wil zoveel mogelijk
cocaïne aan buitenlandse klanten verkopen tijdens de
Eerste Wereldoorlog en in de jaren vlak na die oorlog.
Wat ze er mee doen is zijn zorg niet. Het gebruik van
cocaïne was voor en tijdens de oorlog overigens niet
verboden en werd o.a. door artsen naast morfine
toegepast als verdovingsmiddel.
De tweede hoofdpersoon is een Engelse soldaat die in de
derde slag om Ieper in 1917 gewond wordt en bij zijn
behandeling door de medische dienst cocaïne krijgt
toegediend. Die is geleverd door de Nederlandsche
Cocaïne Fabriek (NCF) bestempeld als de ‘grootste’
producent van cocaïne.
Zo blijkt dat Nederland tijdens de oorlog in de persoon
van Mata Hari niet alleen de grootste femme fatale annex
spionne had en met Anthony Fokker de grootste
vliegtuigbouwer, maar we waren ook nog de grootste
cocaïneleverancier aan de strijdende partijen. Het
maakte niet uit aan wie, zolang er maar winst werd
gemaakt. Althans volgens het boek.
De Engelse soldaat raakt verslaafd en verandert door de
cocaïne van een bange soldaat in een strijder zonder
angst. Die vervolgens tijdens een nieuwe aanval
zwaargewond wordt en verder door het leven moet met een
verminkt gezicht. In het beroemde boek van Ernst
Friedrich Krieg dem Kriege, voor het eerst gepubliceerd
in 1924, staat een aantal foto’s van dergelijke
beklagenswaardige personen.
|
Patiënt met gezichtsverminking
(Voor meer informatie over dit onderwerp
klik
hier) |
Behalve verminkt is de Engelse soldaat ook zwaar aan
cocaïne verslaafd. Hij is echter niet de enige, zo is er
in de roman sprake van mogelijk wel honderdduizenden
verslaafde soldaten. Op zo’n manier ontstaat het beeld
van legers die stoned en opgefokt in de loopgraven
stonden van de door de NCF geleverde cocaïne. Nu is
honderdduizend in absolute zin een groot getal, maar
relatief klein ten opzichte van de miljoenenlegers die
in het veld gebracht werden. Er sneuvelden alleen al
bijna tien miljoen man tijdens de Eerste Wereldoorlog.
In de roman van Conny Braam komen verder nog tal van
andere personages voor zoals de zuster en de aan cocaïne
verslaafde vriendin van de handelsreiziger, de Duitse en
Engelse opkopers van cocaïne en de directie en personeel
van de NCF. Het plot is uitgebreid en er vinden allerlei
verwikkelingen tussen de personages plaats. “Cocaïne en
oorlog, liefde en wraak” staat er op de omslag. Het is
een roman, dus is het aan literatuurrecensenten om een
oordeel over het boek te vellen.
Maar de roman is volgens de omslag gebaseerd op ‘ware
feiten’ en sommige van die feiten worden tevens als
waarheid breed uitgemeten in de media. Dit noopt tot
enige bijstelling. Het probleem bij een roman is dat
ware feiten naadloos kunnen overgaan in feitelijke
onwaarheden, in verzinsels dus.
De Nederlandsche Cocaïne Fabriek (NCF)
De NCF heeft inderdaad bestaan en was in de periode van
1905-1930 een belangrijke producent van cocaïne. De
cocabladeren kwamen uit plantages op Java. Maar de
grootste producent? De chemische en farmaceutische
industrie stond in Nederland aan het begin van de
twintigste eeuw nog in de kinderschoenen.
Volgens de roman verkocht de NCF in 1919 een hoeveelheid
van 13.941 kilo. In interviews en boekbesprekingen, die
op internet staan, wordt zelfs gerept van 20.000 tot
30.000 kilo per jaar tijdens de Eerste Wereldoorlog.1)
Conny Braam heeft voor haar verhaal jarenlang onderzoek
gedaan en vermeldt achter in het boek enkele bronnen.
Dat maakt het eenvoudig het een en ander te controleren.
In wetenschappelijke bronnen wordt een NCF jaarproductie
van maximaal 1500 kilo per jaar vermeld, die na de
oorlog geleidelijk afnam.2)
De Duitse firma Merck produceerde in Darmstadt in de
jaren 1912-1914 bijna 21.000 kilo. Die productie zakte
tijdens de oorlog in, maar bedroeg in 1918 nog altijd
1700 kilo.3)
Overdrijving van de NCF productiecijfers in de roman was
waarschijnlijk nodig om de bewering van honderdduizenden
verslaafde soldaten enigszins te onderbouwen. Met 1500
kilo kan met een dagelijkse dosis van enkele honderden
milligrammen per dag ruim tienduizend personen voorzien
worden, maar geen honderdduizenden. De verslaafde
romanpersonages zitten overigens op een heel hoog niveau
van minstens een gram per dag.
Cocaïne was
tijdens de Eerste Wereldoorlog een probleem
Nu was cocaïne tijdens de Eerste Wereldoorlog wel
degelijk een probleem, zoals het nu nog altijd een -
vermoedelijk onoplosbaar - probleem is. Cocaïne was nog
niet verboden. Het werd bijvoorbeeld verwerkt in een
product, Forced March genaamd, door de firma
Burroughs Wellcome & Co, een van de klanten van de NCF.
In de roman van Conny Braam snoept de Engelse
hoofdpersoon regelmatig van dit middel.
|
Forced March: "Allays
hunger and prolongs the power of endurance" |
In de Londense uitgaanswijk West End was het tijdens de
Eerste Wereldoorlog niet moeilijk om aan cocaïne te
komen. En soldaten die op verlof waren wilden de
frontellende wel eens even van zich afzetten. Alcohol en
drugs waren naast seks de uitlaatkleppen. Alleen de Rock
and Roll ontbrak nog. In Britse kranten verschenen
alarmerende berichten over het soldatengedrag en de
Britse legerleiding werd onder druk gezet om hier iets
aan te doen.
Verkoop van
op cocaïne en op opium gebaseerde producten aan
militairen verboden
Dit resulteerde op 28 juli 1916 in een wet die de
verkoop van op cocaïne en opium gebaseerde producten aan
militairen verbood. Alleen op medisch voorschrift konden
ze nog verstrekt worden.
Er speelde in Engeland ook nog zoiets als
oorlogshysterie. Alles wat afweek van het normale was
verdacht en kon worden uitgelegd als hulp aan de vijand.
Dat wordt verwoord in de volgende zinnen:4)
|
‘How much drug use actually increased is uncertain
but, in those strained times, any perception of an
increase evoked a hysterical reaction. Because drugs
were commonly associated with aliens, they were
easily seen as part of a foreign conspiracy to
undermine the virility of Britain’s fighting force.
Possession of cocaine and opium was accordingly
prohibited under the Defence of the Realm Act 1916.’
|
Na de Eerste Wereldoorlog werd de wetgeving die de vrije
handel in cocaïne en opium aan banden legde
internationaal aanvaard. In Nederland werd de zogenoemde
Opiumwet vanaf 4 oktober 1919 van kracht. Die wet zou
later een aantal malen worden bijgesteld.
Tijdens de oorlog werd cocaïne niet alleen door
verlofgangers maar wel degelijk ook door soldaten aan
het front gebruikt. Op welke schaal dat gebeurde is
onduidelijk. Dominic Streatfield beschrijft in zijn boek
Cocaine, A definite history uit 2001 slechts
enkele gevallen. Ook militaire vliegers – ‘de
luchtridders van de oorlog’ - zouden een snuifje
appreciëren.
Het feit dat het Britse leger het vrije gebruik van
cocaïne medio 1916 verbood staat echter haaks op de
bewering van Conny Braam dat de Britse soldaten
opzettelijk voorzien werden van cocaïne om ze
strijdbaarder te maken. In hoeverre dat enige grond
heeft zal nader onderzoek vergen. Conny Braam hoopt dat
haar roman vertaald zal worden in het Engels. Mocht dat
gebeuren dan zal er vast wel een Britse
militair-historicus zijn die dit grondig gaat
bestuderen.
Noten
[1]
Dutch cocaine - the ultimate weapon, 17 October 2009,
http://www.rnw.nl/english/article/dutch-cocaine-ultimate-weapon.
[2]
Marcel de Kort, Doctors, Diplomats, and Businessmen,
Chapter 6 in Paul Gootenberg (Ed), Cocaine. Global
Histories, London, 1999.
[3]
Albrecht Hirschmüller, E. Merck und das Kokain,
Gesnerus 52, 116-132 (1995).
[4]
Edward Skidelsky, New Statesman, 30 April 2001,
http://www.newstatesman.com/200104300043. |