naar gifgas-pagina -  naar homepage



Fritz Haber - De chemicus die gifgas introduceerde in de Eerste Wereldoorlog

d
oor Eric R.J. Wils


Fritz Haber (1868 – 1934) was een Duits chemicus die met zijn onderzoek naar strijdgassen de gasoorlog introduceerde in de Eerste Wereldoorlog. Daarnaast is hij bekend als de uitvinder van het Haber-Bosch proces, waarmee luchtstikstof kan worden gebonden als ammoniak. Voor deze uitvinding ontving hij in 1919 de Nobelprijs voor chemie. Dit Haber-Bosch proces is de basis van de kunstmestproductie en heeft grote invloed gehad op de productiviteit van landbouwgrond over de gehele wereld.

Inhoudsoverzicht
Inleiding
Vroege levensloop
Beginnend chemicus
Eerste huwelijk
Doorbraak als chemicus
Wetenschappelijke top
Wetenschappelijk directeur
Uitbreken Eerste Wereldoorlog
Werk voor de Duitse krijgsmacht
De gasoorlog
Inzet chloor bij Ieper
Aanvallen met chloor in april 1915
Ieper april 1915
Brits-Franse reactie
Benoeming tot Hauptmann
Hauptmann Haber

Persoonlijk leven
Duitse organisatie gasoorlog
Inzet mosterdgas in 1917
Effecten van mosterdgas
Gebruik van gas in de Eerste Wereldoorlog
Gasslachtoffers Eerste Wereldoorlog
Einde Eerste Wereldoorlog
Verantwoording Haber
Nobelprijs voor de chemie
Terug naar de wetenschap
Opkomen van de NSDAP
Het laatste jaar
Begraven buiten Duitsland
Nalatenschap
Oordeel over Haber
Tot slot: mening zoon Ludwig Haber

Geraadpleegde bronnen

 Inleiding
In zijn biografie over Fritz Haber, geschreven in 1994, vermeldde Dietrich Stoltzenberg de volgende vier trefwoorden: ‘Chemiker, Nobelpreisträger, Deutscher, Jude’ (zie foto).

 

Deze trefwoorden dienen als leidraad voor dit artikel. Dietrich Stoltzenberg was een zoon van Hugo Stoltzenberg, één van Fritz Habers voormalige chemische medestrijders tijdens de Eerste Wereldoorlog. Prominent op het titelblad van de biografie is echter de foto van Haber als militair te zien en er ontbreekt dan ook minstens één trefwoord en dat is ‘Hauptmann’ vanwege de rol van Haber in de Eerste Wereldoorlog.
Daar zal in dit artikel het accent op liggen en dan vooral op de gasoorlog. Maar er is een Fritz Haber voor de oorlog en er is ook nog één daarna en dit artikel volgt min of meer chronologisch zijn levensloop met af en toe kleine sprongen heen en weer in de tijd.

 

Van links naar rechts: Fritz Haber op 22 jarige leeftijd - Clara Immerwahr, de eerste echtgenote van Haber - Haber in 1903 in het laboratorium van de 'Technische Hochschule' van Karlsruhe

Vroege levensloop
Fritz Haber werd geboren in december 1868 in Breslau toen behorend tot Duitsland, nu tot Polen. Zijn vader Siegfried was een welvarende handelaar in kleurstoffen. Bovendien een Duitse patriot, dus dat kreeg de jonge Fritz met de paplepel ingegeven. Zijn moeder stierf drie weken na zijn geboorte. Haber is moederliefde te kort gekomen en dit is wel eens als verklaring genoemd voor de latere donkere kant van hem.
Haber bezocht het gymnasium en ging in 1886 chemie studeren aan de Universiteit van Berlijn. In 1888 vervulde hij zijn dienstplicht bij een artillerieregiment, maar het lukte hem niet reserveofficier te worden. Zijn joodse afkomstig maakte dat in Pruisen onmogelijk en hij verliet de dienst slechts als ‘vizefeldwebel’.

De studie in de chemie werd na de diensttijd vervolgd in Berlijn; daar studeerde hij in 1891 af als Doctor. Hij werd toen niet als een hoogvlieger beschouwd. Ook aan de universiteit ondervond Haber dat joden tegengewerkt werden en hij besloot mede daarom in 1892 over te gaan tot de evangelisch-protestante kerk en de banden met het jodendom te verbreken zodat dit geen belemmering voor zijn carrière meer zou kunnen vormen. Habers innige wens was een echte Duitser te worden. De foto toont hem op 22-jarige leeftijd, toen hij nog een volle haardos had.

Beginnend chemicus
Na enige tijdelijke baantjes kreeg Haber in 1894 eindelijk een vaste aanstelling als wetenschappelijk assistent aan de ‘Technische Hochschule’ van Karlsruhe in Baden; één van de liberaalste deelstaten van het jonge Duitse Keizerrijk. Daar zou hij 17 jaar verblijven en carrière maken. Haber was een harde werker, uiterst ambitieus en baande zich een weg naar de top van de Duitse chemie. Hij schreef wetenschappelijke boeken en vele artikelen. Hij werd onder meer gekarakteriseerd als impulsief, een briljante snelle denker en een uitstekend spreker. Op de leeftijd van 37 jaar kreeg hij eindelijk een aanstelling als professor aan de ‘Technische Hochschule’ van Karlsruhe. De foto uit 1903 toont hem poserend in zijn laboratorium in Karlsruhe.

Eerste huwelijk
In 1901 trouwde Haber met Clara Immerwahr, een jodin, geboren in 1870 in Breslau. Zij was eveneens bekeerd tot het protestante geloof. Ondanks het feit dat Haber het joodse geloof had verlaten, trouwde hij toch met iemand uit zijn eigen kringen. Clara Immerwahr (zie foto hierboven) was eveneens gepromoveerd in de chemie en had kort gewerkt als laboratoriumassistente. Na het huwelijk en kort daarop de geboorte van hun zoon Hermann in 1902 was het echter over met de wetenschappelijke carrière. Het huwelijk was niet goed en verslechterde met het jaar. Haber was nou eenmaal in de eerste plaats getrouwd met de chemie en had geen tijd en aandacht voor zijn Clara, zijn zoon Hermann en huishoudelijke zaken. Het slechte huwelijk zou later nog dramatische gevolgen krijgen.

Doorbraak als chemicus
Rond 1909 volgde Habers doorbraak als chemicus, wat aan de hand van een stukje chemie eenvoudig is uit te leggen (zie schema). Wat in Nederland stikstof wordt genoemd, wordt aangeduid met het symbool N2. Stikstof is onmisbaar voor het dierlijk en menselijk leven. Het komt in de atmosfeer voor in een gehalte van 80%, maar daar kan de mensheid niets mee. Het moet eerst gebonden worden met waterstof (H2) tot ammoniak (NH3).
 


(a) 3 H2 + N2 → 2 NH3

(b)  2NH3 + 4 O2 → 2 HNO3 + 2 H2O

(c)  HNO3 + NH3 → NH4NO3

 Schema van de synthese van ammoniak en salpeterzuur uit de elementen.

Nu was het rond 1900 de uitdaging om dat chemisch voor elkaar te krijgen. Verscheidende onderzoekers hadden dat al geprobeerd, maar het lukte Haber en zijn medewerkers uiteindelijk in 1909. In het hieronder getoonde apparaat werd bij een hoge druk en temperatuur ammoniak gevormd uit de elementen.
 

   

Ammoniak kan met zuurstof (O2) omgezet worden tot wat in het Nederlands salpeterzuur (HNO3) heet. Dit is de essentiële grondstof voor het maken van explosieven. Salpeterzuur en ammoniak vormen samen ammoniumnitraat (NH4NO3) een kunstmest.

In samenwerking met Carl Bosch van de chemische industrie BASF (‘Badische Anilin und Soda Fabrik’) werd de synthese van ammoniak uitgewerkt tot een industrieel proces. Om even op de geschiedenis vooruit te lopen: het proces om ammoniak te maken zorgde ervoor dat de Duitsers na 1915 voldoende munitie konden blijven produceren om de oorlog voort te zetten. Anders was de oorlog inderdaad voor Kerstmis 1914 afgelopen geweest. Geen munitie, geen oorlog.

Wetenschappelijke top
In 1911 bereikte Haber zijn wetenschappelijke top met de benoeming tot directeur van het Kaiser Wilhelm Instituut voor fysische chemie in Berlijn. Deze nieuwe, prestigieuze en onafhankelijke onderzoeksorganisatie was opgericht om de leidende positie van de Duitse natuurwetenschappen te continueren. Bij Habers aanstelling behoorde tevens de eretitel van ‘Geheimrat’, een benoeming tot honorair professor aan de Universiteit van Berlijn en tot lid van de Pruisische Academie van Wetenschappen.

Het geld waarmee het instituut werd opgericht was voor ruim een derde afkomstig van joden, waaronder een bijdrage van 1 miljoen mark van de joodse zakenman Leopold Koppel. Haber was door Koppel voorgesteld en toen keizer Wilhelm II daar zijn goedkeuring aan hechte, kon Haber niet meer weigeren. Het keizerrijk riep. De onderstaande foto uit 1912 toont de opening van het instituut door keizer Wilhelm II, uiteraard pontificaal voorop lopend.

 

Wetenschappelijk directeur
Haber was nu meer een manager van de wetenschap geworden dan dat hij nog wetenschappelijk werk deed. Hij had uitgebreide contacten met andere wetenschappers, waaronder met wellicht de grootste geleerde van de twintigste eeuw: Albert Einstein. Haber was continu bezig de positie van zijn Kaiser Wilhelm Instituut te versterken en het lukte in de zomer van 1914 om Einstein naar Berlijn te halen. Einstein was toen 35 jaar oud, maar al beroemd. Einstein en Haber zijn tot Habers dood altijd vrienden van elkaar gebleven ondanks het feit dat ze verschilden van karakter en een tegengestelde mening hadden over het Duitse militarisme. Einstein was een pacifist en kwam daar ook rond voor uit tijdens de oorlog. De foto toont Haber (links) en Einstein (rechts) in de zomer van 1914, kort na de aankomst van Einstein op Habers Kaiser Wilhelm Instituut.

 

Uitbreken Eerste Wereldoorlog
In augustus 1914 brak de oorlog uit en Haber behoorde tot degenen die dit met enthousiasme begroetten. In de euforie van die dagen meldde hij zich aan voor militaire dienst. Hij was toen 45 jaar oud en werd niet aangenomen. Maar Duitsland had hem wel nodig en Haber kon Duitsland als toonaangevend chemicus veel beter dienen dan als frontsoldaat. Twee weken later stond zijn naam op een lijst met natuurwetenschappers en leiders van chemische industrieën samengesteld door het Ministerie van Oorlog om de bevoorrading van het leger met brandstof en munitie op peil te houden. Drijvende kracht hierachter was de joodse industrieel Walther Rathenau, die scherp inzag dat de Duitse legerleiding de bevoorrading van essentiële grondstoffen had verwaarloosd. Dit leidde tot de vorming van een chemische afdeling in het Ministerie van Oorlog, welke door Haber geleid ging worden en daarom ook wel het ‘Buro Haber’ werd genoemd.

Werk voor de Duitse krijgsmacht
Na het uitbreken van de oorlog stelde Haber de diensten van zijn Kaiser Wilhelm Instituut ten dienste van de Duitse krijgsmacht. Habers devies was: ’Im Frieden der Menschheit, im Krieg dem Vaterland’. Haber beschouwde het als zijn plicht om zich met al zijn mogelijkheden voor Duitsland in te zetten opdat Duitsland de oorlog zou winnen. De chemicus Haber werd een krijger.

Haber werd voor de chemische problemen van het Duitse leger een sleutelfiguur in de driehoek: wetenschappelijk onderzoek, chemische industrie en het leger. Er waren uitgebreide contacten met de chemische industrie (Bayer en BASF) en met de technische sectie van de generale staf van het Duitse leger (majoor Bauer).

Een van de eerste taken was te zorgen voor een afdoende productie van munitie. Eind 1914 had het Duitse leger een groot munitiegebrek. Het belangrijkste ingrediënt om munitie te maken is salpeterzuur. Duitsland had door de Britse blokkade geen toegang meer tot de natuurlijke bron van nitraatzouten uit Chili, waaruit salpeterzuur vrijgemaakt kan worden. En er was nog slechts een voorraad van enkele maanden aan nitraatzouten. Het Haber-Bosch proces leverde ammoniak, dat weer omgezet kon worden in salpeterzuur, de essentiële grondstof voor munitie. De chemische firma BASF startte na 1914 met een grootschalige productie. Vanaf 1915 zouden er vele duizenden tonnen ammoniak en salpeterzuur worden geproduceerd.

Chemici zoals Haber speelden dan ook een cruciale rol bij het instandhouden van de Duitse oorlogsproductie. Men zou verwachten dat daar in de literatuur over de Eerste Wereldoorlog ruime aandacht aan zou worden besteed, maar dat is nauwelijks het geval. Men zou ook verwachten dat Haber hier op zou worden aangevallen door de geallieerden na de oorlog, tenslotte heeft de drie jaar langer durende oorlog miljoenen slachtoffers gekost, maar dat is niet het geval. Haber wordt alleen aangevallen voor zijn rol in de gasoorlog.

De gasoorlog
Na de gevechten eind 1914 ontstond er een patstelling aan het westelijk front: de loopgravenoorlog was begonnen. Door de strijdende partijen werd er nagedacht om deze patstelling te doorbreken. Eind 1914 benaderde Haber zijn militaire superieuren met een idee om door het gebruik van het giftige chloorgas de frontsoldaten uit de loopgraven te verdrijven. Dat idee was op zich zelf niet nieuw. De tijd was er rijp voor dat chemische middelen op grote schaal werden ingezet. In de tweede helft van de 19e eeuw was vooral in Duitsland de chemische industrie belangrijk geworden. Aan zowel Duitse als Franse kant waren eind 1914 al traangasgranaten gebruikt. Zonder veel effect overigens. Maar er was geen wetenschappelijk genie voor nodig om het gebruik van meer toxische stoffen te bedenken.

Haber wist door zijn goede contacten met de chemische industrie dat chloor ruim voorradig was. Chloor zou er voor zorgen dat er een doorbraak geforceerd kon worden. De schaal waarop chloor zou worden toegepast was het nieuwe aspect. Haber is niet zo zeer de uitvinder van de gasoorlog, maar wel de grote animator en energieke uitvoerder. Haber was er bovendien van overtuigd dat het inzetten van gas humaner was dan het gebruik van artillerie en machinegeweren; gas veroorzaakte bijvoorbeeld geen afschuwelijke verminkingen.

Inzet chloor bij Ieper
Ieper is het gebied geweest waar chemische wapens voor de eerste keer massaal zijn ingezet. De keuze op Ieper is gevallen omdat de bevelhebber van het Duitse vierde leger, hertog Albrecht von Württemberg, als enige instemde mee te doen met deze inzet. De andere Duitse legerbevelhebbers waren niet zo geporteerd van het gebruik van dit nieuwe wapen, dat als niet passend in de militaire traditie werd beschouwd.

Het kostte Haber heel wat moeite om de legerleiding te overtuigen van het nieuwe wapen. En vermoedelijk werden ze nooit helemaal overtuigd. Want Haber mocht dan wel een beroemd chemicus zijn, dat wou nog niet zeggen dat hij verstand had van oorlogvoeren. Uiteindelijk lanceerden de Duitsers een aanval met chloor aan de noordkant van de Iepersaillant. De aanval was wekenlang zorgvuldig voorbereid door speciaal gevormde pioniereenheden van het Duitse leger. De foto toont soldaten bezig met de installatie van een aantal van de duizenden gascilinders.

 

Aanvallen met chloor in april 1915
Op 22 april 1915 werd langs een front van 6-7 kilometer breed zo’n 150 ton chloor losgelaten. Door het ontbreken van een gunstige wind was de aanval uitgesteld tot vijf uur ’s middags. Een geelgroene wolk dreef langzaam naar de loopgraven bezet door twee Franse divisies. Door de slachtoffers en de in paniek wegvluchtende soldaten ontstond er een kilometers breed gat in de Franse linies. Haber was persoonlijk aanwezig bij deze gasaanval en volgde de opmars van de Duitse troepen.

 

Twee dagen later lieten de Duitsers voor de tweede maal chloor los, nu op de Canadezen, iets oostelijk ten opzichte van de plaats van de vorige gasaanval. De eerste schok van het nieuwe wapen was inmiddels gedeeltelijk verwerkt en er waren enige tegenmaatregelen bedacht. De Canadezen hadden de instructie gekregen niet weg te lopen, maar de gaswolk over zich heen te laten gaan. Tevens pasten zij de eerste vormen van ademhalingsbescherming toe door met water of urine natgemaakte doeken of sokken voor de mond en neus te houden. Het directe aantal Canadese dodelijke slachtoffers van deze aanval was beperkt.

 

Ieper april 1915
De resultaten van de gasaanval op 22 april 1915 aan het front rond Ieper zijn weergegeven in de getoonde kaart. Door de aanhoudende gasaanvallen en gevechten in april en mei zou de gehele oostkant van de Ieperboog door de Duitsers veroverd worden. Het verrassingseffect van het chloorgas had gewerkt en de aanval was een succes voor de Duitsers. De aanval werd alleen niet voldoende uitgebuit; er waren geen reservetroepen beschikbaar om door te stoten naar Ieper en een eventuele doorbraak naar de Noordzee te bewerkstelligen.
Hoewel er een juichstemming was bij de Duitse legerleiding, was Haber toch teleurgesteld omdat de grote doorbraak was uitgebleven. De legerleiding had onvoldoende vertrouwen gehad in de goede afloop. Haber had duidelijk gesteld dat wanneer Duitsland de oorlog wou winnen ze dan de gasoorlog met overtuiging moesten uitvoeren. Dat was niet gebeurd naar zijn mening.

 


Brits-Franse reactie
Duitsland werd in de Brits-Franse pers en in legercommentaren hard aangevallen voor dit grootschalige gebruik van gifgas. Een kop in de The Daily Mirror luidde bijvoorbeeld: Devilry, thy name is Germany. Er werd uitdrukkelijk op gewezen dat gas een verboden en barbaars wapen was. Hoewel Duitsland sterk werd veroordeeld voor barbaarse daad, vormde dat geen belemmering voor de Britten en de Fransen om dezelfde weg te gaan volgen. De wedloop van de gasoorlog was begonnen.

 

Benoeming tot Hauptmann
Kort na de gasaanvallen in april 1915 volgde de promotie van Haber van reserve-onderofficier tot de rang van kapitein. De smet dat hij tijdens zijn diensttijd 27 jaar daarvoor geen reserveofficier mocht worden was eindelijk uitgewist. Op onderstaande foto poseert hij trots in zijn uniform, waarbij de linkerkant met het litteken op de kin goed zichtbaar is.
Haber werd in de volgende jaren ook nog onderscheiden met het IJzeren Kruis.
De oorlogsjaren waren voor Haber de grootste periode in zijn leven. Eindelijk kon hij al zijn talenten, kennis, overtuigingskracht en organisatievermogen aanspreken om Duitsland daadwerkelijk te dienen. Zoiets moet ook wel betoverend werken. Zoals hij dat na de oorlog omschreef beschouwde hij zich als een van de machtigste mannen in Duitsland.

 

Hauptmann Haber
Haber raakte in de loop van de oorlog geobsedeerd door het gaswapen. In de loop van 1916 was hij niet alleen de coördinator van het onderzoek naar chemische wapens, maar ook van de technische ontwikkelingen en de productie van de chemische wapens in de betrokken bedrijven, de ontwikkeling en productie van de beschermende middelen, en zag tenslotte nog toe op de optimale inzet aan het front. De foto toont hem met uitgestrekte arm aanwijzingen gevend over de inzet van gasgranaten; in zijn linkerhand zijn onafscheidbare sigarenpeuk.

 

Persoonlijk leven
Zoals eerder vermeld was het huwelijk tussen Haber en zijn vrouw Clara mislukt. Vlak na de gasaanvallen rond Ieper pleegde Clara op 2 mei 1915 zelfmoord met Habers legerpistool. De juiste toedracht blijft duister. Er zijn twee theorieën. De eerste, meest waarschijnlijke, theorie wijt de zelfmoord aan het feit dat Clara het werk van haar man voor het Duitse leger afkeurde en zich niet kon verenigen met het gebruik van gas als oorlogswapen. Het was als het ware de druppel die de emmer deed overlopen. Volgens de tweede theorie zou Clara haar man hebben betrapt in een amoureuze houding met een zekere Charlotte Nathan. Wat ook precies de reden was, Clara zag kennelijk geen andere uitweg meer. Haber zou de rest van zijn leven overigens worstelen met schuldgevoelens over de zelfmoord.

Of de tweede theorie waar is of niet, feit is dat Haber in oktober 1917 trouwde met deze Charlotte Nathan. Zij was 20 jaar jonger, ook een jodin en werd qua karakter als een tegenpool van Clara Haber beschouwd. Haber staat rechts op de trouwfoto in het uniform van een Duitse officier met een ‘Pickelhaube’. Links staat zijn dan 15 jarige zoon en in het midden Charlotte Nathan. Zij kregen twee kinderen, waaruit blijkt dat Haber toch nog tijd had voor de persoonlijke genoegens des levens. Dochter Eva in 1918 en zoon Ludwig in 1920, die later carrière maakte in Engeland.
Ook Habers tweede huwelijk zou geen stand houden en werd in 1927 ontbonden. Haber was nou eenmaal geen familieman. Zoon Ludwig Haber schreef in 1986 een toonaangevende, uitvoerige studie over de gasoorlog onder de titel: ‘The poisonous cloud’.

 

Duitse organisatie gasoorlog
De gaswapenwedloop was na de chlooraanvallen in 1915 begonnen en de ontwikkelingen volgden elkaar in snel tempo op. De meest belangrijke aspecten waren: de inzet van meer toxische gassen zoals fosgeen, het gebruik van gasgranaten in plaats van cilinders, de bescherming tegen de gassen en hoe die weer te doorbreken. Bij al die aspecten was Haber betrokken zoals blijkt uit een schema van de Duitse organisatie van de gasoorlog in 1916.

Haber staat in dit schema vermeld als hoofd van de Chemische Afdeling van het ‘Kriegsministerium’, met een tweede lijntje naar zijn Kaiser Wilhelm Instituut. In dit instituut vond het onderzoek naar de chemische wapens plaats. Daarnaast was er de productie van de gassen in de chemische industrie, de productie van de gasmaskers en het speciale geschut. Door de Duitsers werden tijdens de oorlog ruim 38 miljoen gasgranaten en 12 miljoen gasmaskers geproduceerd. Dit geeft een indruk van de omvang van de gasoorlog aan Duitse kant.

 

Inzet mosterdgas in 1917
Vanaf mei 1915 werd er continu gewerkt aan de verbetering van de bescherming tegen gasaanvallen. De foto toont een Duits gasmasker met grote oogglazen en een filterbus geschroefd op het masker. De steeds betere adembescherming maakte het gaswapen eind 1916 weinig effectief meer. Het nieuwe middel om de patstelling aan het westelijk front te doorbreken had even voor een verrassing gezorgd in april 1915, maar uiteindelijk toch niet gewerkt. Integendeel het had het oorlogvoeren aan beide zijden bemoeilijkt en dus eigenlijk de impasse versterkt.

De Duitsers namen echter weer het initiatief door een nieuw en giftiger middel toe te gaan passen. Haber vergeleek het gaswapen en de gasdefensie als stukken in een schaakspel. In de vicieuze cirkel van bescherming tegen gassen en het toepassen van steeds giftigere middelen werd er naar middelen gezocht om de effectieve adembescherming te doorbreken. Of in Habers visie een nieuwe zet, die tot schaakmat kon leiden. Dit kon worden bereikt door middelen die eveneens via de huid werkten en leidde tot het gebruik van mosterdgas. Aan de vooravond van de derde slag om Ieper in juli 1917 werd het middel voor het eerst ingezet.

 

Effecten van mosterdgas
De effecten van mosterdgas op de huid zijn weergegeven op onderstaande foto’s. Links een karakteristieke blaar ontstaan twee dagen na een besmetting op de hand. Besmetting van het achterwerk trad vaak op doordat soldaten in besmet gebied op de grond waren gaan zitten. De historie van de patiënt, wiens achterwerk hier is weergegeven, is gedocumenteerd. Mosterdgas drong door zijn kleding en veroorzaakte ontsteking van de billen. Na 24 uur ontstond er roodkleuring van de huid gevolgd door blaren. Na acht dagen kleurden de wonden bruin, zoals te zien op de afbeelding. Door vermijding van infectie was de genezing compleet na drie weken. Een karakteristiek beeld van een mosterdgasbesmetting. Mosterdgas zorgde ook voor een sterke aantasting van de ogen met als gevolg tijdelijke blindheid. Genezing volgde in de regel na enkele weken. De foto van de rijen Britse soldaten met doeken voor hun ogen behoort tot een van de bekendste foto’s uit de oorlog.

 

Gebruik van gas tijdens de Eerste Wereldoorlog
In 1918 bereikte de gasoorlog zijn hoogtepunt. Tijdens hun grote voorjaarsoffensieven maakten de Duitsers veel gebruik van chemische granaten. Meer dan 25% van alle afgeschoten granaten in 1918 had een chemische lading. De grafiek laat duidelijk deze toename zien. Ondanks het toenemende gebruik van het chemisch wapen aan het westelijk front, was na afloop van de oorlog toch de conclusie dat gas geen van de strijdende partijen groot voordeel had opgeleverd.

 

Gasslachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog
Het totaal aantal gasslachtoffers van alle strijdende partijen tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt op 0,5 tot 1 miljoen geschat. Het totale aantal dodelijke gasslachtoffers wordt op 91 duizend geschat. Dat is minder dan 1% van alle tijdens de oorlog gedode militairen. De getallen lijken Habers stelling te onderschrijven dat het inzetten van gas humaner was dan de meer gebruikelijke middelen zoals artillerie. Of het humaner was kan men zich terecht afvragen, maar het leidde in ieder geval tot minder doden.

Einde Eerste Wereldoorlog
Op 11 november 1918 eindigde de oorlog door ondertekening van het wapenstilstandsverdrag in Compiègne. Haber was zoals vele Duitsers bitter teleurgesteld en gedesillusioneerd. Haber was wel een man, die altijd vooruit keek en ondersteunde de nieuwe republiek van Weimar. Hoewel een grote Duitse patriot was hij absoluut geen aanhanger van allerlei rechts georiënteerde organisaties en partijen, die spoedig zouden opkomen in Duitsland. Hij kreeg na de indiening van zijn ontslag van de minister van Oorlog een brief met de woorden: ‘Uw prachtige successen zullen altijd in de geschiedenis voortleven en zullen niet vergeten worden.’ Dat bleek 15 jaar later niet meer op te gaan, maar is uiteindelijk toch bewaarheid gebleken. Habers werk uit de oorlogsperiode is vandaag de dag zeker niet vergeten.


Verantwoording Haber
In 1919 werd Haber er mee geconfronteerd dat zijn naam op de lijst met Duitse oorlogsmisdadigers stond. Met zijn gezin week hij enkele maanden uit naar Zwitserland. Maar de storm ging over en op een nieuwe, verkorte lijst kwam hij niet meer voor. Haber is min of meer de personificatie geworden van het Duitse gifgasproject. In die zin wordt hij wel de vader van het chemisch wapen genoemd. Hoewel hij de animator was, was het toch vooral de omvangrijke Duitse chemische industrie die het mogelijk maakte dat gifgas in grote hoeveelheden geproduceerd kon worden. Bovendien wie was er nu verantwoordelijk voor het inzetten van chemische wapens? Dat waren toch nog altijd de Duitse militaire autoriteiten geweest. Moet de hertog Albrecht von Württemberg, die als enige instemde mee te doen met het inzetten van chloor bij Ieper in april 1915 niet primair verantwoordelijk worden gesteld? Hij had toch net als de andere Duitse legerbevelhebbers kunnen weigeren gas te gebruiken en de gehele gasoorlog had misschien nooit die omvang gekregen.

Gas en mosterdgas in het bijzonder, riep echter een sterk gevoel van afschuw op. Hoewel ieder wapen zo zijn eigen verschrikkingen had of het nu om artillerie, vlammenwerpers of gas ging, werd gas beschouwd als het middel waarvan het effect alle voorstellingen te boven ging. Het werd min of meer als vanzelfsprekend geaccepteerd dat een vijand in stukken werd geblazen door artillerie of doorzeefd werd door mitrailleurkogels, maar niet dat hij stikte.

Haber werd in 1921 ondervraagd over zijn activiteiten in de gasoorlog door een geallieerde onderzoekscommissie, waar hij het overigens goed mee kon vinden. Hij werd in 1923 tevens ondervraagd door een Duitse parlementaire commissie van de Rijksdag. Verder verdedigde hij zich in het openbaar over zijn oorlogsactiviteiten in een aantal lezingen, maar hij heeft nooit publiekelijk afstand genomen van zijn rol in de gasoorlog.

Nobelprijs voor de chemie
In de herfst van 1919 werd bekend gemaakt dat aan Haber de Nobelprijs voor chemie voor het jaar 1918 werd toegekend door het Zweedse Nobelcomité (zie foto). De Nobelprijs werd toegekend voor de synthese van ammoniak uit de elementen. De toekenning leidde als vanzelfsprekend tot protesten. Twee Franse kandidaten weigerden hun prijs. Ook waren er Britse en Amerikaanse uitingen van misnoegen in de pers. Zo vroeg de New York Times zich af waarom de Nobelprijs voor literatuur niet toegekend werd aan de man, die generaal Ludendorffs dagorders schreef. Britse, Belgische en Amerikaanse winnaars boycotten in 1920 de ceremonie, waarbij met geen woord werd gesproken over de rol van Haber tijdens de oorlog. Het ging alleen over de synthese van ammoniak voor de verbetering van de voedselproductie. Ook dat de tijdens de oorlog geproduceerde ammoniak voornamelijk diende voor de munitieproductie kwam niet ter sprake. Laat staan de gasoorlog.

 

Terug naar de wetenschap
Direct na de oorlog zette Haber zich weer in voor de naoorlogse Duitse wetenschap. De foto toont Haber hier in zijn Kaiser Wilhelm Instituut uitleg geven aan jongere collega’s met de sigarenpeuk in de hand. In die rol excelleerde hij. Haber was in 1920 de geestelijke vader van de stichting ‘Notgemeinschaft der deutschen Wissenschaft’, een stichting die fondsen wierf voor wetenschappelijk onderzoek, door Haber onontbeerlijk gezien voor het voortbestaan van Duitsland. Samen met Albert Einstein zette Haber zich ook in om de wetenschappelijke boycot van de Duitse geleerden ongedaan te maken. Duitse geleerden werden namelijk niet langer meer uitgenodigd op internationale congressen. Aan het einde van de jaren 1920 lukte het om Duitse geleerden weer toe te laten tot de wetenschappelijke fora.

 

Opkomen van de NSDAP
Zo verenigd als Duitsland was in 1914 zo verdeeld was het land gedurende de Weimar republiek. In het begin van de jaren 1920 begon de fel antisemitische NSDAP zich te roeren o.l.v. de voormalige korporaal Adolf Hitler, ironisch gezien een slachtoffer van de gasoorlog die Haber was begonnen. In 1923 besloot de partij de macht te grijpen, wat mislukte. Haber werd in het Weimar tijdperk en met het toenemen van het antisemitisme in Duitsland meer en meer herinnerd aan zijn joodse achtergrond, iets wat tijdens de oorlog nauwelijks meer speelde.

De foto toont hem in 1928 op zestigjarige leeftijd. De nazi’s voerden uitgebreid campagne tegen joden op de universiteiten en onderzoeksinstellingen. Opmerkingen dat hierdoor de Duitse wetenschap ernstige schade opliep maakten geen enkele indruk. In de politieke chaos aan het einde van het Weimar tijdperk in het begin van de jaren 1930 kreeg de NSDAP steeds meer aanhang en men kon niet meer om Hitler heen. Eind januari 1933 werd hij benoemd tot rijkskanselier. Hitler en de NSDAP hadden langs legale weg de macht verworven.

 

Het laatste jaar
Kort na het aantreden van de nazi’s werden de antisemitische decreten met betrekking tot de ambtenarendienst en het onderwijs uitgevaardigd. In april 1933 moesten alle joden hun banen opgeven. Dat gold ook voor de joodse medewerkers van Habers Kaiser Wilhelm Instituut. Gezien zijn oorlogsverleden mocht Haber nog aanblijven, maar hij zag de bui wel hangen en verklaarde zich solidair met zijn joodse medewerkers. Op 30 april 1933 diende hij zijn ontslag in. Hoewel hij bekeerd was tot het protestante geloof, directeur was van een wetenschappelijk topinstituut en tijdens de oorlog voor de Duitse zaak had gestreden, bleef hij voor de nazi’s toch gewoon een jood. In een brief aan Einstein drukte hij het als volgt uit: ‘Ik heb me in mijn leven nog nooit zo joods gevoeld’.

Haber wist niet goed meer wat hij moest doen. Zijn gezondheid was slecht; hij had problemen met het hart. Begin augustus 1933 verliet hij Duitsland voor het bijwonen van een conferentie in Spanje en zou niet meer in Duitsland terugkeren. Het laatste halfjaar van zijn leven werd een zwerftocht door Europa. Hij vond voor enkele maanden onderdak aan de Universiteit van Cambridge. Zijn gezondheid speelde hem echter sterk parten en hij ging naar Zwitserland voor een kuur. De zionist Chaim Weizmann probeerde hem over te halen een betrekking aan te nemen aan de Universiteit van Jeruzalem. Een definitief besluit is daar niet over genomen, want in de nacht van 29 januari 1934 overleed Haber aan een hartaanval in Basel.

Begraven buiten Duitsland
Een paar weken voor zijn dood had Haber instructie gegeven aan zijn oudste zoon Hermann dat hij verenigd wou worden met zijn voormalige eerste vrouw Clara. Begraven in Berlijn bleek niet mogelijk en dus werd gekozen voor een begrafenis in Basel op een begraafplaats dicht bij de Duitsland. De Friedhof Hörnli ligt in een straat die naar de Duitse grens loopt. De as van Clara Haber werd later overgebracht uit Berlijn. De foto toont het eenvoudige graf. Een jaar na het overlijden van Haber werd in Berlijn, ondanks sterke druk en intimidatie van de nazi’s om dit niet te doen, een drukbezochte herdenkingsdienst gehouden.

 


Nalatenschap
Haber heeft zijn sporen nagelaten. Daar moet bovenal het proces voor de synthese van ammoniak worden genoemd. Het Britse toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift Nature selecteerde de synthese van ammoniak als de meest belangrijkste wetenschappelijke vooruitgang in de twintigste eeuw. De wereldproductie aan ammoniak bedraagt momenteel meer dan 100 miljoen ton per jaar. Meer dan 40% van de wereldbehoefte aan stikstofhoudende voedselproducten vindt zijn basis in het Haber-Bosch proces. Geëxtrapoleerd betekent dit in feite dat 40% van de wereldbevolking er niet zou zijn zonder de synthese van ammoniak. Hoewel sommige mensen misschien zullen vinden dat de enorme groei van de wereldbevolking geen positieve zaak is. Verder heeft Habers voormalige instituut in Berlijn na de Tweede Wereldoorlog in 1952 zijn naam gekregen. Ook in Israël draagt sinds 1981 een onderdeel van de Hebreeuwse Universiteit zijn naam, waar Haber zelf uiteindelijk niet terecht kwam in 1934.

Oordeel over Haber
Haber vormt nog steeds een onderwerp van discussie. Zo zijn er in de laatste decennia een aantal uitvoerige biografieën aan hem gewijd. Er komt zelfs een film over hem.
Haber is het voorbeeld hoe wetenschap twee kanten kan hebben: het goede en het kwade verenigd in een persoon. Aan de ene kant de ontdekker van de ammoniak synthese voor de productie van kunstmest en aan de andere kant de promotor van de gasoorlog.

Was Haber een Duitse patriot die meende een oplossing te hebben zodat Duitsland de oorlog kon winnen? Ook als de methode indruiste tegen internationale verdragen. Het antwoord daarop is zonder meer ja. In tegenstelling tot die militaire leiders, die niets anders konden verzinnen dan hun troepen maar weer een zinloze aanval te laten uitvoeren tegen een versterkte stelling, heeft Haber iets nieuws geprobeerd. Het was uiteindelijk geen succes, maar dat weet men nou eenmaal niet altijd van te voren.

Of was hij een amorele wetenschapper, die als een moderne Faust zijn ziel aan de duivel had verkocht? Als die duivel Duitsland was, en de geallieerde propaganda stelde dat als zodanig, dan kan het antwoord daarop ook ja zijn. Of Duitsland dat ook zo ziet is natuurlijk een andere zaak.

Of was hij een ‘evil scientific genius’?, zoals hij nog altijd in de veelal Angelsaksische literatuur wordt geportretteerd. Haber was geen slecht mens zoals blijkt uit getuigenissen van vrienden, collega’s en voormalige medewerkers. Tot aan zijn dood bleef hij bijvoorbeeld bevriend met Albert Einstein, die wars was van het Duitse militarisme en later een icoon werd van het pacifisme.

Het oordeel over Haber zal altijd gekleurd worden door zijn werk voor de Duitse Krijgsmacht. Haber voelde het net als zo vele Duitsers als zijn plicht om Duitsland hoe dan ook aan de overwinning te helpen. Met plicht en patriottisme was hij grootgebracht. Hij behoorde bovendien tot de verliezende natie, waardoor het altijd gemakkelijk is om een negatief oordeel over hem te vellen.

Maar Haber kan echter moeilijk bij de ‘heiligen’ geclassificeerd worden. Hij past in hetzelfde rijtje van andere uitvinders van wapensystemen zoals Alfred Nobel (explosieven), Hiram Maxim (machinegeweer) en Robert Oppenheimer (atoombom). Voor al die wapenontwikkelaars geldt dat ze in het gezelschap verkeren van de leiders van de wapenindustrie, waar de producten uiteindelijk gemaakt worden, en de politieke en militaire bevelhebbers, die uiteindelijk beslissen over het gebruik.

Tot slot: de mening van zoon Ludwig Haber
In zijn boek ‘The poisonous cloud’ geeft zijn zoon Ludwig Haber, 52 jaar na het overlijden van Fritz Haber, het volgende oordeel over vader: ‘Een briljante geest en een uiterst energieke organisator, vastberaden en misschien ook wel gewetenloos’.

© Eric R.J. Wils

Bronnen
•Daniel Charles, Between Genius and Genocide. The Tragedy of Fritz Haber, Father of Chemical Warfare, London, 2005.
•John Cornwall, Hitlers wetenschappers. Wetenschap, oorlog en het duivelse pact, ‘
s- Gravenhage, 2004. Hoofdstuk 3 en 4 handelen over Fritz Haber en de gifgaswetenschappers.
•Ludwig Fritz Haber, The Poisonous Cloud. Chemical Warfare in the First World War, Oxford, 1986.
•Henry Harris, To serve mankind in peace and the fatherland in war. The case of Fritz Haber, German History, 1992, Vol. 10:1, p. 24-38.
•Dieter Martinetz, Der Gaskrieg 1914-1918. Entwickling, Herstellung und Einsatz chemischer Kampfstoffe, das Zusammenwirken von militärischer Führung, Wissenschaft und Industrie, Bonn, 1996.
•Fritz Stern, Fritz Haber: de wetenschapper als machthebber en balling, in: Fritz Stern, Droom en waan. Het drama van de Duitse geschiedenis 1850-1993, Amsterdam – Antwerpen, 1994, p. 91-118.
•Fritz Stern, Together and apart: Fritz Haber and Albert Einstein, in: Fritz Stern, Einstein’s German World, Princeton and Oxford, 1999, p. 59-164.
•Dietrich Stoltzenberg, Fritz Haber. Chemiker, Nobelpreisträger, Deutscher, Jude, Weinheim, 1994. Een verkorte Engelstalige versie verscheen in 2004 onder de titel Fritz Haber. Chemist, Nobel laureate, German, Jew, Philadelphia.
•Margit Szöllösi-Janze, Fritz Haber 1868-1934. Eine Biographie, München, 1998.

'Fritz Haber - De chemicus die gifgas introduceerde in de Eerste Wereldoorlog' is de tekst van de lezing gehouden op de Studiedag Eerste Wereldoorlog op 12 mei 2006. Deze Studiedag werd georganiseerd door de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog en de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam.


 © 2006 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur.
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk toestemming vereist van de auteur

  naar gifgas-pagina - naar homepage