naar gallipoli pagina - naar homepage


De strijd om de Dardanellen

De geallieerde maritieme operaties bij de Dardanellen
in 1915 (periode 19 februari – 25 april)

door Eric Boot

Al bij het begin van de Eerste Wereldoorlog had Churchill het idee geopperd om bij de Turkse Dardanellen met een Brits/Franse vloot een maritieme doorbraak te forceren om Constantinopel te veroveren. Turkije, zo was het idee, zou zich daarna uit de oorlog terugtrekken. De doorgang naar de Zwarte Zee zou dan vrijkomen en de geallieerden konden dan gemakkelijker dan via Siberië of Moermansk, oorlogsmaterieel leveren aan Rusland waarmee dit land Duitsland en Oostenrijk/Hongarije weer kon aanvallen aan het Oostelijk Front. Hieronder volgt een artikel over het verloop van deze maritieme actie.

Inhoudsopgave
Korte geschiedenis van het Ottomaanse Rijk
Het Turkse voorspel tot de Eerste Wereldoorlog

Het drama van de Dardanellen

De Britse hoofdrolspelers Churchill, Fisher en Kitchener
Het oorspronkelijke Dardanellen plan
Churchill aanvankelijk gesteund door Fisher en Kitchener
Kitchener en Fisher gaan akkoord met het plan
Onduidelijkheid en verwarring over de plannen
De maritieme aanval op 19 februari 1915
Nieuwe aanval op 24 februari 1915 – landingen op de Turkse kust
Een nieuwe hoofdrolspeler: generaal Ian Hamilton
De vlootaanval op de zee-engte van 18 maart 1915
Het verloop van de strijd
De landmacht wordt ingezet bij de Dardanellen-operatie
Conclusies
Nasleep

Korte geschiedenis van het Ottomaanse Rijk
Het eens zo grote Ottomaanse of Osmaanse rijk werd gesticht in 1299 door Osman I, de stamvader van de Ottomaanse dynastie. Het Ottomaanse rijk, dat bestond tot 29 oktober 1923 toen de Republiek Turkije werd gesticht, brokkelde in de loop der eeuwen geleidelijk af. Opmerking: in de navolgende tekst zullen de meer gebruikelijke begrippen Turkije en Turken worden gebruikt waar strikt genomen, gesproken zou moeten worden van Ottomaanse rijk en Ottomanen.

Catharina II van Rusland veroverde in de tweede helft van de 18e eeuw de Krim en de noordelijke oever van de Zwarte Zee op de Turken. De Zwarte Zee werd daarbij internationaal water waarbij de Dardanellen en de Bosporus de verbinding met de Middellandse Zee vormden. De Dardanellen vormen een zeestraat met een lengte van 65 kilometer en een breedte van 7 kilometer; het smalste gedeelte (de Britten spraken over ‘The Narrows’) is 1.600 meter.

In 1841, na dreiging van een Europese oorlog, sloten de grote Europese mogendheden een overeenkomst waarbij het machtsevenwicht nader werd gewaarborgd. Hierbij werd vastgelegd dat de Bosporus en de Dardanellen in vredestijd voor alle niet-Turkse schepen werden gesloten. Doorvaart moest bij de Turkse autoriteiten worden gemeld en goedgekeurd. De doorvaart van Russische vrachtschepen werd in de meeste gevallen zonder problemen toegestaan; de Russische vloot kreeg op enkele uitzonderingen na, geen toestemming en zat daardoor opgesloten in de Zwarte Zee.

Aan weerszijden van de Dardanellen, aan de kust van het schiereiland Galllipoli en aan de Aziatische kustzijde, waren hooggelegen forten gebouwd die deze zeestraat beheersten. Weliswaar waren dit forten uit een ver verleden maar bij het begin van de Eerste Wereldoorlog was hier onder leiding van Duitse adviseurs nieuwe artillerie geplaatst. Daarnaast was de stroming in de Dardanellen zeer sterk wat navigeren nogal lastig maakt. Het is duidelijk dat de betekenis van de staat Turkije, die deze Dardanellen doorgang beheerste, hierdoor sterk toenam.

Rusland was van oudsher de erfvijand van Turkije – tot aan de Eerste Wereldoorlog zijn er niet minder dan elf Turks-Russische oorlogen gevoerd. Van 1853-1856 woedde de Krimoorlog (ook wel de negende Turks-Russische oorlog genoemd) waarin Rusland onder meer opnieuw tegenover de Turken stond en waarin Florence Nightingale eeuwige roem oogstte en Rusland gebieden af moest staan. In de loop der tijd verzwakte het Turkije en gingen Turkse gebieden verloren; zo kwam bijvoorbeeld Egypte in 1882 onder Britse controle. Latere opstanden en oorlogen leidden tot het verlies van Turkse gebieden in Oost Europa waarna de Balkanoorlog van 1912-1913 het Turkse rijk in Europa reduceerde tot een klein gebied rondom Constantinopel. Rusland bleef de grote vijand van Turkije ook al vanwege voortdurende irritaties in de Kaukasus.

Het Turkse voorspel tot de Eerste Wereldoorlog
Tijdens de jaren 1900-1914 hadden de Duitsers hun invloed in het verzwakte Turkse rijk sterk weten te vergroten. Een grote Duitse militaire missie trainde in die jaren het Turkse leger en het Duitse Keizerrijk had met veel diplomatieke inspanning een vooraanstaande plaats in Turkije weten te verwerven.

De Britten daarentegen beschouwden dit rijk na de Balkanoorlogen als ‘de zieke man van Europa’ en het Turkse leger als zwak en van geen belang. Dit was, naar later bleek, een grote misvatting.

De Duitse invloed in Constantinopel (het latere Istanboel) nam nog toe toen in augustus 1914 het moderne Duitse slagschip ‘Goeben’ voor de ogen van de Britten door de Middellandse Zee en de Dardanellen naar Constantinopel voer, vergezeld door de lichte kruiser ‘Breslau’.

De Britten maakten inmiddels de fout om vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog twee kruisers die in Engeland werden gebouwd voor Turkije en die reeds waren betaald, in beslag te nemen en aan hun eigen vloot toe te voegen. Hierover ontstond grote woede in Turkije, temeer omdat het geld voor deze slagschepen voor een groot deel bijeengebracht was door de Turkse bevolking.
 
Pantserkruiser Goeben die tot 1966 in actieve dienst werd gebruik

Duitsland bood daarop de slagschepen ‘Goeben’ en de ‘Breslau’ aan de Turken aan. De Duitse bemanningen bleven gewoon aan boord. Alleen als zij aan wal gingen moesten ze in plaats van hun Duitse matrozenmuts een Turkse fez dragen.

Daarnaast had de Britse pers stevige kritiek op het barbaarse Turkse optreden tegen de christelijke Armenen. Hierdoor ontstond nog grotere woede in Turkije. Turkije koos dan ook de zijde van Duitsland. Dit gebeurde mede onder grote aandrang van de machtige Jong-Turken die in 1909 de toen regerende sultan hadden afgezet en sedert 1913 een soort dictatuur vormden.

Op 28 oktober 1914 voer de Duitse admiraal Souchon aan boord van de ‘Goeben’ met de Turkse vloot de Zwarte Zee in en bombardeerde uit machtsvertoon op eigen gezag de Russische steden Odessa en Sebastopol op de Krim. Het gevolg was dat Rusland op 2 november 1914 de oorlog verklaart aan Turkije. Op 5 november verklaren ook Groot-Brittannië en Frankrijk de oorlog aan Turkije.

Knap gespeeld diplomatiek spel van Duitsland gedurende meerdere jaren, de hautaine behandeling van Turkije door Engeland en het gedurfde optreden van de ‘Goeben’ en de ‘Breslau’ brachten Turkije dus aan de zijde van Duitsland.


Het drama van de Dardanellen
 

De Britse hoofdrolspelers Churchill, Fisher en Kitchener
Belangrijke spelers zijn aanvankelijk Churchill, die sinds 1911 First Lord of the Admiralty is: staatssecretaris van marine. Fisher die de First Sea Lord is: bevelhebber der zeestrijdkrachten.

Hij was dit al eerder van 1904 tot 1910 waarin hij de Britse vloot moderniseerde door invoering van de ‘Dreadnought’, het moderne slagschip, en de vervanging van steenkolen door stookolie als brandstof doorvoert, wat juist in Engeland een geweldige prestatie is.
 
Van links naar rechts: Winston Churchill, Sir John Fisher en Lord Kitchener

Fisher gaat in 1910 met pensioen maar komt in oktober 1914 weer terug op de post van First Sea Lord. En vervolgens was daar Lord Kitchener die in 1914 minister van defensie is geworden en bekend staat als degene die tijdens de Boerenoorlog (1900-1902) vrouwen en kinderen in concentratiekampen liet opsluiten.

Het oorspronkelijke Dardanellen plan
Al spoedig na het begin van de oorlog vat Churchill het idee op om bij de Dardanellen een maritieme doorbraak te forceren met de Brits/Franse vloot met als doel Constantinopel te veroveren. De verwachting was dat Turkije zich dan verslagen zou voelen en zich uit de oorlog zou terugtrekken.

Overzichtkaart van het strijdtoneel van de Dardanellencampagne

Hierdoor zou de doorgang naar de Zwarte Zee vrijkomen en de mogelijkheid ontstaan geallieerd oorlogsmaterieel te leveren aan Rusland die daardoor ook weer graan kon leveren aan de geallieerden. En wat Groot-Brittannië betreft zou er zekerheid rond het Suez-kanaal ontstaan.

Een belangrijke reden voor deze aanval op Constantinopel was gelegen in het feit dat aan het einde van 1914 aan het Westelijk Front een impasse was ontstaan. Opening van een nieuw front in het zuiden zou deze impasse kunnen doorbreken. Daarnaast zou het de neutrale Balkanstaten en Italië ontmoedigen zich bij Duitsland en Oostenrijk/Hongarije aan te sluiten. In strategisch opzicht leek dit dus een goed plan.

Churchill aanvankelijk gesteund door Fisher en Kitchener
Aanvankelijk werd Churchill gesteund door admiraal Fisher die zich later echter distantieerde van de plannen van Churchill om de doorbraak door de Dardanellen uitsluitend op te dragen aan de Royal Navy.

Ook Kitchener steunde het plan van Churchill, daarbij aannemend dat slechts beperkte steun van grondtroepen nodig zou zijn. Die grondtroepen zouden met zogenaamde ‘raids’ op de kust, de Turkse forten aan beide zijden van de Dardanellen na Britse beschietingen vanuit zee, definitief moeten uitschakelen.

Het moest dus een zuiver maritieme operatie worden. Alle eer zou bij het welslagen hiervan gaan naar Churchill en de Royal Navy. Dit gegeven riep bij Churchill een idée fixe op dat hem tijdens de operatie niet meer zou loslaten.

Op 25 november 1914 wordt het project door Churchill voorgesteld aan de Raad van Ministers in Londen, die, zonder het af te wijzen, zich echter niet erg enthousiast toont.

De kwestie wordt weer opgepakt in januari 1915, volgend op een interventie op 2 januari 1915 door Aartshertog Nicolaas van Rusland, die een Turks winteroffensief in de Kaukasus vreest. Hij dringt er daarom bij Engeland op aan om tegen de Turken op te treden en iets te ondernemen waardoor de Turkse druk op het Kaukasische front zal verminderen.

Nog dezelfde avond stuurt Lord Kitchener een telegram aan de Russische tsaar waarin hij toezegt dat er een ‘demonstration’ [een schijnbeweging, een afleidingsmanoeuvre] tegen de Turken plaats zal vinden, zonder daarbij te vermelden wat hij daaronder verstaat.

Al op 3 januari 1915 stuurt Churchill een telegram naar vice-admiraal Sir Sackville Hamilton Carden, commandant van de Britse Oost-Middelandse Zee vloot op Malta, met een verzoek om advies. Carden stond bij de marine te boek als een oude vermoeide, trage en behoedzame man. Het verzoek van Churchill beschouwde hij min of meer als een bevel en ging daarom in grote trekken akkoord met het voorstel om de doorgang door de Dardanellen uitsluitend met oorlogsschepen te forceren.

Door deze visie van Churchill werd de kiem gelegd voor veel tweestrijd over het verloop van de operatie tussen marine en leger die nog toenam tijdens de voortgang van de operatie en tot veel spanningen leidde bij de uitvoering van de strijd om de Dardanellen.

Churchill slaagt er op 13 januari in de British War Council in Londen met zijn plan te laten instemmen ondanks oppositie van Kitchener en Fisher die menen dat de marine deze klus niet alleen kan klaren vanwege het gemak waarmee de nauwe zeestraat met een breedte van 1.600 meter (niet voor niets wordt deze door de Britten ‘The Narrows’ genoemd) verdedigd kan worden door de Turken met mijnenvelden en kustbatterijen.
 
Overzichkaart Dardanellen met Turkse versterkingen, mijnenvelden etc.

Het plan bestaat uit vier delen:
1) Vernietiging van de forten met kustbatterijen bij het begin van de Dardanellen.
2) Vernietiging van de langs de Dardanellen gelegen forten op het schiereiland Gallipoli en op de Aziatische kust.
3) Daarna vernietiging van de forten bij het smalste stuk ('The Narrows') van de Dardanellen.
4) Daarna doorstomen naar de Zee van Marmara en naar Constantinopel.

Voorafgaand daaraan zouden door Britse mijnenvegers de Turkse mijnenvelden in zee worden geruimd en kleine landingen door mariniers worden uitgevoerd om de forten grondig uit te schakelen. In het hele plan kwam het Britse (land)leger dus niet voor!

Kitchener en Fisher gaan akkoord met het plan
Kitchener en Fisher gaan pas in principe akkoord onder de voorwaarde dat de expeditie inderdaad strikt maritiem zal zijn, terwijl zij er zich er wel degelijk van bewust zijn dat er geen overwinning verkregen kan worden zonder grondtroepen.

De overtuigingskracht van Churchill werkt echter aanstekelijk en op 26 januari slaagt hij er in ook de Fransen voor zijn visie te winnen ofschoon deze geen deel hebben gehad aan de uitwerking van dit project.

Uiteindelijk beloven Kitchener, zonder er echt in te geloven, en de Franse opperbevelhebber Joffre, enige eenheden grondtroepen ‘om de vlootoperaties te ondersteunen als die slagen’. Fisher, die een groot voorstander is van een landing op de Pruisische Oostzeekust, neemt daarna ontslag uit protest tegen het onttrekken van oorlogsschepen aan de Noordzeevloot.

Alhoewel strategisch goed doordacht, was het plan operationeel zeer riskant en kon het slechts slagen bij een minutieuze voorbereiding en een totale verrassing. Tegenover deze vereisten stonden bij de geallieerden ongelukkigerwijs slechts improvisaties, traagheid en compromissen.

Nog voor het begin van de operatie besluit Kitchener op 16 februari in Londen dat het Britse leger wél zou gaan deelnemen aan de strijd, zij het op beperkte schaal met kleine landingen, om de forten uit te schakelen na het scheepsbombardement.

Hij gaf order om de 29ste Divisie en de ANZAC (Australian New Zealand Army Corps) eenheden die in Egypte gelegerd waren, over te brengen naar het Griekse eiland Lemnos en zich voor te bereiden op een landing op de Turkse kust.

Admiraal Carden, commandant van de Oost-Middellandsezeevloot, wordt hierover echter niet geïnformeerd. Sterker nog, Churchill geeft in een telegram naar Carden nog eens aan dat het een maritieme zaak is om de doorbraak door de Dardanellen te forceren.

Onduidelijkheid en verwarring over de plannen
In feite lagen er in Londen nu dus drie plannen op tafel:
1) Een doorbraak door de marine en opstomen naar Constantinopel (plan Churchill).
2) Een gezamenlijk optreden van marine en landmacht met de nadruk op de marine-inspanning (Compromis Churchill - Kitchener).
3) Een landing door de landmacht met steun van de marine (plan Kitchener).

Het is te begrijpen dat, nu het in Londen al onduidelijk was wat men wilde doen, de commandanten/uitvoerders ter plekke, geheel in verwarring raakten.

De Dardanellencampagne vervalt dan ook in een serie episodes waarvan er geen een beslissend is. De eerste, specifiek maritiem zoals voorzien wordt gemarkeerd door een vergeefse operatie richting Bosporus en Constantinopel.
 
Brits-Franse vloot stoomt op naar de monding van de Dardanellen

Rond de mooie rede van Moudros op het eiland Lemnos, welwillend door de Griekse regering beschikbaar gesteld, verzamelt zich tegen het eind van januari een machtig eskader. Het omvat de uiterst moderne dreadnought Queen Elizabeth en de slagschepen Inflexible, Lord Nelson, Agamemnon, Irrisistible en Cornwall, waarbij zich vier oude Franse pantserschepen voegen: Suffren, Gaulois, Bouvet en Charlemagne, die bestemd zijn om met de massieve kracht van hun artillerie op te treden. Hieraan worden nog toegevoegd acht oudere Britse pantserschepen, vijf kruisers, 22 torpedoboten (waaronder zes Franse) en negen onderzeeboten (waarvan vier Franse). Rusland is symbolisch aanwezig met de oude kruiser Askold.

De maritieme aanval op 19 februari 1915
Deze enorme zeemacht stoomt op onder commando van vice-admiraal John de Robeck. Na enige keren uitstel begint de aanval op 19 februari 1915. Daarbij worden de forten Kum Kale en Sedd el Bahr aan de ingang van de zee-engte vanaf grote afstand, 8 tot 12 km, onder vuur genomen. Er wordt hierbij geen enkel resultaat verkregen, mede door Britse communicatieproblemen.
 
HMS Canopus bombardeert de Turkse forten

Ook hadden de Turken de verdediging kunnen voorbereiden omdat ze volledig van de plannen op de hoogte waren door gebrek aan geheimhouding van Britse zijde. Zo werden in Egyptische kranten uitgebreide beschouwingen gewijd aan troepenverplaatsingen en de aanwezigheid van ANZAC-troepen in Egypte. De in Turkije gestationeerde Duitse generaal Liman von Sanders krijgt het bevel over 60.000 man Turkse troepen in de regio en begint de verdediging van het schiereiland van Gallipoli voor te bereiden.

Nieuwe aanval op 24 februari 1915 – landingen op de Turkse kust
Ondanks alle problemen geeft admiraal Carden niettemin op 24 februari opdracht de forten in de zee-engte opnieuw onder vuur te nemen en de kustbatterijen te vernietigen. Van 27 februari tot 3 maart 1915 landen eenheden mariniers op de Turkse kust en boeken aanvankelijk enig succes. Maar de Turken, gewaarschuwd door de eerdere aanvallen, bieden hevige tegenstand.

Het grootste probleem voor de Britse schepen blijken de mobiele, snel verplaatsbare artillerie-eenheden van de Turken die, na het afvuren van de kanonnen, zich snel verplaatsen. Hier was de vuurleiding van de oorlogsschepen totaal niet op berekend.

Ook blijken deze mobiele Turkse artillerie-eenheden door hun verplaatsbaarheid de grootste dreiging voor de Britse mijnenvegers die bij een doorbraak de mijnen moesten ruimen voor de grote oorlogschepen.

Er wordt nog een poging gedaan 's nachts te gaan mijnenvegen maar dat mislukte. De Turken gebruiken zoeklichten, maar het gelukt de Britse oorlogsschepen niet die uit te schakelen en de mijnenvegers, omgebouwde gevorderde vissersschepen met civiele bemanningen, maken rechtsomkeert. Het gebrek aan voldoende goed getrainde mijnenvegers lijkt de achilleshiel van de maritieme operatie te worden.

Op 4 maart moeten de Britten zich weer terugtrekken. Toch bleven ze geloven in het welslagen van een landingspoging maar ze vergeten daarbij dat een verrassingsaanval niet meer mogelijk was en dat de Turken in allerijl versterkingen aanvoerden.

Een nieuwe hoofdrolspeler: generaal Ian Hamilton
Rond deze tijd komt een nieuwe hoofdrolspeler op het militaire toneel: generaal Sir Ian Hamilton. Hij was stafchef van Kitchener tijdens de Boerenoorlog en adjudant van koning George V. Hamilton wordt op 12 maart 1915, tot zijn eigen verrassing, door Kitchener benoemd tot commandant van de Mediterranean Expeditionary Force (MEF) die het schiereiland Gallipoli moet innemen.

Hij wordt mede gekozen voor deze functie omdat hij de meeste senioriteit in rang heeft wat in die dagen zeer belangrijk werd geacht. Zijn kennis van het strijdgebied is nagenoeg nihil en hij moet zijn informatie halen uit toeristische folders over de streek.
 
Generaal Sir Ian Hamilton (midden) commandant van de Mediterranean Expeditionary Force

De expeditionaire Britse strijdmacht bestaat uit vier divisies waaronder het Australian and New Zealand Army Corps (ANZAC) dat in Egypte aanwezig was en één Franse divisie, totaal 80.000 man. Het transport naar het eiland Lemnos, dat gelegen is in de Egeïsche Zee ten oosten van Turkije, wordt begin maart georganiseerd ondanks eindeloze discussies over de wijze van de inzet van deze troepen.

Griekenland biedt op 1 maart de steun aan van een Griekse divisie, wat Rusland afwijst uit vrees voor een eventuele Griekse militaire aanwezigheid in Constantinopel. Deze weigering veroorzaakt het aftreden van de Griekse premier en een toename van de Duitse invloed in Athene.

Er waren nu drie commandanten in de oostelijke Middellandse Zee: vice-admiraal Carden, die de ‘baas’ was over de Royal Navy en de daarmee samenwerkende Franse schepen, generaal Hamilton, commandant van de leger-eenheden inclusief de Franse troepen, behorende tot het Expeditie leger en generaal Maxwell, commandant van de vaste Britse legereenheden die ter bescherming van het Suezkanaal in Egypte waren gelegerd. Een aantal van drie ‘kapiteins op één schip’ moest wel problemen opleveren en aldus geschiedt in de loop van de tijd.

De vlootaanval op de zee-engte van 18 maart 1915
Admiraal Carden, inmiddels ziek geworden, wordt vervangen door admiraal De Robeck, wat in goede aarde valt bij de vloot. De Robeck krijgt instructie de aanval te hernieuwen zonder de grondtroepen af te wachten. Op 18 maart wordt een aanval gepland waarin de Royal Navy moet doorstoten door de Dardanellen die vooraf gegaan wordt door het optreden van de Britse/ANZAC en Franse legereenheden. Alle eer dus aan de Royal Navy naar het idée-fixe van Churchill!

De Robecks plan was als volgt:

de Dardanelen binnen te varen met:
- In de voorste linie de nieuwe Britse slagschepen en kruisers om buiten bereik van de Turkse forten deze te vernietigen.
- De oudere Franse slagschepen in tweede linie laten ankeren na het opstomen van de eerste linie schepen, die de forten onder vuur te nemen vanaf korte afstand.
- Een derde linie van pantserschepen en kruisers die de beide voorgaande linies doorkruisen en het karwei moeten afmaken.
- daar tussendoor stomen torpedobootjagers die op korte afstand afrekenen met de mobiele Turkse artillerie-eenheden, gevolgd door mijnenvegers die in relatieve veiligheid de mijnenvelden kunnen opruimen, waarna de vloot door de zee-engte (‘The Narrows’) zou kunnen penetreren in de Zee van Marmara met als  eindbestemming Constantinopel.
 
Voor een vergroting klik hier
Het strijdplan voor de vlootaanval op 18 maart 1915
(Klik op de plattegrond of hier voor een grote kaart)

De Robeck wist niet of negeerde het feit dat er maar weinig mijnenvegers beschikbaar waren, hetgeen een groot risico inhield bij het varen door de nauwe zee-engte.

Vice-admiraal Guépratte, commandant van het deelnemende Franse eskader, wilde echter zijn oudere slagschepen niet laten ankeren: dan waren zij ‘sitting ducks’ voor de Turken. Hij wilde liever, op korte afstand varend, de Turkse forten en batterijen onder vuur kunnen nemen. De Robeck accepteert dit argument en de Franse slagschepen en kruisers krijgen toestemming om op korte afstand de Turkse forten en batterijen te bombarderen.

De Franse admiraal verdeelt zijn schepen in twee groepen: één om de Aziatische kust, en één de Gallipoli kust te bombarderen. Stuurboord en bakboord! Bij de Aziatische groep wordt op verzoek van haar commandant, kapitein ter zee Rageot de la Touche, het oude slagschip de Bouvet ingedeeld. Over haar lot later meer.

Het verloop van de strijd
De aanval zal om 08:45 uur beginnen maar pas tegen 11:00 uur wordt het vuur geopend. Het gevecht krijgt het karakter van een immens artillerieduel. De forten van Medjidieh, van Chanak en van Hamidieh worden zwaar getroffen, maar de Turkse artillerie beantwoordt het vuur heftig en gaat steeds gerichter terugschieten.
 
Het Franse slagschip Bouvet

Ze weten de Bouvet zo te raken dat het schip precies om twee uur 's middags zinkt na het raken van een mijn. Binnen 45 seconden was het schip gezonken. Haar commandant verdween in de golven en met hem ca 600 man bemanning.
 
Slagschip Bouvet in zinkende toestand

Meer schepen lopen op een mijn of worden getroffen: de Gaulois, de Inflexible, de Agamemnon, Lord Nelson, Albion en Charlemagne maar die weten de schade te beperken.

Vanaf ca 14:00 uur loopt het echter helemaal het mis. De Inflexible loopt op een mijn en begint zwaar over te hellen terwijl de Irresistible, de Gaulois en de Suffren zware averij oplopen. Admiraal de Robeck besluit de aanval af te gelasten.

De mijnenvegers, zwaar onder vuur genomen door de Turkse artillerie, wenden de steven en slaan op de vlucht. Bij een poging van de Ocean om de Irresistible op sleeptouw te nemen, krijgt dit schip een treffer waarop zij stuurloos in een grote cirkel begint rond te varen. Torpedojagers snellen te hulp en nemen de bemanning over. Beide slagschepen, verlaten door de bemanning, zinken na enige uren.
 
Slagschip Irresistible nadat de bemanning van boord is gehaald en het schip is opgegeven

Het was het einde van de poging van de Royal Navy om op eigen kracht door te breken naar de Zee van Marmara. Om 17:00 uur laat De Robeck vanaf het vlaggenschip het sein ‘General recall’ hijsen en trekt de geallieerde vloot zich terug ofschoon er nog tien slagschepen beschikbaar zijn en het Turkse vuur verflauwt door gebrek aan munitie.
 
HMS Irresistible in betere dagen

Wat zou er gebeurd zijn indien de geallieerde vloot, ten koste van enkele aanvullende verliezen, had doorgezet en de weg door de Dardanellen open zou zijn gekomen? Men kan zich voorstellen dat het verschijnen van geallieerde oorlogsschepen voor Constantinopel, de Turken er onmiddellijk toe had gebracht de oorlog af te blazen. Het was dus kantje boord dat de aanval mislukte – met meer inzet had er een overwinning uitgesleept kunnen worden.

De landmacht wordt ingezet bij de Dardanellen-operatie
Van beëindiging van de operatie als geheel was echter geen sprake. Er waren beloftes gedaan aan de Russen, het Britse prestige stond op het spel en er stonden reputaties op het spel. Men bleef optimistisch volharden in het geloof in de goede afloop maar Churchill, Kitchener en Hamilton onderschatten de kracht van de Turken en overschatten die van de Britten, daarbij te veel rekenend op de vuurkracht van de resterende marineschepen.

Het was inmiddels wel duidelijk dat de landmacht moest worden ingezet. Tijdens een krijgsraad, op 22 maart gehouden aan boord van de Queen Elizabeth, wordt dan ook besloten, met instemming van Kitchener en Churchill (die daarover zeer ontgoocheld is) om Britse en Franse troepen aan land te brengen die de Turkse forten langs de Dardanellen moeten uitschakelen waarna de Brits/Franse vloot onbelemmerd kan opstomen naar Constantinopel.

Voor het verloop van deze geallieerde landingen op het schiereiland Gallipoli en de strijd die daarop volgde wordt verwezen naar het volgende artikel.

Conclusies
Alhoewel een strategisch goede visie was er geen doordacht en samenhangend operationeel plan geformuleerd. De politiek, waarbij met name Churchill moet worden genoemd, was niet ontvankelijk voor de bezwaren van diverse militairen die vraagtekens plaatsten bij de haalbaarheid van het plan.

Het besluit was genomen en de idée fixe van Churchill moest worden doorgezet: de Royal Navy moest de klus klaren. Daarbij werden de Turken in kracht onderschat en zou, zo dacht men, de machtige Royal Navy wel gemakkelijk naar Constantinopel kunnen varen.

Er was onvoldoende aandacht besteed aan informatie betreffende de posities en de sterkte van de Turkse kustverdediging en de capaciteit om de Turkse mijnenvelden te ruimen was beslist ontoereikend. De Royal Navy kon de klus dus niet alleen klaren, wat Churchill niet inzag.

Als gevolg van de mislukkingen bij de Dardanellen wordt Churchill op 26 mei ontslagen door de Britse eerste minister Asquith die hem niet dekt in de verdediging van zijn Dardanellenpolitiek.

Nasleep
Tegen het einde van de oorlog werd het Duitse slagschip Goeben overgedragen aan Turkije en ontkwam daarmee aan inbeslagname door de Britse marine. Het schip voer onder verschillende namen nog jarenlang bij de Turkse marine, aanvankelijk als vlaggenschip. Uiteindelijk maakte het schip zelfs deel uit van de NAVO!

In 1966 werd het na 60 jaar actieve dienst afgevoerd en toen aangeboden aan de West-Duitse Bondsrepubliek. In die jaren was men in Duitsland nog te zeer met de Tweede Wereldoorlog bezig zodat men hier niet op inging. Het schip is daarna gesloopt. Eén van de enorme bronzen propellers van de Goeben in nog te bewonderen in het maritiem museum in Istanbul.


 © 2007 - Eric Boot. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur.
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk toestemming vereist van de auteur.

DISCLAIMER All photos and other illustrations on this webpage are taken from  the public domain of internet. Any use of copyrighted images is accidental, and any such material will be promptly removed from this site upon notification from the copyright holder. 

  naar gallipoli pagina - naar homepage


eXTReMe Tracker