vorige brief | inhoudsopgave | volgende brief





 


Voor Yperen, den 31sten December 1914.

In München werden voor ons regiment twee kompagnieën gevormd, die geheel uit studenten bestonden, het waren de elfde en negende kompagnie. Er waren zeven ingenieurs, vier doctors in de letteren en drie artsen bij. Allen hadden een goede praktijk en een goede betrekking, maar zij hadden afstand gedaan van hun rang van officier, om te midden van ons als gewone soldaten te strijden.
Na vele dagmarschen door België kwamen wij den negenentwintigsten Oktober te Wijtschaete en geraakten onverwachts in een heftig artillerievuur. Dadelijk werden de elfde en negende kompagnie vooruit in het vuur gezonden. Eerst kwamen wij door een groot bosch, dat zich voor ons uitstrekte, en toen in een soort van moerasachtig land, dat door heuvels omgeven was. Tot een haag liepen wij door en zwermden toen uit. Een deel van ons moest verder vooruit. Toen de mannen door het dichte struikgewas kropen, knetterde een waanzinnig infanterie en machinegeweervuur los. Bijna allen sneuvelden. Een paar kwamen er met bebloede koppen terug. Er ontstond een stilte, een bang zwijgen, dat minutenlang aanhield. Allen waren we bleek als de dood. Maar er was één held onder ons, die zijn tegenwoordigheid van geest behield. Hij trok zijn sabel en riep: Denkt aan jullie akademische eer! Hij sprong voorwaarts en wij allen, allen ijlden hem na. De dappere moest zijn heldendaad dadelijk met den dood bekoopen!

Joseph Weidmüller













vorige brief | inhoudsopgave | volgende brief