naar homepage


Slagveld Col de la Chapelotte

Tekst Menno Wielinga - foto's Hans de Regt


Hemelvaartsdag. Het pad voert heuvelopwaarts door het bos naar de Franse frontlijn. Het is een schuldig bos, waar ooit duizenden mannen elkaar naar het leven stonden. Het bos toont ons de resten van de oorlog: granaattrechters, restanten van loopgraven, uitgehakte mijningangen die door een hekwerk afgesloten zijn. Een gat in de grond blijkt het fundament voor een naar boven gesleepte mortier.

Dit is een authentiek, ongerept slagveld. Maar oorlog is mensenwerk en daarom zal het slagveld, en daarbij de oorlog, langzamerhand vervagen; de natuur is sterker dan dit mensenwerk. Zonder hulp zal dit oude slagveld niet bewaard blijven voor volgende generaties. Wij moeten vrezen dat ooit een Europees fonds beschikbaar wordt gesteld om dit gebied weer in oude staat terug te brengen. Dit cultureel erfgoed, want zo zal men het dan uiteraard noemen, wordt dan natuurlijk aangepast aan de moderne tijd met een parkeerterrein, wandelpaden, bankjes, afvalbakken, richtingwijzers en informatieborden.

Zo’n slagveld heeft iets suggestiefs. Zodra je even afdwaalt van de groep voel je je plotseling erg alleen. Het lijkt alsof de wind in bomen stemmen laat horen uit het verleden. Wat is de realiteit: een stalen hekwerk over een diepe schacht. Het is de ingang van de mijn waar ooit de Franse luitenant Domatti de dood vond bij een mislukte poging twee kameraden te redden na een mijninstorting. Al die andere Franse en Duitse doden zijn ons onbekend – alleen luitenant Domatti wordt hier herdacht. Wie weet verder nog wie deze man was en hoe hij stierf?

Ongemerkt steken we het niemandsland over dat, zo te zien, hier niet breder zal zijn geweest dan 50 tot 100 meter. Er zijn veel resten te zien van Duitse onderkomens die opgebouwd zijn uit geprefabriceerde betonelementen. Ach ja, het is algemeen bekend dat de Duitsers hun verdedigingswerken altijd beter wisten in te richten dan de Fransen.

Het slagveld laat zich opnieuw gelden: uitstekend betonijzer wordt een grijpende klauw, een schietgat een boos oog, een rechtopstaand stuk ijzer een dodelijk wapen, een uiteengereten bunker een gemeen monster. En de diep uitgespitte loopgraven blijken ook nu nog moeilijk te nemen obstakels.

We duiken op een andere plaats het bos in. Na een glibberige afdaling is de beloning is een serie prachtig gelegen bunkers. Bunkers die in de loop der tijd zijn gereduceerd tot bezienswaardigheden die hun functionele betekenis hebben verloren. Het zijn overblijfselen uit een grimmig verleden, die zieltogend liggen te vergaan onder een dikke groene mosdeken.

Ook de Festung Schlangenburg, later in de middag bezocht, laat dit soort fraaie overblijfselen zien. Het is een Duitse versterking die uitkeek op het niemandsland van La Plaine: hooggelegen, vervallen, met een geheimzinnige sfeer tussen de laaghangende wolken.

Het is een uitgebreid complex, waarbij je je afvraagt welke logistieke moeilijkheden de Duitse bouwes moesten overwinnen bij het naar boven slepen van de benodigde bouwmaterialen.

Terug naar de Col de la Chappelotte. Het gaat regenen. We zien de restanten van een Duitse begraafplaats: een zestal Duitse grafstenen onder druipende bomen. Ze zijn ooit door steenhouwers vervaardigd uit grote veldkeien in een periode dat er nog voldoende tijd en aandacht werd besteed aan gesneuvelde militairen. Door een speling van het lot zijn deze stenen bewaard gebleven; andere zijn kapotgeslagen of gebroken. De hier rustende stoffelijke resten zijn in een ver verleden overgebracht naar een van de Duitse begraafplaatsen in de buurt.  Slagveld en begraafplaats – de dood verbindt beiden.  

De regen verandert het pad in een modderpoel die de zuigkracht van het voormalige slagveld ongeveer moet benaderen. We glibberen terug. Een op Hemelvaartsdag bijklussende draglinechauffeur kijkt verbaasd naar het verregende gezelschap.

© Foto's: Hans de Regt 

(Excursie WFA Nederland in de Noordelijke Vogezen - mei 2006)


  naar homepage